zaterdag 31 augustus 2013

De Strijd Gestreden..


Weet u nog, dat ik bijna een jaar terug aandacht vroeg voor een klein meisje dat ooit weer onzichtbare thee in kunststof kopjes zou moeten kunnen schenken? Omdat kleine meisjes dat nu eenmaal hoorden te doen? Maar ze was ziek en er was geld nodig. Geld om haar een kans te geven middels een behandeling in Amerika. Dus niet eens met de garantie dat het daarna goed zou komen. Nee, slechts een kans. Nou, dat geld kwam er. Hulde. Klasse. Uiteraard heb ik het verloop destijds een beetje gevolgd en het was mooi te zien dat er dus nog steeds mensen zijn die zich het leed van anderen aantrekken. Gaf hoop. De burger moed. U kent het wel. Eind goed al goed, want zo positief ben ik dan ook wel weer.

Dat moet ook wel. Want ik heb zelf een aantal kinderen. Waaronder eentje net iets jonger dan dit meisje. En ik kan mij er geen voorstelling bij maken wat het zou inhouden als één van hen zo ziek zou zijn. Hoe ik me daarbij zou voelen. Dat ze daar doodziek in bed ligt en dan evengoed nog naar je lacht, hoe beroerd ze zich ook voelt. Dat ze in al haar onschuld en onwetendheid haar verhalen vertelt. En voor haar morgen altijd bestaat. Er zijn duizenden redenen te bedenken waarom we trots moeten zijn op onze kinderen. Echt. Maar de belangrijkste reden is dat ze ons leren relativeren. Datgene dus, wat we ergens onderweg naar volwassenheid zijn vergeten.

Dat kleine meisje waar ik het over had gaat dood. Punt. Niks geen onzichtbare thee in kunststof kopjes. Nooit meer. Behandeling sloeg niet aan. Tussen nu en pak hem beet een maand of zes, staat er ergens een houten kistje met daarin keurig opgebaard een klein meisje wat tot het laatste moment niet heeft begrepen wat er aan de hand was. Niet wist dat er al heel snel geen morgen meer zou zijn. Ik ga niet proberen het verdriet te beschrijven van de mensen om haar heen, waarvan het verdriet toch niet te beschrijven is. Ik doe slechts nogmaals een beroep op u. Relativeer. Denk er eens over na wat echt belangrijk is. Leer iets van dat kleine meisje. Nu zij nog even is wie u ooit was. Schenk ik onderwijl voor haar de onzichtbare thee in. We nemen een niet bestaand koekje en we lachen. En pakken de hand van hen,  van wie we denken de volgende dag weer terug te zien.

dinsdag 20 augustus 2013

Revolutie!


Zo. Zijn we er klaar voor? Want het gaat beginnen. Ik voel het. Ik weet het gewoon. Alles wijst erop. We staan aan de vooravond van De Revolutie. Echt waar. En ik ben er klaar voor. Sterker, ik heb er zin an. Heb zelfs een beetje geoefend. Getraind, zeg maar gerust. Ik loop inmiddels de honderd meter in nog geen tien seconden. Met hooivork dus he, laat ik duidelijk zijn. Nou, ik geef het je te doen. In mijn schuur staat een guillotine. Een prachtig stukje huisvlijt al zeg ik het zelf. Het mooie is dat het ding demontabel is. Zodat ie straks makkelijker te vervoeren is. In de trein. Op weg naar Den Haag. Want daar gaat het dus gebeuren he, in Den Haag. Daar is het waar de dingen plots een heel andere wending gaan krijgen. Een bloederig rommeltje gaat het worden, dat wel. Maar zo werkt dat nu eenmaal met revoluties. Als je thuis gaat verbouwen begin je ook met slopen. Wordt het ook altijd even een puinzooi.  Zijn er ook momenten dat je denkt;  ‘Nou nou, moet dat nou, tjongejonge, kan dat niet anders?’ Maar uiteindelijk komt het altijd weer goed. Nah, zo gaat dat met revoluties dus ook.

