U heeft een tijdje niks meer van mij gehoord. Ik weet het.
Ik had graag anders gewild, maar de omstandigheden waren er gewoon even niet
naar. Soms gaan de dingen niet helemaal zoals je ze in gedachten had. En daar
kun je het dan zomaar verdomd druk mee hebben. Maar het einde van de misère is
in zicht. Sterker nog; na de maanden die achter mij liggen is alles een
vooruitgang. Het was even behelpen, het was even bikkelen. Het was even door de
bomen het bos niet meer zien. Maar inmiddels is het licht aan het end van de
tunnel feller dan ooit. Het wenkt, het roept. Het smeekt bijna of ik dichterbij
wil komen. En dat doe ik. Ik sjok, ik kruip. Maar ik maak meters. Het licht
wordt feller en feller. Ik hoor vogeltjes fluiten. Ik zie flarden van blauwe luchten.
Mijn eerste overwinning? Ik woon weer in een echt huis.
Het afgelopen half jaar heb ik in een caravan gewoond. Dat begon
in december, toen het nog niet eens zo heel koud was. Januari was Jan, Piet,
Joris en Corneel en die jongens van Bontekoe, qua niet zeiken en gewoon een
echte kerel zijn. Februari was, heel toevallig, volgens mij de koudste maand
van de afgelopen zesentwintigduizend jaar, maar daarna ging het beter. Caravans
zijn dan best cool moet u weten. Zonnetje erbij en je hebt het ultieme
vakantiegevoel. Maar het blijft natuurlijk behelpen. Zo’n hok is klein en je
mist toch een beetje de geneugten die het leven zo comfortabel maken. Even
onderuit op de bank liggen is zo’n ding. Mijn bank was een half jaar lang
precies honderdentwintig centimeter. Dat is geen liggen, dat is vouwen. Daar
hang je dan; met je net wat te dikke harses tegen het plastic raam geplakt, je knieën
strategisch onder de kin geplaatst. Geen doen. Serieus.
Nu ik weer in een echt huis woon moet ik wel enorm wennen.
Ik had geen toilet in mijn caravan dus stond een half jaar over de jonge
aanplant van de buurman te zeiken. De buurman die ik nú heb stond vanmorgenvroeg
best gek te kijken toen hij in zijn auto stapte. Ik heb hem netjes mijn excuses
aangeboden en een briefje op mijn slaapkamerdeur gehangen dat in een echt huis
dingen anders zijn. Ik hoop dat ik vannacht of morgenochtend een beetje scherp
ben, want vroeg of laat krijg je natuurlijk gelul. Snap ik best. Ook anders
zijn de afstanden die ik nu moet afleggen. Voorheen deed ik twee stappen en
liet ik mij behendig zakken op mijn veertig centimeter brede bed. Nu ben ik
voor mijn gevoel uren onderweg en eindig ik bij een volle hectare matras. Een
bed zo groot dat je serieus niet weet wat je ziet. Slaapgenot zover het oog
reikt. Ik spring en vlieg kilometers door de lucht voor mijn lichaam de zachte
ondergrond raakt.
Ik heb een huis met allemaal kamers. Soms maak ik broodjes
klaar, wikkel die in aluminiumfolie, en ga ik op tour. Loop ik vanaf de
bijkeuken -Ha! Een bijkeuken- via de ‘gewone’ keuken naar de huiskamer. Daar
aangekomen roep ik altijd even ‘echo!’ en dan kan het voor mijn gevoel zomaar
een kwartier duren voor het weer stil is. Na de hal en de toiletruimte (die ik vannacht
niet moet vergeten) ga ik de trap op. Ongeveer op de helft ga ik even zitten en
wikkel het folie van mijn broodjes. Als ik mij voldaan en uitgerust voel, vervolg
ik mijn expeditie op de bovenverdieping. Allemaal van mij en van mij alleen.
Meestal moet ik dan lachen. Hard en onbedaarlijk. U heeft een tijdje niets van
mij gehoord. Zullen we de draad gewoon weer op gaan pakken? Ik heb er inmiddels
de ruimte weer voor.