In de auto zit ze naast me. In haar hand heeft ze een
rolletje papier geklemd. Er zit een lintje omheen. Een wit lintje. Een dun wit
lintje dat krult en lijkt te bewegen in alle richtingen denkbaar. Ergens aan
dat lintje hangt een briefje. Zowel dat briefje als dat opgerolde A-viertje
zijn voor mij, zo benadrukt ze een aantal keer. En of ik daar, straks, als het
mij uitkomt, even naar wil kijken. Ze zegt het bijna plechtig. Net zo plechtig
als dat ze het rolletje papier vasthoudt. Daarna kijkt ze nonchalant naar buiten. Naar
daar, waar de dag haar verloren strijd vecht tegen het opkomend duister. De
lucht is mooi. Tientallen
tinten roze kleuren de lucht en begeleiden ook deze dag weer respectvol de
geschiedenis in.
Ik kijk even naar rechts en probeer haar zo goed en zo
degelijk mogelijk in mij op te nemen. Nu is ze een kleine dame van acht, maar
de tijd gaat voort. Nu zit ze daar nog met een maaksel, speciaal voor mij, op
schoot. Onhandig friemelend aan krullend wit lint. Helemaal voor mij, en voor
mij alleen, is ze aan de gang gegaan. Ik
vermoed dat ze dat over vijf jaar niet meer zal doen. En over tien jaar is daar
al helemaal meer geen denken aan. Maar vandaag nog wel. Vandaag is de dag dat
ze aan het knutselen sloeg, op een gegeven moment dacht dat het goed genoeg was
en dat warrige witte lintjes haar doelen moesten accentueren of staven.
Amper thuis krijg ik het kleinood in mijn handen gedrukt. Ze
kijkt me hoopvol aan. Ik vermoed dat zij zich serieus afvraagt of ik een
oprechte mening heb over de kwaliteit van aangebodene. Want ze excuseert zich.
Dat ze geen stiften heeft gebruikt, maar alleen pen. En dat ze meer had willen
doen, maar daar geen tijd voor heeft gehad. Ik lees het briefje aan het lintje.
Daarna verwijder ik dat lintje van het rolletje papier. Ze heeft een boodschap
voor me gehad. Geschreven in letters zoals meisjes van acht dat doen. Veel van
het wit rondom de zinnen is opgevuld met onhandig ogende getekende hartjes. De
allermooiste hartjes die ik ooit heb gezien.
Natuurlijk uit ik mijn waardering. Natuurlijk zeg ik hoe
mooi ik het vind en hoe blij ik ermee ben. En dat ben ik ook echt. Sterker; ik
doe mijn best geen traan te laten hoewel ik deze het liefst de vrije loop zou
laten. Uit dankbaarheid. Uit blijdschap. Want je kunt lullen wat je wilt, maar
de wetenschap dat een kleine dame van acht jou de allerliefste vind, kun je
niet zomaar aan je voorbij laten gaan. Dat doet iets met je. Ze kijkt uit het
raam en staart naar de roze lucht en de laatste stuiptrekkingen van deze dag.
Ik kijk met haar mee. Nu friemelen mijn vingers onhandig aan wit krullend lint. Ik
zou de tijd voor altijd stil willen zetten. Op dit moment. Op deze dag.
Maar de tijd zet je niet stil.
Tijd is slechts bedoeld om je het besef van dit moment te
geven.
Maak daar nou godverdomme wat moois van.
.
Maak daar nou godverdomme wat moois van.
.