dinsdag 25 oktober 2016

De Imperfecte Perfectie..

Toen ik een week of twee geleden  wakker werd, was ik iemand anders. En dan niet in de trant van; ‘Goed geslapen, voel me een heel anders mens’ Nee, gewoon echt iemand anders. In de spiegel zag ik iemand die ik niet kende, zelfs nog nooit had gezien. Hij had meer haar en anders gekleurd bovendien. Mijn bruingebrande harses was er eentje die je ook in de Wehkamp-gids zou kunnen treffen. Of op tv, in programma’s waar uiterlijk wel degelijk telt. Ik zag er ineens verdomd goed uit, laat ik het zo zeggen. Mijn witte albino-pens had plaatsgemaakt voor een stevig wasbord. Ik kon nergens haar ontdekken waar dat niet zou horen. Mijn schouders waren breed, maar ook weer niet overdreven. Mijn rug was recht. Mijn donkere ogen twinkelden de wereld in. Ik zag er niet alleen heel goed uit, ik oogde zorgeloos en gelukkig.

Verder bleek ik een leven te hebben waar werkelijk niks aan mankeerde. Ik woonde ineens in een huis dat af was. Nergens zag ik klussen liggen of merkte ik mankementen op. Vol verbazing liep ik door mijn nieuwe onderkomen, dat gisteren nog mijn oude was geweest. Toen ik het rolgordijn opende en naar buiten keek, stond op de oprit een degelijke auto van Duitse makelij. Mijn kleine blauwe, dertienjarig oud, vierwielig zorgenkindje was vervangen door een grote bak met glimmend embleem op de grill. Zoekend naar mijn oploskoffie viel mijn oog op een espressomachine. Net toen ik een broodje wilde dubbelvouwen, met daartussen een plak kaas, zag ik een gedekte ontbijttafel met brood in een mandje, jus d’orange in een fancy glaasje en meer soorten bestek naast mijn bord, dan ik ooit in de la had gehad.


Van de één op de andere dag had ik alles wat iedereen wel zou willen hebben. Ik zag er goed uit, mijn leven kende geen problemen, sores of lastig te nemen beslissingen. Ik bleek al snel een graag geziene gast, verdomd sociaal bovendien. Of het God geweest is of één of andere hogere macht; iets of iemand vond het welletjes en beloonde mij met wat je gerust pure perfectie zou noemen. En geloof me, ik was er blij mee. Tot ik vanmiddag mijzelf tegenkwam. Ik parkeerde mijn kleine blauwe pruttelauto vlak naast mijn glanzende bolide. In het voorbijgaan keek ik mijzelf even aan. Zo te zien herkende ik mij niet, maar ik mij wel. Ik, of hij dus, knikte even. Ik keek mij nog even na, toen ik wat slungelig, met ietwat gebogen rug, mijn weg vervolgde. En weet u? Ineens miste ik mijzelf. Ik miste wie ik was en wie ik ooit was geweest. Ik was uniek. Met mij al mijn mankementen. Perfectie is voor paupers. De imperfecte perfectie ben ik. En ik krabde nonchalant wat aan mijn witte pens. 

donderdag 13 oktober 2016

Het Einde van Vroeger..

Vroeger was alles beter. Serieus. Weet u dat ík nog Sinterklaas heb gevierd, zonder dat er uitkeringsgerechtigden  op de achtergrond stonden te joelen dat Zwarte Piet discriminatie was? Echt waar. Vroeger kon dat gewoon. Toen dachten wij dat Zwarte Pieten Zwarte Pieten waren. Wij stonden er niet bij stil dat het klaarblijkelijk allemaal minderwaardige kudtnegers zijn, die zichzelf noodgedwongen onderwerpen aan de grilligheid van een akelige, ouwe blanke haatbaard. Kwam echt niet bij ons op. Zwarte Pieten waren helden. En grappig bovendien. Wat een heerlijke naïviteit, vindt u niet? Ook bestond de vuurwerkdiscussie toen nog niet. Je had oud en nieuw en de dagen daaromheen werd vuurwerk afgestoken. Hoorde er een beetje bij, zeg maar. Wisten wij veel dat je daar een meldpunt voor op zou kunnen richten. Waar je dan kunt klagen en zeiken over het feit dat er vuurwerk wordt afgestoken rond oud en nieuw. Stom he?

Vroeger werden speeltuinen volledig bestraat met betontegels. Van die grijze. Meestal 30x30 centimeter. Als je dan al spelenderwijs op je kleuterbek ging, dan had je daar wekenlang last van. Hoorde bij het leerproces. Dan wist je voortaan wat wel en niet verstandig was om te doen. In deze tijd leren kinderen helemaal niks meer. Want al die speeltuinen zijn voorzien van rubberen tegels. Je kunt zo vaak en zo hard op je waffel gaan als je wilt, maar je zult er nooit wat van leren. En waarom dat niet handig is, kom je uiteindelijk nog wel achter. Maar veel te laat dus. Kinderen horen hard op hun bek te gaan omdat ze daar wijzer van worden. Zo heeft de natuur dat ooit bedoeld. Rubberen tegels verstoren dat proces, met alle gevolgen van dien. Kijk maar eens om u heen; al die gasten tussen de 20 en 30 jaar zijn ongekende sukkels. Dat zeikt, zeurt en steunt bij alles wat misgaat. Geboren na 1990? U bent lachwekkend. U heeft er helemaal niets van begrepen hoe hard het leven soms kan zijn. En blijft dus maar piepen en zemelen. Om niks.

