woensdag 12 november 2014

Oeverloos Gezeik..


Weet je waar ik nou echt een pleurishekel aan heb? Aan op visite gaan. Echt. Mocht je nou echt een tiefushekel aan me hebben moet je me vragen een keertje bij je langs te komen. En dan doordrammen he, met één of twee keer ‘ik heb geen tijd’ geen genoegen nemen. Maar me steeds weer vragen zodat ik op een gegeven moment door mijn smoezen heen ben en wel moet. Uit beleefdheid. Omdat je me hebt laten denken dat ik niet anders kan. Dan heb je me. Serieus. Veel kwaaier kun je me niet krijgen. Sterker, daar kan ik dan echt dagen van wakker liggen. Dat ik bij je langs moet. Op je bank moet gaan zitten en naar je gezwam en gezemel moet luisteren. Ik heb daar gewoon helemaal geen zin in. Met je stomme kudtkoffie of je goedkope kudtbier. Ik ben weleens bij iemand thuis geweest die gewoon Grolsh op tafel zette. Urineer me dan gelijk in mijn waffel denk ik dan. En als je me blijkbaar weg wilt hebben waarom nodig je me dan uit? Kudtvolk.
Ik heb niet zoveel op met mensen. Raar volk is het. Onbetrouwbaar tuig. En bovendien zijn ze saai en vervelend. Gaan ze over hun werk vertellen bijvoorbeeld. Flikker toch een end op man. Met je grote verhalen. Is het je weleens opgevallen dat iedereen die een verhaal verteld daar zelf het beste uitkomt? Iedereen is een held en volgens de verhalen zijn ze altijd vlot en verbaal zeer gevat. Ze winnen iedere discussie en zijn zonder uitzondering net een stuk slimmer dan hun tegenspelers in het door hen gebrachte betoog.  Alle Nederlanders zijn slim, scherp en ware helden. Beetje zoals ze ook allemaal in het verzet zaten in de Tweede Wereldoorlog. Helemaal erg wordt het als ze namen gaan noemen. Net of jij weet hoe al die andere paupers heten waar dat stuk onbenul zijn geld mee verdient. Om nog maar te zwijgen van lieden die allerlei Engelse termen gaan bezigen. Maar dat volk heb ik in talloze eerdere blogs al genoeg afgezeken. Ik blijf niet aan de gang.
Helemaal gênant wordt het als ‘het vrouwtje’ zich met het gesprek gaat bemoeien. Vaak gaat ze dan tegen hem aan geleund zitten, de benen opgetrokken op de bank. Met een glaasje wijn in de verder niets kunnende klauwen. Let maar eens op, ze zitten allemaal hetzelfde. Maar daar heb je nou dus echt helemaal niks aan. Beetje lopen zeiken over hoe druk het is, een baan en kinderen. En als het helemaal tegenzit gaat ze over de kinderen lopen oreren. Hoe goed ze het doen op school. Of dat ze bovengemiddeld slim zijn. Want daar hebben we ook een overschot aan in dit land, bovengemiddeld slimme kinderen. Ik zie ze nooit, echt niet. De één kijkt nog dommer uit zijn ogen dan de ander, maar als ik de verhalen van ouders moet geloven wemelt het van de hoogbegaafde kindertjes. En hij maar meeknikken. De lul. De laffe Grolsh drinkende kloothommel.Maar ik pak ze altijd terug. Vroeger was ik daarin wat terughoudend, maar dat heb ik laten varen.
Ik heb de vervelende gewoonte altijd de bril onder te zeiken. Overal waar ik kom. Het is niet eens dat ik dat expres doe. Maar ik denk gewoon dat het is omdat mijn plasbuis niet helemaal parallel loopt aan mijn nogal fors geschapen kabouter. Foutje van de natuur. Mensen die hem van heel dichtbij hebben gezien heb ik er nooit over gehoord, dat er iets geks te zien was, maar je adem inhouden én bevindingen rapporteren is natuurlijk ook niet zo heel eenvoudig. Dus dat zegt niks. Feit is dat als ik mijn blaas ledig het alle kanten opspettert. Deed ik vroeger nog wel eens een schoen uit om de toiletbril met mijn sok te drogen, tegenwoordig pak ik dat anders aan. Met het handdoekje wat naast het fonteintje hangt. Of een sjaal van de kapstok geplukt. En natuurlijk is het niet veel. Natuurlijk maakt dat de Grolsh en het oeverloze gezemel van zo’n avond niet helemaal goed. Maar het is iets. En wedden dat ik na deze openbaring niet zo vaak meer op visite hoef? Heerlijk. Gewoon lekker thuis. Heineken drinken. En zeiken in de douchebak.

donderdag 6 november 2014

Aan de Wandel..


