donderdag 3 november 2016

Het Laatste Maal..

‘’Ik zal nooit meer alleen zijn.’’ Sprak het mannetje zacht. ‘’Op een dag heb ik altijd een hand om te pakken als ik bang ben. Er zal dan altijd iemand voor me zijn.’’ Hij glimlachte even en zijn ogen fonkelden. ‘’Er komt een moment dat ik snap hoe het is om gelukkig te zijn. Dat ik lach naar het leven en zorgen wegwuif als ware het de grootste onbenulligheden. Ik zal de warmte voelen waar ik altijd zo naar heb verlangd. De warmte in mensen, in gebeurtenissen en vooral in de ‘gewone’ dingen.’’ Nu leken zijn ogen licht te geven. Er leek iets guitigs vanuit te gaan. Het kleine kind dat zich een plek naar buiten aan het vechten was. Wegduwende de muren en de voorzichtigheid -het wantrouwen- van het volwassen zijn.

Hij zweeg even en leek diep na te denken. Zijn vingers wriemelend aan het tafelblad, zijn lepel of de rand van zijn bord met soep . Zijn voeten schuifelden en bewogen. Ondanks zijn goede voornemens was het hem blijkbaar nog niet gelukt zijn nervositeit helemaal los te laten. Hij verhief zijn stem een beetje. ‘’Op een dag is samenzijn de norm. Mijn norm. Nooit kruip ik meer weg of verstop ik mij. Op een dag kijk ik naar degene, tegenover elkaar gezeten en roerend in een bord soep, met wie ik oud ga worden, de wereld ga zien, mijn leven ga beleven. Zelfs als het heel donker is zal er voortaan altijd ergens een punt van licht zijn. Soms misschien nauwelijks zichtbaar en heel ver weg. Maar ver weg van óns en niet meer alleen van mij. Samen zoeken we het licht weer op. In vol vertrouwen en wetende ons gesteund. Door elkaar.’’


Hij keek even naar zijn bord. En toen langzaam naar de overkant van de tafel. Daar zat niemand. ‘’Ik zal nooit meer alleen zijn.’’ Fluisterde hij. ‘’Op een dag deel ik alles wat ik heb te delen. Ik praat, oreer, vertel mijn verhalen. En ik luister. Ik luister naar jou en geniet van je stem. Ik hoor wat je zegt en mijn gedachten dwalen niet meer af. Nooit meer zal ik afdalen in de krochten van het sombere denken. Ik lach naar je en jij naar mij. Ik weet dat die dag gaat komen, ik weet het gewoon. Het is een kwestie van tijd. Ik moet nog heel even volhouden.’’ Niet lang na het eten  ging hij naar bed. Hij viel blij in slaap en werd nooit meer wakker. Hoopvol gestorven, met de mooiste dromen. De dood pakte zijn hand en onbenulligheden bestonden niet meer. Het kind in hem was uitgevochten. Verloor het van een volwassen realiteit. 

dinsdag 25 oktober 2016

De Imperfecte Perfectie..

Toen ik een week of twee geleden  wakker werd, was ik iemand anders. En dan niet in de trant van; ‘Goed geslapen, voel me een heel anders mens’ Nee, gewoon echt iemand anders. In de spiegel zag ik iemand die ik niet kende, zelfs nog nooit had gezien. Hij had meer haar en anders gekleurd bovendien. Mijn bruingebrande harses was er eentje die je ook in de Wehkamp-gids zou kunnen treffen. Of op tv, in programma’s waar uiterlijk wel degelijk telt. Ik zag er ineens verdomd goed uit, laat ik het zo zeggen. Mijn witte albino-pens had plaatsgemaakt voor een stevig wasbord. Ik kon nergens haar ontdekken waar dat niet zou horen. Mijn schouders waren breed, maar ook weer niet overdreven. Mijn rug was recht. Mijn donkere ogen twinkelden de wereld in. Ik zag er niet alleen heel goed uit, ik oogde zorgeloos en gelukkig.

Verder bleek ik een leven te hebben waar werkelijk niks aan mankeerde. Ik woonde ineens in een huis dat af was. Nergens zag ik klussen liggen of merkte ik mankementen op. Vol verbazing liep ik door mijn nieuwe onderkomen, dat gisteren nog mijn oude was geweest. Toen ik het rolgordijn opende en naar buiten keek, stond op de oprit een degelijke auto van Duitse makelij. Mijn kleine blauwe, dertienjarig oud, vierwielig zorgenkindje was vervangen door een grote bak met glimmend embleem op de grill. Zoekend naar mijn oploskoffie viel mijn oog op een espressomachine. Net toen ik een broodje wilde dubbelvouwen, met daartussen een plak kaas, zag ik een gedekte ontbijttafel met brood in een mandje, jus d’orange in een fancy glaasje en meer soorten bestek naast mijn bord, dan ik ooit in de la had gehad.