Weet u wat mij een mooi moment lijkt? Nee? Ga ik u vertellen. Dat we met heel veel mensen daar op dat binnenhof staan. Beetje stenen gooien, u kent het wel. En dat er dan een politicus naar buiten komt die ons oproept tot kalmte. Zo’n guitig rijtje ME-ers ervoor, die wat onwennig en met opgeheven knuppeltjes en koddige rieten schilden de goede man tegen het plebs tracht te beschermen. De herrie die gemaakt wordt  is oorverdovend, maar toch probeert die meneer ons op andere gedachten te brengen. Door beloftes te doen waarvan we er al genoeg hebben gehad. Door beterschap te beloven zoals dergelijk biologisch afval altijd doet, als het weet de publieke opinie een klein beetje tegen te hebben. En dat dan iemand van ons zijn bazooka op zijn schouders legt. En nog even een slokje van zijn milkshake neemt voor hij de trekker overhaalt. Als een soort van startschot, maar dan in de ruimste zin van het woord. Dat er achter die rij ME-ers nog heel even een gast in zesdelig pak staat zonder hoofd. Met opgeheven vingertje. Zoals kippen nog even schijnen door te lopen als je ze het hoofd afhakt.

En daarna gaan we pas goed aan de gang. Een aantal vrijwilligers schroeft mijn portable guillotine in elkaar terwijl de rest op jacht gaat. Nee, ‘op jacht’ klinkt wat banaal. Zij roepen het bestuurlijke tuig tot de orde. Klinkt al heel anders. Dat ze dat doen door ze met grof geweld van het van angst ondergezeken pluche te slepen, is een ander verhaal. Argumenten telden al jaren niet meer voor dit soort volk. Een goed gesprek zat er toch al niet in. Onzin dus om ze nu netjes te vragen even mee naar buiten te lopen. Heeft geen zin. En eenmaal buiten komt het goed. Gewoon bikkelhard aanpakken. Even een voorbeeld stellen voor de volgende generatie politici. Laten zien dat het op een gegeven moment welletjes is. Dat we het niet zo hebben op leugenachtig tuig wat er enkel op uit is zichzelf te verrijken. Of hun graaiende vriendjes in de top van grote bedrijven. Kunt u mij nu misschien lomp en onbehouwen noemen, maar zij waren al vele jaren eerder van God los. De Moraal bestond allang niet meer. Niet zeuren dus, we gaan het gewoon doen. Ik ben er klaar voor. Heb er zin an. En u?

Van Geen Wijken Weten..

.

woensdag 14 augustus 2013

Het Grote Zomerleed..


Natuurlijk ben ik blij met de zomer. Lijkt me logisch. We hebben dik een jaar lang regen gehad. En kou. Heel veel kou. Ergens vorige zomer is het winter geworden en daarna heeft het er lange tijd naar uitgezien dat aan die meteorologische lijdensweg geen einde zou komen. En nu, sinds een week of wat, is het eindelijk zover. Zonnetje schijnt, de lucht is blauw en vogeltjes zingen vanaf de vroege morgen enthousiast hun lied. Het klinkt sterk, maar vanmorgen hoorde ik een mus die klassieker van Peter Koelewijn tjilpen. Vlak voor hij de daad bij het woord voegde en dood van het dak viel. Zo warm is het. Kunt u nagaan. Toch moet ik ook een kanttekening plaatsen bij dit zomerse weer. En dan niet zo van ‘Pff. Warm. Heet. Kan het niet wat minder?’ Nee. Daar hoort u mij niet over. Het gaat mij om het feit dat veel vrouwen zich zomers gaan kleden. En in een perfecte wereld zou dat allemaal niet zo erg zijn. Maar we leven niet in een perfecte wereld. Verre van dat.

In feite ben ik gewoon een seksistische klootzak. Komt omdat ik een man ben. En wij mannen zijn dat allemaal. Ook dus de mannen die zeggen dat ze het niet zijn. Ik zou zelfs durven beweren dat die het ergst zijn, maar dat nu even terzijde. Seksistische klootzakken hebben op zich geen enkele moeite met vrouwen die zich zomers kleden. Hoe zomerser hoe beter, zeg maar. Maar het punt is dat heel veel vrouwen niet begrijpen dat ze dat beter niet kunnen doen. Als ik mijn negen centimeter pure mannelijkheid ga verpakken in een kindermaat zwembroekje met tijgerprint, zou de wereld ongetwijfeld te klein zijn. Wat ik wel niet denk. Belachelijk en ronduit aanstootgevend. Maar vrouwen doen maar wat. Denken dat alles kan. En die persen zich dus vervolgens in kledij waarvan zij denken dat het hun vrouwelijkheid op positieve wijze accentueert. En dat zoiets allemaal maar kan, omdat het zomer is.  