De kraag omhoog. De nek zo klein mogelijk gemaakt. Handen in de zakken. Het is koud. Akelig koud zelfs. De wind zet haar roep om aandacht kracht bij door zich met onregelmatige regelmaat van haar meest woeste kant te laten zien. De regendruppels zijn net niet koud genoeg om zich hagel te kunnen noemen. Na verloop van tijd doen ze pijn daar waar ze vallen en mijn huid direct raken. Of waar ze mijn kraag inkruipen. Langzaam maar gestaag. Pesterig bijna. Of ze met elkaar afspraken één voor één af te dalen om op die manier het effect -Het Moment- van koud water dat je nek inloopt, zo grotesk mogelijk te maken. Regendruppels gezeten op de rand van mijn jas, die applaudisseren en joelen als één van hen zich naar binnen laat zakken.  Het moet een hatelijke vorm van vreugde zijn, dat kan bijna niet anders.
Het is donker. Logisch, want het is midden in de nacht. Los gezien van het akelige gebulder van de wind en de regen is het stil op straat. Soms hoor ik een auto. Of het opspatten van water als de chauffeur wat te dicht de goten langs de stoepen meepakt. Maar verder weinig teken van leven. Zelfs de maan en de sterren laten vanavond verstek gaan. De lucht is zwart. Het is alsof je kijkt naar het oneindige. God schiep de aarde maar vergat de hemel. En dus was er niks. Geen licht. Geen leven. Zou de hemel de aarde zijn waarop je liep, viel je in een gat zo diep dat je ouder en ouder werd zonder ooit de bodem te raken. Je zou jaren je meest gruwelijke angsten uit kunnen schreeuwen, maar uiteindelijk doodgaan van ouderdom. Of van angst. Maar niet omdat je de bodem raakt en te pletter slaat. Waar je, denk ik, na een paar dagen vallen al naar zou verlangen. Om maar van de angst af te zijn.
De kraag omhoog. De nek zo klein mogelijk gemaakt. Handen in de zakken. Zo loop ik over straat, diep in de nacht. Het is koud, het regent. Ik weet niet wat mijn doel is. Ik heb geen idee hoe lang ik nog moet lopen. Ik wil nergens aan denken, maar mijn gedachten vechten en drammen om mijn aandacht. Ik loop op straat om niet thuis te hoeven zijn. Thuis, waar mijn riante huiskamer steeds kleiner leek te worden. Muren zich mijn richting op leken te bewegen. Met ogenschijnlijk het doel mij uiteindelijk te verpletteren.  Ik zet mijn stappen op route naar een lege geest. Naar rust. Ik negeer de kou. Ik doe net of ik de regendruppels niet hoor juichen als één van hen mijn kraag binnendringt. Ik voel me alleen, maar zou zelfs weg willen rennen van mijzelf. Of in het gat van de hemel willen springen in de hoop dat ik mijzelf niet naspring. De kraag omhoog. Handen in de zakken. Blijven lopen. Gewoon door blijven lopen. Ik heb het koud. Akelig koud zelfs.

woensdag 29 oktober 2014

Ode aan een Beroemde Onbekende..


Ik moet het gewoon ook niet meer doen, dat internetten. Je ziet dingen die je niet wilt zien en komt dingen aan de weet die je helemaal niet wilde weten. Bijvoorbeeld een oproep van een vader wiens dochter van dertien ineens dood was. Een verkeersongeluk. Meisje bleek geweldig getalenteerd te zijn waar het gaat om het bespelen van een piano. Volgens de oproep van de man wilde zijn dochter graag beroemd worden. Maar dat kon nu niet meer want ze was overleden. En of we allemaal even een filmpje wilde gaan kijken waar ze haar kunsten vertoonde. Zodat ze evengoed nog beroemd werd. En dat deed ik dus. En inderdaad; puik stukje pianospel. Maar geen weldenkend mens die daar nog de volle aandacht voor zou kunnen hebben. Ik niet in elk geval.
Want wat je ziet is een meisje dat nog niet eens goed en wel met haar leven is begonnen. En wat je hoort zijn klanken die je doen wegdromen. De weg vrij maken je gedachten te laten gaan. Over een kleine dame van dertien bijvoorbeeld, met nog een heel leven voor zich. Die ’s morgens de deur uitgaat om naar school te gaan. Zoals mijn dochters ooit zullen gaan doen. Voelt u hem al aankomen? Je ontkomt er niet aan he, als vader,  om linkjes te leggen. En dat komt dan verdomd hard aan. Want dat kan dus gewoon he? Dat je je dochter het ene moment nog staat uit te zwaaien en er niet lang daarna een agent voor je deur staat met slecht nieuws. En je leven nooit meer is wat het was. Jezus, wat zal dat aankomen. Wat zal dat een pijn doen.
Terwijl ik dit tik zit Anna, zo heet de dame in kwestie, haar spel te spelen. Op de piano in de huiskamer. Moeders op de bank. Ik zie ballonnen op de achtergrond. Blijkbaar was er wat te vieren. Geen enkel idee wat ze binnenkort staat te gebeuren, alles lijkt te zijn zoals het hoort. Zoals elke dag. Die van haar en die van ons. Vandaag is vandaag. En morgen zien we wel weer, maar er zal vast niet zo heel erg veel verschil zijn. Maar soms is dat dus wel zo. Zoals in haar geval. En dat van haar familie. Ineens kan alles anders zijn. Plots staat er een agent voor je deur. Of zit je in een ziekenhuis de hand vast te houden van een dierbare. Staar je naar slangetjes en ingewikkelde apparatuur. Of kijk je in je kast wat gepast zou zijn die dag te dragen, als je de liefde van je leven moet wegbrengen. Zullen we afspreken te stoppen met zeiken en zeuren om niks? Omdat morgen alles ineens heel anders kan zijn? Dat zou mooi zijn. Kijk maar naar Anna.

dinsdag 21 oktober 2014

Het Koloniale Tuigh..