Van de één op de andere dag had ik alles wat iedereen wel zou willen hebben. Ik zag er goed uit, mijn leven kende geen problemen, sores of lastig te nemen beslissingen. Ik bleek al snel een graag geziene gast, verdomd sociaal bovendien. Of het God geweest is of één of andere hogere macht; iets of iemand vond het welletjes en beloonde mij met wat je gerust pure perfectie zou noemen. En geloof me, ik was er blij mee. Tot ik vanmiddag mijzelf tegenkwam. Ik parkeerde mijn kleine blauwe pruttelauto vlak naast mijn glanzende bolide. In het voorbijgaan keek ik mijzelf even aan. Zo te zien herkende ik mij niet, maar ik mij wel. Ik, of hij dus, knikte even. Ik keek mij nog even na, toen ik wat slungelig, met ietwat gebogen rug, mijn weg vervolgde. En weet u? Ineens miste ik mijzelf. Ik miste wie ik was en wie ik ooit was geweest. Ik was uniek. Met mij al mijn mankementen. Perfectie is voor paupers. De imperfecte perfectie ben ik. En ik krabde nonchalant wat aan mijn witte pens. 

donderdag 13 oktober 2016

Het Einde van Vroeger..

Vroeger was alles beter. Serieus. Weet u dat ík nog Sinterklaas heb gevierd, zonder dat er uitkeringsgerechtigden  op de achtergrond stonden te joelen dat Zwarte Piet discriminatie was? Echt waar. Vroeger kon dat gewoon. Toen dachten wij dat Zwarte Pieten Zwarte Pieten waren. Wij stonden er niet bij stil dat het klaarblijkelijk allemaal minderwaardige kudtnegers zijn, die zichzelf noodgedwongen onderwerpen aan de grilligheid van een akelige, ouwe blanke haatbaard. Kwam echt niet bij ons op. Zwarte Pieten waren helden. En grappig bovendien. Wat een heerlijke naïviteit, vindt u niet? Ook bestond de vuurwerkdiscussie toen nog niet. Je had oud en nieuw en de dagen daaromheen werd vuurwerk afgestoken. Hoorde er een beetje bij, zeg maar. Wisten wij veel dat je daar een meldpunt voor op zou kunnen richten. Waar je dan kunt klagen en zeiken over het feit dat er vuurwerk wordt afgestoken rond oud en nieuw. Stom he?

Vroeger werden speeltuinen volledig bestraat met betontegels. Van die grijze. Meestal 30x30 centimeter. Als je dan al spelenderwijs op je kleuterbek ging, dan had je daar wekenlang last van. Hoorde bij het leerproces. Dan wist je voortaan wat wel en niet verstandig was om te doen. In deze tijd leren kinderen helemaal niks meer. Want al die speeltuinen zijn voorzien van rubberen tegels. Je kunt zo vaak en zo hard op je waffel gaan als je wilt, maar je zult er nooit wat van leren. En waarom dat niet handig is, kom je uiteindelijk nog wel achter. Maar veel te laat dus. Kinderen horen hard op hun bek te gaan omdat ze daar wijzer van worden. Zo heeft de natuur dat ooit bedoeld. Rubberen tegels verstoren dat proces, met alle gevolgen van dien. Kijk maar eens om u heen; al die gasten tussen de 20 en 30 jaar zijn ongekende sukkels. Dat zeikt, zeurt en steunt bij alles wat misgaat. Geboren na 1990? U bent lachwekkend. U heeft er helemaal niets van begrepen hoe hard het leven soms kan zijn. En blijft dus maar piepen en zemelen. Om niks.

Als wij op de basisschool de leerkracht in kwestie met zijn voornaam aanspraken kregen we een knietje. Minimaal. Iedereen vijf jaar ouder níet met ‘U’ aanspreken, was vragen om problemen. Want vroeger schreef men ‘respect’ nog met een hoofdletter. En daar was niks mis mee. Dan wist je op welke plaats je stond. En vooral dat er nog flink gebikkeld moest worden om ook op die hoogte te komen. Tegenwoordig brult iedere boerenlul om respect. En velen nemen die roep om negatieve aandacht nog serieus ook. Vroeger kon je gewoon ongezien de tyfus krijgen met je grote bek. Tegenwoordig gaat men de dialoog aan, om maar niet kwetsend te zijn. Vroeger werd er flink in de rondte gekwetst. Want als je een lamlul was dan was dat gewoon zo. Aan jou de taak om van dat imago af te komen. Nu niet meer. Nu hebben ze rechten en moeten we voor hen openstaan. En dus is er geen enkele reden meer voor welke pauper dan ook, het anders te gaan doen.