Ik heb de afgelopen tijd de meest vreselijke dingen gezien. Zo erg, dat als je het thuis vertelt men je simpelweg niet gelooft. Ik heb enorme borsten zien vechten voor hun vrijheid. Gewoon, omdat ze die vrijheid roken. Binnen handbereik zagen. Normaal keurig op hun plek gehouden door een degelijke constructie van kant en Tata-Steel, nu losgelaten in slechts luttele vierkantedecimeters goedkope H&M stof. Ik heb kwabben van vet gezien die elkaar overlapten zoals een klein kind een kerstboom zou tekenen. Allemaal zichtbaar door te strakke shirts van bedenkelijke Chinese makelarij. Benen als heipalen, die uiteindelijk eindigden onder veel te korte rokken. Het roomwit van de met diepe putten gesierde huid, onregelmatig onderbroken door een wirwar van paarsgekleurde spataderen.  Kromme tenen met zwaar vergeelde nagels die mij aankeken vanaf de zachte ondergrond van hun Bristol slippertjes. Ik heb het allemaal gezien. Natuurlijk ben ik blij met de zomer. Maar dames, hou alsjeblieft een beetje rekening met de seksistische klootzakken onder ons. Laat ook voor ons de zon een beetje schijnen. We waren er zó aan toe.

woensdag 7 augustus 2013

Opvoedkundige Wijsheid..


Mijn ouders hebben hun uiterste best gedaan mij een beetje knap op te voeden. Respect en complimenten. Dat moet niet makkelijk zijn geweest, geef ik direct toe. Maar ze deden het toch maar mooi. En u mag het gerust weten, het resultaat mag er zijn. Ik ben verworden tot een ontzettend beleefde jongeman. Ik weet hoe het hoort. Wat wel en niet kan, en zo. Ik weet dat er meer zijn zoals ik, maar ben ook op de hoogte van het feit dat er heel veel mensen zijn die minder geluk hebben gehad. Qua opvoeding. En als het niet van die verschrikkelijk tokkies waren geweest zou ik nog met ze te doen hebben ook. Echt. Want je leven is nu eenmaal een stuk prettiger als je een degelijke opvoeding hebt genoten. Maakt de boel een stuk makkelijker. Opent deuren, zeg maar. En dat is mooi. Hadden mijn ouders goed bekeken.

Eén van de kenmerken van een beetje opvoeding is het feit dat U het woordje ‘U’ kent, en nog mooier, dat U het met enige regelmaat gebruikt. En dat doe ik dus. Want zo heb ik dat geleerd. Gaat een stukje respect van uit. Beleefdheid. Mensen met ‘U’ aanspreken is helemaal niet erg, raar of eng. Sterker, het is zelfs korter dan ‘Jij’ of ‘Jou’. Dus wat wil je eigenlijk nog meer? Uiteraard heeft men mij dat destijds op school proberen af te leren. Moest je wel ‘je’ en ‘jij’ tegen dat  lesgevende Groen Links-gekkie zeggen en hem of haar aanspreken bij de voornaam. Deed ik dus niet. Weigerde ik. Want zo had ik dat niet geleerd. Mijn gedrag op school was niet altijd om over naar huis te schrijven, maar er is geen leraar die kan zeggen dat ik het bloed onder zijn nagels vandaan heb gehaald op onbeleefde wijze. Ik was altijd netjes. Altijd correct. Nogmaals, van een beetje degelijke opvoeding is nog nooit iemand doodgegaan. Ik kan het een ieder dus rustig aanraden.

Maar wat schetst mijn verbazing toen ik van de week een folder van een bouwmarkt ontving? Dat Doe-Het-Zelf-tuig spreekt haar klanten wel gewoon met ‘je’ en ‘jou’ aan. Op arrogante toon wordt mij uitgelegd dat ik een bonnetje nodig heb om korting te krijgen. ‘Vergeet je bon niet als je naar de winkel komt!’ Aha, dus eerst ongewenst oud papier door mijn brievenbus persen en mij dan ook nog aanspreken alsof ik één of ander domme kleuter ben? Mij een beetje in mijn  eigen huis lopen te je-en en jou-en. Ow, en ook een mooie, ‘Kijk op onze site voor de overige voorwaarden.’ Wat is dat nou voor toontje? Nooit van ‘alstublieft’ gehoord? Uw hippe tekstschrijver kwam zomaar even niet op dat woord? De tiefus, stomme bouwmarkt.  Zoek het uit met Uw kudtbonnetjes en idem folder. Sterf met Uw ‘jij’ en ‘jou’. Ga dood of het onderwijs in, arrogant Buurman & Buurman gespuis. Probeer eens modern te doen met Uw prijsstelling in plaats van de basis van fatsoensnormen te verdoe-het-zelven. Mijn ouders zouden in elk geval trots op U zijn. En de Uwe wellicht ook. Alsnog. Mooi he?