Eerst vond ik die Zwarte Piet discussie maar onzin. Maar toen de discussie aanhield, feller werd, ben ik mij er wat meer in gaan verdiepen. En inmiddels schaam ik mij een beetje weet u dat? Dat ‘wij’ zoveel waarde hechten aan een feest waar zovelen mee gekwetst worden. Dat is toch erg? Wat zijn we toch een stel egoïstische hufters. Dus omdat wij sinds jaar en dag een feestje voor de kinderen vieren op de manier zoals wij dat doen, moeten we de ogen maar sluiten voor al het vreselijke leed wat sommigen onder ons is aangedaan? Vindt u dat zelf ook niet een beetje vreemd? En dan maar roepen dat Zwarte Piet niets met slavernij te maken heeft. Belachelijk. Achteraf  -dat soort inzichten krijg je helaas altijd pas achteraf- heb ook ik de akelig racistische blikken in de ogen van mijn dochter gezien, als we anderhalf uur in de kou stonden te blauwbekken, wachtend op de aankomst van Sinterklaas en zijn slaven.  Het akelige koloniale vijfjarige wicht. Wat ben ik toch blind geweest.
U zou eens moeten weten hoe erg het is als je achter- achter- achter- achter- achter grootouders slachtoffer van slavernij zijn geweest. Dan lult u wel anders. Een dergelijk leed is niet te beschrijven, laat staan te verdragen. Daar loop je dagelijks mee. Dat raakt je. Je voelt de pijn. Hoort bij wijze van spreken de kettingen rammelen. En dat allemaal door die akelige blanken. Wij dus. Dat er in die contreien destijds onderling ook een levendige handel was, doet niet ter zake. Net zoals het geen punt is dat anno 2014 er nog landen zijn waar slavernij welig tiert. Als nakomeling, en als drager van al dat vreselijke leed, is het onzin je daar druk om te maken. Beter kun je je richten op een kinderfeest. Veel effectiever. Heb je veel meer aan. Dan maak je pas echt een punt. En wij stomme blanke hufters gaan daaraan voorbij. Had ik al gezegd dat ik mij diep schaam, iedere dag weer, als ik mijn blanke hoofd in de spiegel zie? Sterker, walging is het.
Nou, en dat gevoel heb ik dus ook als ik Zwarte Pieten zie. En die schijnheilige kudtkop van Sinterklaas. Je ziet gewoon aan zijn harses dat hij geniet van zijn blanke superioriteit. De lelijke haatbaard. Dus ik snap de Pieten-haters wel. Ik sluit me bij ze aan. Zwarte piet is racisme. Punt. Maar als dit is opgelost gaan we verder; Clowns drijven de spot met roodharigen. Vuurtorens idem. Het dragen van een bril is een regelrechte aanval op nerds, puur om ze belachelijk te maken. Opsporing Verzocht met louter Marokkaanse verdachten is tendentieus. En kerstbomen zijn ook kudt. Tenminste, als je zou geven om alles wat groeit en bloeit. Maar eerst Zwarte Piet. Te beginnen bij mijn dochter. Een beetje tekeningen zitten maken voor De Donkere Onderdrukte. De trut. En rond lopen te bazuinen dat Zwarte Pieten lief en grappig zijn. De schijnheil. Gelukkig maar dat wij volwassenen er zijn om altijd alles te verkloten. Anders zou het toch zeker nooit meer goedkomen?

dinsdag 7 oktober 2014

De Liefdeloze Vergelijking..


Ik ben gek op de liefde. Op het gevoel dat alles anders is. Ik ben gek op liefde omdat het je dingen laat voelen die er normaal gesproken niet lijken te zijn. Dagen zijn mooier. De nachten onbeschrijfelijk. Je voelt je beter. Sterker. Grootser. Liefde geeft het vertrouwen in jezelf waarnaar je altijd op zoek bent. De liefde maakt je af. Als je de liefde hebt gevonden ben je klaar. Dan ben je een ander mens. Completer. Liefde laat je enkel mooie dingen zien. Het pakt je hand en neemt je mee door De Pracht van het leven. Zoals het leven zou moeten zijn. Zoals het eigenlijk is bedoeld. Ik ben gek op de liefde als ze mij op donkere wolken wijst en me enthousiast verteld hoe mooi ze zijn. De kleuren. Het lijnenspel. Die prachtige vormen. En het feit dat ergens daarachter altijd de zon schijnt. 
Ik ben gek op de liefde. Omdat liefde optimisme is. Liefde wijst naar donkere wolken en prevelt zachtjes in je oor dat zij het is die zich daarachter verschuilt. Liefde is de upgrade van je leven. Zelfs als je dacht dat je alles al had, pak je de liefde uit als het mooiste cadeau ooit gekregen. Je rukt aan het papier als een kleuter die voor het eerst Sinterklaas viert. Onstuimig. Nieuwsgierig. Compleet openstaand voor alles wat maar denkbaar is. En teleurstellingen bestaan niet. Liefde is nooit het cadeau wat je al had. Of waar je eigenlijk niks aan hebt. Liefde is altijd welkom. Het is weten wat je al die tijd hebt gemist, waarnaar je altijd hebt gezocht. Liefde is dat allerlaatste puzzelstukje. Liefde rondt alles af. Zet de punten op de i. De liefde eenmaal gevonden weet je alles. Dan heb je alles. Nee, sterker; dan ben je alles.
Ik ben gek op de liefde. Omdat het zo ontzettend lijkt op zuipen. Je ziet die fles drank en je voelt iets. Wat je voelt weet je niet, maar het is altijd sterker dan jezelf bent. Je gaat de uitdaging aan en schenkt je glas vol. En nog eens. En nog eens. Totdat de glazen niet meer te tellen zijn. Maar dat hoeft ook helemaal niet. Samen zie je dingen die je nooit eerder zag. Ze zijn mooi. En het volschenken van glazen staat gelijk aan het pakken van haar hand. Ze neemt je mee naar plekken waar je nooit eerder was. En als vanzelf zijn alle dingen beter dan ze ooit leken. Je lacht om het idee dat je je ooit alleen hebt gevoeld. De dagen zijn mooier dan ooit tevoren. En de nachten onbeschrijfelijk. Als die nacht voorbij is en de ochtend zich aandient is alles weer voorbij. En zit je met een kater. Ik ben gek op de liefde omdat het zoveel lijkt op zuipen. Maar vooral ben ik gek op zuipen. Omdat ik dan heel even écht begrijp hoe liefde zou moeten zijn.

woensdag 1 oktober 2014

Het Harige Gepeupel..