Het is niet zo dat ik al heel oud ben. Maar ik ben van voor 1990. Dat wel. En dus weet ik hoe het was en zie ik de verschillen met nu. Ik hoor het verbale geweld van mensen die nog niets gepresteerd hebben, maar wel denken overal recht op te hebben. Een grote waffel is de norm, evenals oeverloos dom gewauwel om en over niks. Men stroopt de mouwen niet meer op. Niet enkel uit pure luiheid, maar ook omdat een koutje zo gevat is. Recht op alles, verplicht tot niets. Daar zouden mijn oude leraren wel raad mee hebben geweten. Vroeger dus, toen alles beter was en we nog ergens voor stonden. Ik ben niet oud, maar voel me dat soms wel. Ik kijk om me heen en wil het eigenlijk niet meer zien. En dat treft. Want dit houden we niet lang meer vol zo. We gaan hieraan ten onder. Ooit gaan we weer leren hoe het is om flink op ons bek te gaan. Nog één keertje. Vol en hard. Op die betonnen stoeptegels. Als teken dat het nu écht te laat is.


vrijdag 7 oktober 2016

Onderweg tot het Eind..

Het was een lange reis geweest. Niet zo eentje die je weleens op televisie ziet; met heel veel mooie plekken en prachtige vergezichten. Niet bepaald. Het is niet zo dat alles had tegengezeten of dat er geen mooie momenten waren geweest, maar het was onderweg niet meer dan een zoektocht geworden naar de eindbestemming. Overigens niet helemaal wetende hoe deze eruit zou zien. Dat was namelijk in geen brochure terug te vinden. Daar had hij zich dus zelf een beeld bij moeten vormen, maar het zou de reis meer dan waard zijn, zo had men hem verteld. En dus ging hij op pad.

Behalve een lange reis was het ook een vermoeiende geweest. Soms met het idee dat er nooit meer een einde aan ging komen. Andere keren ontspannen en gelaten om zich heen kijkend en de mooie dingen er tussenuit pikkend. De vervelendste momenten waren toch wel die, als hij dacht op de plaats van bestemming te zijn aangekomen, maar dit niet het geval bleek te zijn. Het gevoel in een pretpark in een lange zigzag-rij voor een attractie te staan. En als je er dan bent, na God mag weten hoeveel zigzag’s, er toch nog een nieuwe ‘zag’ is na, wat je dacht, de laatste ‘zig’.  

En die paar keer dat hij zijn spullen zelfs al had uitgepakt. Geïnstalleerd en klaar voor wat de mooiste en langste vakantie ooit zou worden. Klaar met reizen. Het onderweg zijn zat. Maar dan toch de boel weer moeten pakken en gedwee de reis weer aanvaarden. Weer die ontberingen, weer de monotone eenzaamheid van het langdurig van huis zijn. Zo lang, dat je ‘thuis’ al niet eens meer helemaal lekker voor de geest kunt halen. Lichamelijk en geestelijk moe. Soms in paniek uit het raam kijkend of dit wel de juiste bus of trein was. Maar onderweg stoppen, uitstappen en het erbij laten? Hij peinsde er niet over.


Abrupt werd er aan de rem getrokken, zo leek het. Met veel herrie en kabaal stopte de trein. Na het piepen van de metalen wielen op de rails, was het even stil. Was het hier? Voorzichtig keek hij uit het raam. Hij zag nog niets van het bijzondere dat hem voorgesteld was. Hij stond op, pakte zijn bagage en liep naar de deur. Het perron was leeg, er was verder niemand in de trein. Wacht, daar, een stuk terug, vlakbij de ingang van het station. Stond daar iemand? Hij liep die kant op. Steeds een beetje sneller. Toen hij slechts nog een paar meter verwijderd was, draaide zij zich om en keek hem aan. Ze glimlachte. ‘Heb je ver moeten reizen om mij te vinden?’ Vroeg ze. En ze pakte zijn hand.

zaterdag 10 september 2016

Het Groots Spektakel..

Kijk naar de maan en de sterren en denk aan hun grootsheid. Niet meer dan dat. Laat je daarin meevoeren en vergeet alles. Je moet niet alles willen weten, je hoeft niet altijd scherp te zijn of denken dat kennis je per definitie helpt. Dat doet het niet. Soms raakt het je ziel. Doet het pijn. Doezel weg in onwetendheid en haal de mooiste dingen denkbaar voor je. Zoek soms de geborgenheid in dat, wat jij graag wilt. Niet in hoe het is.