Als wij op de basisschool de leerkracht in kwestie met zijn voornaam aanspraken kregen we een knietje. Minimaal. Iedereen vijf jaar ouder níet met ‘U’ aanspreken, was vragen om problemen. Want vroeger schreef men ‘respect’ nog met een hoofdletter. En daar was niks mis mee. Dan wist je op welke plaats je stond. En vooral dat er nog flink gebikkeld moest worden om ook op die hoogte te komen. Tegenwoordig brult iedere boerenlul om respect. En velen nemen die roep om negatieve aandacht nog serieus ook. Vroeger kon je gewoon ongezien de tyfus krijgen met je grote bek. Tegenwoordig gaat men de dialoog aan, om maar niet kwetsend te zijn. Vroeger werd er flink in de rondte gekwetst. Want als je een lamlul was dan was dat gewoon zo. Aan jou de taak om van dat imago af te komen. Nu niet meer. Nu hebben ze rechten en moeten we voor hen openstaan. En dus is er geen enkele reden meer voor welke pauper dan ook, het anders te gaan doen.

Het is niet zo dat ik al heel oud ben. Maar ik ben van voor 1990. Dat wel. En dus weet ik hoe het was en zie ik de verschillen met nu. Ik hoor het verbale geweld van mensen die nog niets gepresteerd hebben, maar wel denken overal recht op te hebben. Een grote waffel is de norm, evenals oeverloos dom gewauwel om en over niks. Men stroopt de mouwen niet meer op. Niet enkel uit pure luiheid, maar ook omdat een koutje zo gevat is. Recht op alles, verplicht tot niets. Daar zouden mijn oude leraren wel raad mee hebben geweten. Vroeger dus, toen alles beter was en we nog ergens voor stonden. Ik ben niet oud, maar voel me dat soms wel. Ik kijk om me heen en wil het eigenlijk niet meer zien. En dat treft. Want dit houden we niet lang meer vol zo. We gaan hieraan ten onder. Ooit gaan we weer leren hoe het is om flink op ons bek te gaan. Nog één keertje. Vol en hard. Op die betonnen stoeptegels. Als teken dat het nu écht te laat is.


vrijdag 7 oktober 2016

Onderweg tot het Eind..

Het was een lange reis geweest. Niet zo eentje die je weleens op televisie ziet; met heel veel mooie plekken en prachtige vergezichten. Niet bepaald. Het is niet zo dat alles had tegengezeten of dat er geen mooie momenten waren geweest, maar het was onderweg niet meer dan een zoektocht geworden naar de eindbestemming. Overigens niet helemaal wetende hoe deze eruit zou zien. Dat was namelijk in geen brochure terug te vinden. Daar had hij zich dus zelf een beeld bij moeten vormen, maar het zou de reis meer dan waard zijn, zo had men hem verteld. En dus ging hij op pad.

Behalve een lange reis was het ook een vermoeiende geweest. Soms met het idee dat er nooit meer een einde aan ging komen. Andere keren ontspannen en gelaten om zich heen kijkend en de mooie dingen er tussenuit pikkend. De vervelendste momenten waren toch wel die, als hij dacht op de plaats van bestemming te zijn aangekomen, maar dit niet het geval bleek te zijn. Het gevoel in een pretpark in een lange zigzag-rij voor een attractie te staan. En als je er dan bent, na God mag weten hoeveel zigzag’s, er toch nog een nieuwe ‘zag’ is na, wat je dacht, de laatste ‘zig’.  

En die paar keer dat hij zijn spullen zelfs al had uitgepakt. Geïnstalleerd en klaar voor wat de mooiste en langste vakantie ooit zou worden. Klaar met reizen. Het onderweg zijn zat. Maar dan toch de boel weer moeten pakken en gedwee de reis weer aanvaarden. Weer die ontberingen, weer de monotone eenzaamheid van het langdurig van huis zijn. Zo lang, dat je ‘thuis’ al niet eens meer helemaal lekker voor de geest kunt halen. Lichamelijk en geestelijk moe. Soms in paniek uit het raam kijkend of dit wel de juiste bus of trein was. Maar onderweg stoppen, uitstappen en het erbij laten? Hij peinsde er niet over.


Abrupt werd er aan de rem getrokken, zo leek het. Met veel herrie en kabaal stopte de trein. Na het piepen van de metalen wielen op de rails, was het even stil. Was het hier? Voorzichtig keek hij uit het raam. Hij zag nog niets van het bijzondere dat hem voorgesteld was. Hij stond op, pakte zijn bagage en liep naar de deur. Het perron was leeg, er was verder niemand in de trein. Wacht, daar, een stuk terug, vlakbij de ingang van het station. Stond daar iemand? Hij liep die kant op. Steeds een beetje sneller. Toen hij slechts nog een paar meter verwijderd was, draaide zij zich om en keek hem aan. Ze glimlachte. ‘Heb je ver moeten reizen om mij te vinden?’ Vroeg ze. En ze pakte zijn hand.