Lees ik net ergens dat spinnen dit jaar groter dan ooit zullen zijn. Want we hebben een warme winter gehad en dan gaan die krengen dus niet dood. Dat is wel een beetje een domper op de feestvreugde. Want ik heb een bloedhekel aan koude winters, maar met uit de kluiten gewassen spinnen heb ik helemaal niks. Op zich wel gek want als je het over echte mannen hebt dan heb je het automatisch over mij. Ik ben belachelijk zwaar geschapen, heb voor het laatst een traan gelaten toen ik drie was en ik boer en laat scheten wanneer het mij uitkomt. Maar ondanks al deze pure mannelijkheid heb ik het niet op beestjes met veel te veel pootjes, behaard bovendien. En verder zien ze er sowieso gewoon niet uit. Dat hangt daar maar een beetje dreigend in een hoek van de kamer spin te zijn. Laat zich zakken via draadjes die je niet kunt zien. Of wacht rustig in je wasbak op het moment jou een hartaanval te bezorgen. Sta je ’s morgens met je tandenborstel in de knuistjes geklemd, allerlei verwijfde kreetjes te slaken. Als echte man.
Het punt van die krengen is dat je je nooit helemaal op je gemak voelt als je weet dat ze er zijn. Zit ik tv te kijken zie ik in mijn ooghoek een groot zwart iets over het laminaat gieren. Spin-alert. Sterker, je ziet ze tegenwoordig niet alleen, maar je hoort ze ook. Of er acht naaldhakken tegelijkertijd over het bouwmarktlaminaat paraderen, zo groot is dat harige tuig inmiddels al. En dan kun je nog zo’n echte vent zijn, maar je trekt toch echt je voeten op de bank. Dat doe je gewoon. Omdat het idee dat het kreng via je voeten de pijpen van je huispak inkruipt, niet te verdragen is. Bij mij begint het dan ook gelijk te jeuken. Overal. Ik krab, schud en sla van me af. Je voelt je ongemakkelijk. Of je in een donkere verlaten steeg staat te pinnen, terwijl er twaalf Marokkaanse kansenjongeren met je mee staan te kijken.  Dat pint toch anders, ja toch? Nou, dat idee een beetje.
Spinnen zijn gewoon zwaar kudt. En is het u opgevallen dat ze steeds brutaler worden? Vroeger was het geluid van de stofzuiger genoeg om ze in beweging te krijgen. Maar ik had er laatst eentje die alleen maar even omkeek. Serieus. En daarna één van zijn vele poten naar me opstak. Ik vermoed zijn middelste. En gewoon blijven zitten he. Heel langzaam draaide hij daarna zijn harige kop weer terug en toonde zo aan zich weinig druk te maken. Ik drukte op de aan-knop van mijn Philips 2000 Watt, zoals Schwarzenegger dat zou doen als hij de trekker van zijn vernuftige schietwapen zou overhalen. Ik keek  heel cool, gromde er zelfs een beetje bij. Maar het maakte hem niet uit. Hij bewoog even dat grote lijf van hem, om mij demonstratief zijn harige achterwerk te kunnen laten zien, en dat was alles. ‘De tiefus met je kudtstofzuiger.’ Je zag het hem denken. En dan gaan ze dus nog veel groter worden de komende maanden. Slaan ze je straks met je eigen stofzuigerpijp de kamer uit. Je zult het zien. Het zit erop, we gaan eraan. De natuur wint. En geen stofzuiger die ons nog kan redden.

dinsdag 5 augustus 2014

De Strijd Gestreden..


Ik denk dat het gewoon komt om wie ik ben. Heeft allemaal te maken met karakter. Juist het gebrek aan dat laatste, wordt me nog weleens verweten. Dat ik mijn rug niet recht. Dat ik niet met de vuist op tafel sla. Of onvoldoende voor mezelf zou opkomen en niet krachtig genoeg ben. Uiteraard is dat niet helemaal waar. Als u het tenminste niet erg vindt dat ik dit zo zeg. Maar het is meer dat ik er gewoon geen zin meer in heb. Dat ik er gewoon klaar mee ben. Dan recht ik mijn rug en dan sla ik met mijn vuist op tafel. En dan? Verandert dat iets? Is morgen dan alles anders? Welnee. Dus ik kijk toe, hou me afzijdig en geloof het allemaal wel. Ik ben klaar met mijn strijd. Ik ben moe. En bovendien ben ik iemand die de zaken van nature nogal somber inziet. Ik denk dat het gewoon komt om wie ik ben. Dat het alles te maken heeft met karakter.

Toch moet u zich niet vergissen in mijn daadkracht. In mijn fantasie is deze namelijk van een soort waar je niet omheen kunt. In mijn fantasie sla ik met mijn vuist massiefeiken tafels doormidden als het moet. Daar kom ik niet alleen voor mijzelf op, maar voor alles en iedereen die wel een steuntje in de rug kan gebruiken. Ik ga het onrecht te lijf als een soort van superheld. Ik ben daar dan ook een graag geziene gast. Ik oogst lof en waardering. In mijn fantasie sta ik nooit aan de zijlijn. Ben ik nooit onzichtbaar. En daar weet ik ook altijd precies hoe te handelen en wat te zeggen in een bepaalde situatie. In het echt komt dat altijd te laat. ‘Had ik maar dit gezegd, had ik het zo maar gedaan..’ In die andere wereld ben ik de man. Daar ben ik de persoon die ik graag zou willen zijn of wie anderen mij aanraden te worden.

Over het algemeen bedoel ik het allemaal wel goed. Maar het komt er vaak niet zo lekker uit. Soms neem ik dromen uit mijn fantasie mee, naar deze wereld. Echt met het idee dat ik ze waar ga maken. Maar het wordt nooit wat. Ze smelten. Verdwijnen. Alsof de realiteit een andere atmosfeer heeft waar dromen, goede bedoelingen en mijn ideeën simpelweg niet kunnen gedijen. Haal in de zomer een handvol ijsklontjes uit de vriezer en ga ermee in de zon zitten. Zo voelt het als een rotsvaste overtuiging of geloof in eigen kunnen door je vingers wegsijpelt. Iedere keer weer. En dus hou ik me maar een beetje op de vlakte. Ik heb er allemaal niet meer zoveel tegenin te brengen. Ik zie het allemaal gebeuren en alles gaat langs me heen. Ik ben er klaar mee. Ik recht geen rug. Ik heb geen stem meer. Ik ben moe. Omdat ik ben wie ik ben. En dat heeft allemaal te maken met karakter. Of, zo u wilt, het gebrek daaraan.

vrijdag 1 augustus 2014

Dom Volk Vs. 2014..


Ergens begrijp ik het heus wel hoor. Je bent bang voor het leven. Je begrijpt er allemaal niets van. Je zoekt een houvast. Of je vindt het hier en nu gewoon kudt en kijkt uit naar betere tijden, dat kan ook nog. Maar meestal is het angst. Pure bangheid. Dat je het allemaal niet lekker aankunt, al die enge dingen in het leven. Dan zou het toch verdomd mooi zijn als er iets was wat alles zou kunnen verklaren. Zodat je daar zelf niet over na hoeft te denken. Noem het gemakzucht. Noem het luiheid. Te lui om zelf na te denken. Of onwetendheid he, kan ook nog. Niet bij machte verklaringen te vinden voor de dingen zoals ze zijn. En dan ga je dus maar geloven in een god. Zie daar het bestaansrecht van religie; angst en domheid.