Kijk naar de zonsondergang en geniet. Volg het kleurenspel tot de voorstelling afgelopen is en de zwarte gordijnen van het duister zich sluiten. Morgen openen zij zich weer, om zo verder te gaan met de langstlopende opvoering ooit. Het was er al toen jij er niet nog niet was en het zal er zijn als iedereen je inmiddels allang vergeten is. Het is niet erg te weten dat je aanwezigheid slechts een aantal voorstellingen lang is. Als je in die tijd, jouw tijd,  maar zo nu en dan heel bewust kijkt.


Kijk naar het water van de zee. Luister naar het ruisen van de golven, die jou zo hun verhaal vertellen. Luister goed en denk niet het zelf beter te weten. Of luister gewoon om niets anders te hoeven horen. Volg de golven tot ze opspatten op de rotsen, onderaan de dijk. Kijk om niets anders te hoeven zien. Gewoon, heel even niet. Sluit je af, laat je gedachten drijven. In de ruimte, de kleuren van de zon of in de eeuwigheid van het water. Weet soms gewoon even niets. 

zaterdag 20 augustus 2016

De Verloren Onschuld

Het eindigde in een slachting. Na al het geweld van de afgelopen minuten leek de stilte, in al haar hevigheid, alles luidruchtig te overheersen. De adrenaline gierde door mijn lijf. Ik voelde me vies. Besmeurd. Een zweetdruppel baande zich een weg via mijn voorhoofd, naar mijn rechteroog. Ik voelde het gebeuren , maar was te wezenloos snel genoeg te reageren. Het in basis onaangename gevoel bleek een fijne manier mijn gedachten voor heel even te verzetten.

Om mij heen zag ik de dood. Overal waar ik keek. Of verminkingen die te gruwelijk zijn te omschrijven. De ellende, het leed. Wat had ik gedaan? Ik streek door mijn haar. Een wanhopig gebaar. De hand van een moordenaar. De hand die zoveel verschrikking had veroorzaakt. Ik keek naar de dode lichamen om me heen. Het bloed. Het zat overal. Het leek vormen te hebben. Of het gespat op de wanden, de vloer en zelfs het plafond mij een boodschap probeerde over te brengen;  M-O-O-R-D-E-N-A-A-R.


Geduld is mooi. Je inhouden bewonderenswaardig. Maar vroeg of laat gaat het mis. Uiteindelijk bereikt je incasseringsvermogen een eindpunt. En blijkbaar kan het dan gebeuren dat alle remmen losgaan. Alle opgekropte woede baant zich een weg door slechts een aantal minuten puur geweld. Overal bloed. Overal gruwel, dood en verderf. In kijk rond in een ruimte vol angstaanjagende ellende. Ik voel me ziek, zou willen kotsen. De afgelopen minuten waren niet zoals ik werkelijk ben. Maar God, wat heb ik een tyfushekel aan muggen.

zaterdag 9 juli 2016

Hey ho, let's go..

Het is zo goed als rond. Ik heb een huis gekocht in Friesland. Volgens recent onderzoek heeft 86% van u geen enkel idee waar Friesland ligt. Het lijkt me dan ook vrij onzinnig om te benoemen in welk dorp ik ga wonen. Het boeit u niet, u zou het op de kaart niet kunnen aanwijzen en verder maakt het ook niet zoveel uit. Ik ga weg en strijk neer op een plek die u nooit en te nimmer zelfstandig zou kunnen vinden. En ik ga u niet helpen, laat dat duidelijk zijn. Ik ga daar wonen voor mijn rust. Niet om achter de bank te hoeven springen en net te doen of ik niet thuis ben, als u met een kartonnen pak wijn voor de deur staat. Dat deed ik hier al te vaak.

Ik heb een vrijstaand huis gekocht met heel veel ruimte eromheen. Ik hou van ruimte. Ik heb straks nooit meer last van dronken tokkies die in aangelegen percelen zitten te zuipen, tot ze André Hazes mee gaan zingen. Ik heb op zich niets tegen André Hazes, maar wel als de teksten van deze man worden gescandeerd in de nachtelijke uurtjes door vadsige leiden wiens talenten elders liggen. Het is mooi dat je muurtjes kan metselen of straatjes kan aanleggen, maar dat maakt je nog geen vertolker van welk levenslied dan ook. Zeker ’s nachts niet, na anderhalf kratje Amstel.


Ik kan straks mijn auto parkeren waar ik wil. Voor mijn huis. Naast mijn huis. Achter mijn huis. Ik zou twaalf auto’s kunnen kopen puur en alleen om mijn vrijheid van parkeren te kunnen bevestigen. En misschien doe ik dat ook wel. Gewoon, omdat het kan. Zet ik mijn hele perceel – mooi woord voor ‘landgoed’-  vol met allerlei vehikels. Als enorme opgestoken middelvinger naar dom, Randstedelijk volk, dat nog altijd denkt alle wijsheid in pacht te hebben met hun te dure onroerend goed en bijbehorende, duurbetaalde, parkeervergunning. Etnisch profileren schijnt tegenwoordig niet zo kies te zijn. Prima. Maar kom op, wetenschappelijk gezien moet het toch een uitdaging zijn verstandelijk uitgedaagden, vrijwillig wonend in dichtbevolkte gebieden, onder de loep te nemen?