Op zich is dat helemaal niet erg. Lekker laten gaan, niks aan doen. Lukt sowieso niet, verspilde moeite. Dat betekent namelijk dat je volwassen mensen moet duidelijk proberen te maken dat er geen alwetende man op een wolk is die ons allemaal in de gaten houdt. Die dingen doet lopen zoals ze lopen. Mensen die bij aanvang een dergelijke belevingswereld hebben ga je niet overtuigen. Echt niet, ga je niet redden. Bovendien ontneem je ze alle hoop. Alle hoop op beter. Maar wat je niet bij  ze wegneemt is die bangheid. De angst voor het leven. Het idee dat ze zelf zouden moeten gaan zitten bomen over de zin van het bestaan. Wat er trouwens niet is. Neem een geestelijk uitgedaagde zijn Hoeder af en er blijft geen spaan van ze heel. Of ik u zou vragen in uw blote reet op zaterdagmiddag de markt over te rennen. Zo ongeveer zouden zij zich dan voelen.

Ik heb mij er nooit zo druk over gemaakt. Iedereen moet maar lekker zelf weten hoe zijn of haar leven invulling te geven. Doen ze dat met een fantasie is het ook goed. Mijn zegen hebben ze, laat ik het zo zeggen. Maar ze laten het er niet bij he? Dat is het probleem. En dus staat zo’n beetje de halve wereld in brand. Omdat een groot deel van die gasten hun manier van denken  anderen de strot wil doordouwen. Erger nog, ze deinzen er niet voor terug diezelfde strot ervoor door te snijden. Of ze blazen zichzelf op. Of god mag weten wat die halfjes nog meer uithalen hun zin door te drammen. As we speak gaan er mensen dood omdat er lieden zijn die menen  juist te handelen in naam van hun favoriete sprookjesfiguur. Heel veel, bijna niet voor te stellen geweld en leed in naam van de Barmhartige. Zoveel  pure zwakzinnigheid is bijna knap. Als het niet zo verdomd triest was.

Maar inmiddels maak ik mij wel druk. Want het begint inmiddels ook het naïeve Nederland te raken. Randmongolen roepen in óns Den Haag op om alle Joden over de kling te jagen. Men zwaait met vlaggen van organisaties die het niet zo nauw nemen als het gaat om leven en dood. Op het Grote Enge internet moet je al helemaal niet zijn voor een beetje geloof, hoop en liefde. Daar roept men simpelweg op ongelovigen af te slachten. In foutloos Nederlands, dat dan weer wel. Terwijl u Goede Tijden Slechte Tijden zit te kijken wordt u een ongelovig varken genoemd. Of een hoer. En u vindt het allemaal best. Bang een racist genoemd te worden. Of gewoon omdat u niet beter weet en gelooft in de goede afloop. Of vertrouwen heeft in politici, die zeggen dat er niks aan de hand is. En die enge Wilders maar een lul is. Sta godverdomme op. Doe eens wakker worden. De tyfus voor religie. Voor dom, bang en onderontwikkeld kudtvolk. Tenminste, als uw  vrijheid u nog iets waard is. Het is vijf voor twaalf. En geen weldenkend mens zit te wachten op het vuurwerk dat om twaalf uur komen gaat.

Toch?

maandag 14 juli 2014

De Gevallen Held..