Dus dat je gaat onderzoeken wat mensen die voor acht ton een appartement in Amsterdam kopen precies mankeert. Of welk uit de kluiten gewassen pauperoord dan ook, in die contreien. Altijd maar godvergeten files, drukte aan je harses en dagelijks jezelf voor de gek proberen te houden dat vol heus niet echt vol is. Wat zijn dat voor lui? Hoe groot kan zelfhaat eigenlijk zijn? ‘Ja maar, we zitten overal zo lekker dichtbij.’ Flikker op. Rij eens met de auto van Den Haag naar Rotterdam. Ben je met een beetje geluk drie uur onderweg. Dichtbij ja, maar o zo ver. Trouwens, flikker teveel ratten in een glazen bak en je krijgt gelazer. Dus wat snappen die gasten nou niet? Maar lekker doorgaan zo. Ga daar vooral niet weg. Dat doe ik wel. Naar Friesland. Rust en ruimte. En héél veel auto’s in de tuin. 

maandag 20 juni 2016

De Bewustwording..

Wat heeft hem uiteindelijk gebroken? Wat is er gebeurd dat de dingen nu zijn zoals ze zijn? Nee; dat hij is zoals hij is. Het mannetje wist het niet en haalde even zijn schouders op. Voor niemand in het bijzonder, want er was geen mens die hem zag. Hij zat aan tafel in de keuken en dronk zijn koffie. Voor zich uit starend en zichzelf vragen stellend. Waarom kon hij niet de gewoon de dingen doen die hij wilde? Waarom waren de meest heldere dagen nog grauw en grijs? Waarom stond ook deze nieuwe dag hem nu al tegen? Net als die van gister, eergisteren en die daarvoor. En waarschijnlijk ook die van morgen.

Hij roerde doelloos in zijn koffie. Besefte dat hij in theorie niets te klagen had. Welnee, duizenden en duizenden mensen hebben het veel moeilijker dan hij. Die hebben pas reden tot klagen. Die mogen verdrietig zijn of niet zoveel behoefte hebben aan een nieuwe dag. Soms schaamde het mannetje zich dan ook. Misschien daarom dat hij er liever niet over sprak. Grote kans dat ze hem een zeur zouden vinden. En terecht! En het was zo al lastig genoeg. Laat staan als de mensen hem ook nog eens als een zeikerd zouden zien. Nee hoor, gewoon voor je houden. Dat is voor iedereen het beste.


Hij schonk zich een nieuwe bak koffie in. Nam weer plaats aan tafel. Roerde en staarde. Buiten scheen de zon. Dat kon hij zien door de kier in het gordijn. Had hij maar de kracht ze open te doen. Nee, ze met gordijnrail en al van het plafond af te trekken. Had hij maar het lef de ramen open te gooien en blij te zijn, de nieuwe dag in te kunnen ademen. Te ruiken, te proeven. Om vol overgave de nieuwe dag te plukken, wetende dat deze nooit meer terugkomt. Dat je ook deze dus gewoon weer moet vieren. Vol overgave en met alles wat je hebt. Het mannetje haalde weer even zijn schouders op. Voor niemand in het bijzonder.  

zondag 17 april 2016

De Bouwvallige Tweestrijd..

Nou. Het lijkt er dan toch op. Huis verkocht. Ik moet weg. Waarheen is nog niet helemaal duidelijk. Maar dat is toch altijd al een dingetje geweest bij me. Nog nooit zal het ‘waarheen’ van Mieke Telkamp zo terecht door de speakers van het uitvaartcentrum klinken, als tegen de tijd dat ik aan de beurt ben. Maar dat terzijde. Ik moet weg en dus ergens heen. Ik neem aan dat dat allemaal wel goedkomt. Nu eerst eens op mijn gemak verwerken dat alles anders gaat worden. ‘Nou nou, Wakend Oog’ doen we nu niet een beetje dramatisch? Neen, dat doen we niet. Want hey, ik had een pestpleurishekel aan dit kudthuis gekregen, maar het was wél mijn kudthuis. En mijn pestpleurishekel. Maar bovenal was het mijn plek. Hoezeer ik deze ook verafschuw.

Het is altijd een raar huis geweest. De goede herinneringen zijn op één hand te tellen. Hier binnenstappen is vragen om problemen. Ik geloof niet in spoken, maar dat er toch iets is dat van invloed kan zijn op van alles en nog wat, ga ik niet meer ontkennen. Hier tien jaar wonen maakt je twintig jaar ouder. Depressiviteit nestelt zich in al je genen als je hier een tijdje zit. Het is een huis met een eigen wil. Je kunt er aan opknappen en klussen wat je wilt, maar het heeft allemaal geen effect. Het zal er nooit veel beter op worden. Op donkere dagen heb ik hier weleens voor de deur gestaan en durfde ik bijna niet naar binnen. Het licht door de ramen leek dan op opengesperde ogen. De deur zou me opslokken en mijn kop zou nog een tijdje over de Facebooks dwalen als gedeeld bericht, met de vraag wie mij voor het laatst gezien had.


En nu gaan we dus afscheid van elkaar nemen. Tenminste, als het huis het wil. Het is tenslotte verkocht onder voorbehoud. Deze akelige berg stenen en rot hout kennende, is de strijd dus nog niet gestreden. Als het mij niet wil laten gaan dan ga ik niet. Dan gaat er van alles mis en zit ik hier misschien uiteindelijk de rest van mijn leven. Schilder ik jaarlijks de kozijntjes, los ik zaken op die ik al talloze keren heb opgelost en wenkt het naar me als ik op een donkere avond voor haar sta. Maar ik hoop natuurlijk dat het anders gaat lopen. Dat het me loslaat. Klaar is voor een nieuwe arme stumper die daar de mooiste jaren van zijn leven gaat verkloten. En tóch zal ik het missen. Mijn plek. Mijn herinneringen. Mijn kudthuis en mijn pestpleurishekel. Het ga je goed huis. En dat je ooit maar onverzekerd af moge branden. 

zaterdag 13 februari 2016

Lieve Valentijn..

Morgen is het Valentijnsdag. Ik heb daar wel wat mee. Ik doe op dit blogje soms misschien een beetje lomp en onbehouwen, maar uiteindelijk is dat natuurlijk allemaal grootspraak. Want ik heb iets met liefde. Ik vind het mooi en geef mij er graag aan over. En natuurlijk kent het pad der liefde niet zelden de nodige obstakels. Maar die neem ik. Gracieus en manmoedig. Soms, als het mooi weer is, ren ik naakt door groene weiden, de steel van een paardenbloem tussen mijn gebit geklemd. Ik denk aan haar en huppel mijn huppels. Als een sierlijk hert. Omdat het soms gewoon niet mogelijk is om liefde in woorden uit te drukken. Dan moet je het laten zien. Al die prachtige gevoelens, die wirwar van overdonderende emoties. Ik ren, ik lach, ik leef. Want ik ben verliefd.

Morgen is het Valentijnsdag en toevallig ook de dag dat het precies drie jaar geleden is dat ik mijn eerste straatverbod opliep. Ineens mocht ik niet meer bij haar door de brievenbus zeiken, ontlasting op de ramen smeren en andere uitingen van intense gevoelens in de lak van haar auto krassen. Ik heb het daar best nog wel moeilijk mee gehad. Van de week was er nogal ophef omdat er bij een voetbalwedstrijd een pop werd opgehangen van één van de spelers. Dat deed me denken aan die keer dat ik een aantal van die poppen bij haar aan de boeidelen had gespijkerd. Keurig haar naam, die van haar man en de kinderen in de kledij geborduurd. Dit laatste rekende de rechter mij behoorlijk zwaar aan. Ook een vrouw trouwens. Niet helemaal eerlijk dus.


Maar dit jaar is alles anders. Ik heb liefde gevonden. En dit keer is het die van mijn leven. Valentijnsdag is niet meer de dag dat ik terugdenk aan alle nare dingen die zijn voorgevallen. Ik was fout, had dingen anders moeten doen. Klopt. Maar vanaf dit jaar is het ook mijn dag. Ik doe weer mee. Ik heb chocolade gekocht. En bloemen. Ik weet weer hoe het is om iemand lief te hebben. Om van iemand te houden. Weet u dat ik al weken uitkijk naar de dag van morgen? Dat ik al tijdenlang bezig ben met allerlei voorbereidingen? Morgen wordt mijn dag. En die van haar. Want ik ben erachter gekomen hoe ze heet, waar ze woont en welke auto van haar is. Welkom in mijn leven liefje. Ik ga je een Valentijnsdag bezorgen die je nooit zult vergeten. Ik hou van je. En jij straks ook van mij.  

maandag 8 februari 2016

De Uiteindelijke Conclusie

Tuurlijk. Iedereen wil een normaal leven. En dat je dan zelf nog een beetje sleutelt aan de kaders van wat nou wel en niet normaal is, ach, daar zal ook niemand moeilijk over doen. Want wat voor de één normaal is zou tenslotte voor een ander best wat minder mogen. Of juist meer. Hangt er vanaf wat je normaal vindt. Daar zit een zekere bandbreedte in, zeg maar. En dat is mooi. Want vrijheid is blijheid. Maar toch schijn ik daar niet erg mee geholpen te zijn. Want ik schiet boven alle gemiddelden uit. Bij mij is niets normaal. Bij mij wil het maar niet lukken om datgene te bereiken wat eigenlijk bijna iedereen wel wil. Sterker en onder ons gezegd; wat ik ook wel had gewild.