Ik zat laatst een weekend op zo’n vakantiepark. In een bungalow. Althans, volgens de folder is het een bungalow. In het echt is het een houten barak. Een met spaanplaat meubelen ingerichte schuur. Een beetje asielzoeker krijg je er niet in, laat ik het zo zeggen. Die gaat dan met opgestoken vinger allemaal dingen roepen over de rechten van de mens, en zo. Krijg je dat. Maar ik zat er dus wel. Omdat ook paupers weleens op vakantie willen. En dan kom je al snel op een dergelijk vakantiepark terecht. Omdat er verder geen ruk te beleven is pers ik mijn net iets te grote lichaam altijd in zo’n kunststof tuinstoeltje en ga ik naar de andere vakantiegangers zitten kijken. En man, wat kun je het dan nog naar het zin hebben. En wat had ik een geluk dat weekend. Tenminste, zo leek het.
Schuin tegenover mijn hok stond er eentje die tijdelijk werd bewoond door een stel rasechte tokkies. Ik ben gek op tokkies moet u weten. Prachtvolk is het. Mocht er ooit een soort van Beekse Bergen komen waar ze die gasten in hun nagebouwde natuurlijk habitat tonen, heb ik daar wel een paar tientjes entree voor over. Dat je dan blikjes Heineken naar ze mag gooien. En opwinding alom als je een foto maakt waarop het net lijkt alsof er een middelvinger naar je wordt opgestoken. Of dat ze dingen naar je roepen. Niet dat je het verstaat natuurlijk, maar cool is het wel. Dat je elkaar aanstoot en zegt; ‘ Wat lijken ze echt he?’ Nah, en nu waren het gewoon voor een paar dagen mijn overburen.  Ik bedoel, hoeveel geluk kun je eigenlijk hebben?
De alfareu van de roedel was een grote vent van dik in de veertig. Met heel lang haar. Geen matje meer maar een heuse loper. Uiteraard had hij een pens om trots op te zijn. Keurig afgekleed middels een voetbalshirt. Met daaronder de welbekende joggingbroek. En slippers. Van die kunststof dingen met een brede band over de witte sok. Blauw. Slippers van een tokkie zijn altijd blauw. Ik weet niet waarom. Hij had een vrouw mee die waarschijnlijk Anita heette. In elk geval zag ze er wel zo uit. En twee kinderen. Een dochter van een jaar of veertien met een tatoeage op haar arm. Los gezien van het feit dat het strafbaar is en je de moed maar op moet kunnen brengen, vermoed ik dat je aan twee Breezers meer dan voldoende zou hebben. Qua investering. En verder was er nog een jochie mee van een jaar of tien. Met een brilletje. En piekerig kort blond haar.
Dat jochie liep de hele dag om zijn vader heen. Wilde zijn aandacht. Probeerde hem te pleasen. Maar het effect was gering. Tokkie-vaders met grote pensen en lang haar hebben het niet zo op kleine ventjes met brilletjes. Voegt gewoon niet. En ik geef eerlijk toe; ik vond het ook maar niks. Het verstoorde ook een beetje mijn beeld. Pa was vooral bezig met de mensen om hem heen. Weleens gezien hoe een tokkie communiceert met anderen? Nee? Zonde. Het is oogstrelend. Zo lekker back to basic. Ze gaan dan altijd licht wijdbeens staan. De handen nonchalant in den zakken van de joggingbroek gestoken. En soms halen ze die hand eruit om even opzichtig aan hun geslachtdeel te zitten. Het is geen krabben, het is geen schikken. Het is gewoon even de vuist om het zaakje heen klemmen. Komt nog van vroeger. De aap met de grootste lul was de baas. En bij hun zit dat natuurlijke gedrag er nog in. Met dat gebaar laten ze hun gesprekspartner van dat moment weten superieur te zijn. Mooi he, de natuur?
Die avond was er voetbal op tv. Het Nederlands elftal. Ik had geluk. Hij nam in zijn vakantieschuur plaats voor het raam. Zijn bolle kop nog geen 30 centimeter verwijderd van de veel te kleine televisie. Gehesen in oranje t-shirt ging hij helemaal op in het spel. Schreeuwen. Brullen. Tieren. Ik dacht dat ik de meeste ziektes en verwensingen weleens eerder had horen benoemen, maar er ging een wereld voor mij open. Sowieso vind ik het altijd mooi als mensen tegen een tv praten. Doet me denken aan toen ik een jaar of vier was. En als de televisie uitging, ik wachtte op het moment dat al die kleine mannetjes via het snoer van de stekker op weg naar huis gingen. En nu keek ik naar iemand van dik in de veertig die er min of meer dezelfde ideeën op nahield. Brullen tegen een beeldscherm. Prachtig. Zit je dan als volwassen vent met veel te lang haar op een pauper-park lekker jezelf te laten gaan. Mocht die Beekse Bergen voor tokkies er echt komen raad ik de directie aan overal beeldschermen te plaatsen. Echt.
Maar ineens verdween die dikke kop uit mijn beeld. Daarna hoorde ik heel veel herrie. Alsof het vakantieverblijf een spontane zelfvernietiging was aangevangen. Een paar enorme klappen. Brekend spaanplaat leek het wel. Daarna hoorde ik geschreeuw. Een lichte stem. Van een jochie, schatte ik in.  Daarna nog meer herrie. En toen een huilen. Wat niet lang daarna abrupt stopte. De tv ging uit en daarna het licht. De volgende dag heb ik ze niet meer gezien. Eerst dacht ik dat ze uitsliepen. Maar later op de dag vertelde een andere buurman me dat ze al weg waren. Zijn vrouw had gezien hoe dat kleine ventje door zijn vader door dat hok werd geslagen. Zomaar. Ineens. Uit het niets. Het zal de spanning van de wedstrijd zijn geweest. Of het feit dat kleine brildragende kereltjes die hun vader adoreren niets te zoeken hebben in de wereld van rasechte tokkies. Ik voelde me naar. En dacht aan hun reis naar huis. Zou hij onderweg in de auto nog even zijn zak hebben vastgepakt? Om nogmaals te benadrukken dat hij de grootste lul had? En dus de baas was? Zou hij trots op zichzelf zijn geweest? Maar vooral dacht ik aan dat kereltje. Achterin de auto kijkend naar de rug van zijn held. Niet beter wetende.

 

 

vrijdag 23 mei 2014

Het Nieuwe Leven..


De zon heeft ook deze ochtend lak aan mijn verduisterende rolgordijnen. Volgens die gast van de bouwmarkt waar ik ze kocht waren ze die extra drie tientjes per rolgordijn meer dan waard. Maar dat was allemaal gelul. Hij heeft me genaaid of hij wist niet beter. Zodra de zon opkomt schijnt het licht opdringerig in mijn waffel. Het slaat tegen mijn voorhoofd, op mijn neus en tegen mijn kin. ‘Wakker worden’ Roept het. Kleine vuistjes van licht bonken op mijn oogleden. Net zolang tot ik ze wel moet openen. Weer veel te vroeg als echt nodig was. Maar toch lijkt het dit keer anders. Het licht wat zachter, het gebonk milder. Volgens mij is het zelfs wat later dan gister. Ik voel me uitgeruster. Opgewekter. Anders. Ik kan het zo één, twee, drie niet helemaal goed omschrijven.

In de badkamer steun ik met twee handen op de wastafel. In het donker zie ik de contouren van mijzelf in de spiegel. Net als iedere ochtend oogt dat wat onwaarschijnlijk. Ik lijk groter dan ik in werkelijkheid ben. Mijn schouders gaan mee in die fantasie van het duister. Ze ogen als twee kleine vleugels. De warrigheid van mijn haar creëert twee hoorntjes op mijn hoofd. Verder trekt de schaarse lichtval mijn hoofd uit verhouding. Met als resultaat een enorm hoofd op een te klein lichaam. In feite oog ik als een duivel met een aantal lichamelijke beperkingen. Althans, normaal gesproken. Nu lijkt het net even anders. Ik kan de veranderingen niet direct benoemen, maar het is niet zoals het altijd is. Ook niet als ik het licht heb aangeknipt. Geen lege ogen die me middels mijn spiegelbeeld dom aanstaren. Ik zie vrolijkheid. Ik zie optimisme. Ik zie glinstering. Leven. En verder een prachtig lichaam met daarop een knappe kop. Of in elk geval nu volledig in verhouding.