Maar ik heb mij er inmiddels bij neergelegd. Het gaat niet lukken. Ik kan proberen en ik kan doen. Maar het gaat gewoon niet gebeuren. Blijkbaar ben ik uitgerust met een akelig soort gen wat voorkomt dat ik ooit zal vinden wat ik zoek. Ik ben als een blinde die gevraagd is met hele grote, stug rubberen handschoenen de glazenkast met de grootst mogelijke zorgvuldigheid leeg te ruimen. En dat niet alleen; ik moet ze stuk voor stuk afstoffen, door een teiltje water en Dreft halen en ze daarna op alfabetische volgorde weer terugplaatsen. Dat lukt dus niet. Al wil ik het nog zo graag. Al neem ik de grootst mogelijke voorzichtigheid in acht en doe ik nog zo mijn best. Alles gaat stuk. Alles gaat kapot.


Ik heb het geduld niet. Of mis gewoon de verstandelijke vermogens. Ik ben lomp en onbehouwen. In principe bedoel ik alles goed, maar het komt maar zelden lekker uit de verf. Ik ben zo wanhopig op zoek naar rust dat ik het er waanzinnig druk mee heb. En dan kun je een normaal leven natuurlijk wel op je bolle albinobuik schrijven. Niets is zeker bij mij. Er is niks dat vaststaat. Mijn gemoedstoestand is van een onnavolgbaar soort. Ik combineer ronduit asociaal, koud en kil gedrag met oprechte liefde. Van het één op het andere moment ben ik of de graag geziene gast óf juist degene waarvoor je de uitsmijter waarschuwt. Ik ben bang voor niemand en bang van alles. Of andersom. Maar vooral zou ik ontzettend graag een normaal leven willen leiden. Precies. Net als iedereen. 

zaterdag 6 februari 2016

Het Winkelend Geteisem..

Ik kom net bij de supermarkt vandaan en ja, ik ben dus bloedchagrijnig. En ja, dan kan ik weleens een beetje uit mijn slof schieten. Onredelijk zijn misschien. Maar nee, dat neemt dus niet weg dat we nu een aantal afspraken met elkaar kunnen maken. Gewoon wat dingen afspreken hoe we dat voortaan doen in een supermarkt. De eerste, en de belangrijkste regel is dat je verblijf in een winkel als deze zo kort mogelijk moet zijn. Daar ga je voor. Betekent dus bijvoorbeeld dat je nooit meer, en met nooit bedoel ik nooit, met je te grote lijf en je kudtkarretje in een pad gaat staan ouwehoeren met mensen die je kent. Of misschien ken je ze niet eens, maar heb je zoveel behoefte aan sociaal contact dat je bent gaan denken dat een supermarkt daar de geschikte plek voor is. Dat is het niet. Ga thuis gewoon dood, in alle eenzaamheid. Maar doe niet of het daar één of ander fuckin’ clubhuis is. Je blokkeert de paden, lamlul.

Kudt op, in de rij bij de kassa, met je gerag tegen mijn enkels met dat pleuriswinkelwagentje van je. Als je de lengte van zo’n karretje al niet lekker in kunt schatten is het, in mijn optiek, een godswonder dat je ooit je rijbewijs hebt gehaald. En dat ze je die gewoon niet afnemen. Als je al je sneue aankopen op de band hebt geflikkerd, is het dan echt zo moeilijk om even dat balkje achter je rotzooi te leggen? Zodat straks de kassière kan zien wat van jou is en van een ander? Die zit daar voor twee euro bruto per uur van alles en nog wat te scannen. Denk je nou echt dat ze aan jouw kop kan zien welke cholesterolverhogende troep van jou is en welke niet? Je treft het dat ik niet achter de kassa zit. Ik zou dat balkje anaal bij je ingebracht hebben als je zou lopen zeiken dat ik de verkeerde zooi aan het scannen ben, omdat jij te belazert was om dat balkje even neer te leggen. Met je grote bek.