Alles is vandaag anders lijkt wel. Voor het eerst sinds tijden droomde ik vannacht niet. Ik lag niet in een ziekenhuis. Was niet ziek. Ik werd niet geopereerd en dus ging er niks mis. Geen artsen die elkaar vertwijfeld aankeken. Geen beelden van paniekerige lieden met groene gewaden en idem mondkapjes. Ik ging niet dood. Na jaren van onrustig dromen maakte ellende plaats voor niets. Dusdanig, dat niets ineens alles was. Het soort alles waar ik ooit zo naar uitgekeken had. Het alles wat de dingen zo anders zou moeten maken. En vandaag was het zover. Het licht was mijn vriend dat vriendelijk vroeg de dag aan te vangen. Mijn eigen beeld in de spiegel was helemaal zo gek nog niet. En de dromen over dat wat mis ging lieten verstek gaan. Omdat vanaf vandaag alles anders was. Zomaar ineens. Ik begon een nieuw leven. Het mooiste ooit geleefd. En ik liet vandaag eindelijk al het oude achter me.                                                                                                               

maandag 5 mei 2014

De Verkoopster van het Goede Nieuws..


Gezeten op de bank las ik op mijn tablet een verhaal over een man die de afgelopen twintig jaar helemaal was opgegaan in zijn werk. Hij had er alles voor gelaten. En wat hij had, aan de kant gezet. Hij was inmiddels gescheiden en zag zijn kinderen één dag in de week. Als hij tenminste niet hoefde te werken. Want dat ging voor, dat moest dan echt. Althans, zo voelde hij dat. Nou, dan had de man zeker wel een heel erg belangrijke baan? Welnee. Gewoon in loondienst bij gewoon zomaar een bedrijf. Wat hij deed zou in principe iedereen kunnen. Net zoals bijna alle banen trouwens. Je bent zo onmisbaar als je zelf denkt dat je bent. Aan het einde van de rit krijg je een pen, een lulverhaal van de baas en misschien wel een frituurpan. U kent die lullige cadeau’s wel. Maar je kunt wel zeggen dat je altijd een harde werker was. En goed voor de baas. Dat is mooi. Dat je dat kunt zeggen.
Ondertussen schoof mijn dochtertje de salontafel naar de hoek van de kamer. Geen zwaar werk want een model van de Ikea. Die hebben al de neiging zich te verplaatsen als je het raam hebt openstaan, maar dat terzijde. Eenmaal de hoek bereikt nam ze enige afstand om het geheel goed te kunnen beoordelen, om vervolgens het tafeltje nog een klein zetje te geven. Deze nieuwe positie was precies wat ze in gedachten had gehad, zo leek het. Daarna pakte ze uit een roze Curverbox een stapel papier. Tekeningen. En deze legde ze op dat tafeltje. Eerst met heel veel tussenruimtes. Maar hoe meer tekeningen, hoe kleiner de ruimtes werden. Tot ze elkaar raakten en uiteindelijk behoorlijk overlapten.  Ik vroeg wat ze aan het doen was. Ze keek me aan of het de stomste vraag was die ze ooit had gehoord. Toch was ze niet te beroerd me uit te leggen dat ze later tekenaarster wilde worden en ze nu alvast wat tekeningen ging verkopen.
Ik bestond niet meer en ze ging op de grond achter haar kraam zitten. Het was doodstil in de kamer. Ik zei niks en zij ook niet. Ze zat gewoon te wachten. Af en toe wierp ik een blik op mijn tablet waar die vent maar door ouwehoerde over zijn baan. En hoe belangrijk dat allemaal wel niet was. Maar vooral keek ik naar dat meisje achter die kraam. Die daar maar wat zat te zitten. Te wachten. Op klanten die haar tekeningen gingen kopen. In een verder volkomen lege huiskamer. Het leek haar niet te deren. Soms is er gewoon niet zoveel vraag naar tekeningen van vijfjarigen. Kan gebeuren. Dat is de markt, daar doe je niks aan. Op het moment dat ik dacht dat ik dan maar haar eerste klant moest zijn, stond ze op. Ze beende zich een weg naar de wandkast, pakte haar spaarvarken en plaatste die op de kraam. En ging weer zitten.
Een Ikea salontafel, in de hoek van de huiskamer, gevuld met zelfgemaakte tekeningen. Met daarachter een klein meisje. Wachtend op klandizie. Zich blijkbaar beseffend dat de markt soms niet zo heel erg wild is. En geduld noodzakelijk. Met in het midden van die tafel een vrolijk kijkend spaarvarken. Klaar om alle inkomsten in ontvangst te nemen. Nu stond ik op, liep langs haar kraam en vroeg wat een tekening van een onhandig ontworpen kasteel precies moest kosten. Dat wist ze niet. Ik bood een euro, zij wees op haar spaarvarken. Deal. Ik ging weer zitten en zij ging verder met wachten. Nog heel lang moet ik zeggen. Misschien is geduld wat makkelijker op te brengen als je kind bent. Omdat je nog echte dromen hebt. Ik wist dat ik dit beeld nooit meer zou vergeten.  Dit misschien wel het mooiste was dat ik ooit had gezien. En ik moest denken aan die harde werker uit het verhaal op mijn tablet. Ik, ooit als ik oud ben, met mijn herinneringen. En hij met zijn pen en frituurpan. Doe ik het allemaal toch niet zo heel erg verkeerd, denkt u ook niet?


maandag 24 maart 2014

Nederland Oh Nederland..


Ik moest van de week op het hoofdkantoor van een groot bedrijf zijn. Dat probeer ik altijd een beetje te vermijden. Is namelijk niet helemaal mijn ding. Maar soms is er geen ontkomen aan, kun je niet anders. En dat is zonde want ik hoor daar helemaal niet. Ik heb daar niets mee. Ik weet niet precies wanneer het is geweest, maar ik kan u verzekeren dat het ooit, op een dag, helemaal mis is gegaan met grote bedrijven. Wat dat betreft zijn ze tot op zekere hoogte best wel een afspiegeling van onze huidige maatschappij; Ziek doch lachwekkend. En vooral niet meer te redden. Ik moest daarheen voor een bijeenkomst. Ik zeg ‘bijeenkomst’ omdat ik er zelf geen ander woord voor heb. Maar hun noemen dat een ‘event’. Dat klinkt namelijk heel cool. Er staan dan ongemakkelijk zittende stoeltjes in de zaal en er is een heus podium. En daar, op dat podium, komen mensen allerlei dingen vertellen. En soms moet je dan klappen. Of dingen roepen. Zo enthousiast mogelijk.