En weet je wat het doel van een kassa is? Dat je afrekent. Dus op het moment dat je in de rij plaatsneemt kun je dat zien aankomen. Waarom wacht je dan met het trekken van je portemonnee tot de caissière het bedrag noemt? Of zelfs tot je de laatste boodschappen in je karretje hebt gelegd? Dan spoor je toch niet? De volgende keer dat ik je in de rij zie staan heb je pinpas, briefgeld of munten alvast tussen je tanden. Ik waarschuw je. En wat we ook niet meer gaan doen is, als de caissière het bedrag noemt, zeggen; ‘’Dat klopt niet.’’ Om vervolgens samen het bonnetje door te nemen en tot de conclusie te komen dat het wel klopt. Je waagt het niet he. Volgende keer reken je gewoon netjes af en je zoekt het elders maar uit. Maar niet meer in mijn godvergeten rij. Niet meer bij de kassa waar ik met mijn poffertjesporem sta toe te kijken hoe jij je druk maakt dat je 20 cent uitkering extra moet inleveren. Dat is sowieso gemeenschapsgeld en dus ook van mij. En mij maakt die 20 cent niet uit, pauper. Ik wil gewoon snel weg.


Een supermarkt, maar van toepassing op heel veel winkels, is een noodzakelijk kwaad. Daar moet je heen omdat het nog niet anders kan. Mensen die zeggen lol te hebben in ‘winkelen’ neem ik al niet serieus, maar gasten die supermarkten zien als een soort uitje zou je natuurlijk gewoon direct preventief moeten ruimen. Die staan toch alleen maar de evolutie in de weg. De enige gedachte die je moet hebben als je een winkel binnenstapt, is hoe daar weer zo snel mogelijk weg te kunnen. Daarvoor is efficiëntie nodig. Doordachtheid. Regels. Regels zoals hierboven gesteld. Lees dit betoog nog eens door voor u boodschappen gaat doen. Lees het nog eens héél goed door. Want ik ben er klaar mee. Dit kan zo niet langer. Weet dat en handel daarnaar. Want ik hou u in de gaten. Met een tas vol van die balkjes. De steigerhouten versie. 

donderdag 4 februari 2016

Ren Senna, Ren!

Mijn dochter gaat meedoen aan de Kika-run. Hoe cool is dat? Dan ben je zes en dan vind je het dus kudt dat er kinderen doodgaan aan één of andere vage ziekte. Ik ben met grote regelmaat trots op dat doorgaans nogal eigenwijze ding, maar hier scoort ze natuurlijk helemaal punten mee qua vaderlijke gevoelens. De Kika Kinderrun gaan lopen terwijl je ook gewoon chips kan eten op de bank, onderwijl een beetje te zitten Netflixen. Ik hoop niet dat ik hoef uit te leggen hoe ik in elkaar stak op die leeftijd. Het zou mij imago-technisch gezien niet helemaal de boost geven die mijn imago zou kunnen gebruiken, laat ik het zo zeggen.  Maar zij doet het gewoon.

ben ik dan wel helemaal eerlijk tegen haar geweest? Nee, dat ben ik niet. Ik heb haar uitgelegd dat kinderen soms ziek worden. En doodgaan. En dat er geld nodig is om ziektes uit de wereld te helpen. En dat mensen dan allerlei dingen organiseren om dat geld bij elkaar te schrapen. Zo doen grote mensen dat. En omdat zij ook graag groot wil zijn, zo werkt dat nu eenmaal met hen die nog klein zijn, wilde zij daar natuurlijk wel haar steentje aan bijdragen. En natuurlijk heb ik toen niet uitgelegd dat er geld zat is. Dat als wij, grote mensen, écht zouden willen er binnen nu en tien jaar nooit meer een kind dood zou gaan aan wat voor ziekte dan ook. Maar dat het voorkomen van dode kinderen dus geld kost. En geld vooral vet cool is om uit te geven aan jezelf. Of om als machthebbende prestige mee te financieren.


En dus rent dat kleine ding straks haar meters. Met het idee de wereld te veranderen. En trots dat ze is. Van alles bedenkt ze om geld binnen te harken. En ze is blij met alles. Stuivers, dubbeltjes. Alles telt. Ze maakt tekeningen voor de verkoop, bakt cake om her en der aan de man te brengen. Of doet een keer extra de afwas omdat daar nu eenmaal keiharde huishoudelijke prijsafspraken over zijn gemaakt. Want de wereld veranderen; laat dat maar over aan meisjes van zes. Die fiksen dat. Die geloven in de goede afloop. Die gaan nog ergens voor. De grotemensenwereld bestaat nog niet. Alles is op te lossen. Je moet alleen een beetje je best doen. En dat doet ze. Als zij haar best doet gaan er geen andere kinderen meer dood. En geeft zij de toekomst een draai. Blijf geloven. Ren Senna, Ren!