Er klonk heel harde muziek en toen kwam de directeur van het bedrijf het podium op rennen. Hij verscheurde een A-viertje met daarop de naam van een concurrent. Direct daarna rende iemand hem achterna. Die deed hetzelfde.  Twee bedrijven hadden hun deuren blijkbaar moeten sluiten. En daar het vestigingen van een concurrent betrof was dat reden voor heel veel vreugde. Als ik zoiets hoor denk ik altijd aan de mensen die op straat staan. Maar wel gewoon hun hypotheek moeten betalen. Schoolgaande kinderen hebben. En dus vanaf heden nogal een probleem hebben. Maar daarom hoor ik dus ook niet thuis bij dit soort bijeenkomsten. Want heel veel gejuich om me heen. Applaus. Enthousiast gejoel. Vinden we natuurlijk prachtig, mensen die naar de kloten gaan. Hoe meer hoe beter. Harder die muziek, heel veel harder. We hebben tenslotte iets te vieren, nietwaar?  
Kan het beschamender? Ja hoor, net zo makkelijk. Een Brit die een zaal vol Hollanders toespreekt. In zijn taal. En die stomme Hollanders maar proberen daar een touw aan vast te knopen. Wedden dat die gasten op verjaardagfeestjes wel lopen te klagen over buitenlanders die zich moeten aanpassen? Dat het eigenlijk een plicht zou moeten zijn dat iedereen gewoon Nederlands spreekt? Maar nu even niet dus. Alles wat de man zegt vinden ze mooi. Ze klappen en juichen. En dan moet de hele zaal opstaan. Om elkaar een high five te geven. Serieus. U gelooft me vast niet; ‘Kom kom, Wakend Oog, dat maakt U de kat maar wijs, en zo’. Maar echt, ik ben erbij geweest. Ik zag het gebeuren. En ze deden het he. Allemaal. En daarna riepen ze,  in het Engels natuurlijk, dat ze goed waren. Vond ik ook trouwens. Namelijk in het kweken van dikke pensen en vroegtijdige kaalheid. Maar ook daar zaten we vast niet helemaal op één lijn.  Zoals we dat de  hele dag niet meer zaten. Ik mis de Hollandse nuchterheid. Mensen die de handen uit de mouwen steken zonder overal een wetenschap van te maken. Of die denken dat Engels lullen je slimmer maakt. Nog een keer gejuich in de zaal. Ik fluisterde ‘ongezien de tyfus’. Zo enthousiast mogelijk.

vrijdag 14 maart 2014

De Blijvende Verbazing..


Raar. Altijd als ik denk dat het niet gekker kan, het dieptepunt wel een beetje is bereikt, blijkt het toch nog beroerder te kunnen. En daarna denk ik toch altijd weer dat er nu echt niets meer is wat me nog kan verbazen. Of mij zou kunnen raken. Maar u snapt het al he? Het houdt nooit op. Het wordt steeds gekker. Steeds beroerder. En ik blijf me dus wel degelijk verbazen. Iedere keer weer. En zo las ik vandaag over een meisje van twaalf. Pleegde zelfmoord omdat ze al jarenlang (!) gepest werd. Dan lul je toch niet meer? Ik heb het bericht verder niet gelezen. De kop zei me genoeg. Dan weet je al dat verder lezen weinig zinvol is. En bovendien kan ik er niet zo goed tegen. Ik heb het niet zo op verhalen over twaalfjarige meisjes die zelfmoord plegen. Ik wil me helemaal niet blijven verbazen.

Vragen heb ik dan wel. Hoe de fuck dat mogelijk is, bijvoorbeeld. En of we als mensheid nou gudverdegudver echt zo ver heen zijn, dat dit kan. Een meisje van twaalf wordt jarenlang (‘jarenlang’ het stond er echt.) gepest en geen mens heeft gedacht; ‘Mwah, daar zou ik eens wat mee moeten doen..’ En die school dan? Wat voor gasten lopen daar rond? Niemand iets gezien? Geen mens een vermoeden? Juf niet, de meester niet? De oppasmoeder, de voorleesvader? Nee, helemaal niemand? En de ouders van de pesters? Ook geen idee zeker? Omdat jouw kind zoiets nu eenmaal nooit zou doen? Dat idee een beetje? Moet ik het zo zien? Een meisje van twaalf ziet er geen heil meer in en dat komt echt allemaal als een verrassing? Serieus? Hebben we zo weinig aandacht voor elkaar dat dit kan? Flikker toch op. Ik geloof er niks van.

We zijn gewoon met zijn allen verworden tot een naargeestig kolerevolk. Allemaal met die dikke reedt op de bank en blij als de kids buiten gaan spelen. Lui tot en met. En dom. Asociaal. Iemand die in het onderwijs werkt vertelde me ooit dat ze enorm opziet tegen ouderavonden. Omdat ze steevast een grote bek kreeg van ouders als ze het waagde ‘puntjes van aandacht’ te benoemen. Want ieders kind is perfect. Doet nooit iets verkeerds. U zou eens moeten weten hoe godvergeten veel hoogbegaafde kinderen er in Nederland rondlopen. Tenminste, als je het ouderlijk rapaille zou moeten geloven. We lijden massaal aan overschatting. Van onszelf en onze kinderen. Maar arrogantie en domheid is de norm. Tokkie- en wegkijkgedrag. En dan kan het gebeuren dat een meisje van twaalf het opgeeft. Uit het leven stapt. En ik echt nog één keer hoop dat we nu het dieptepunt toch wel een keer bereikt hebben. Maar inderdaad, het zou me allemaal niets verbazen..

woensdag 26 februari 2014

In Alle Wijsheid..


Er is mij in het verleden weleens verweten dat ik op mijn  vader lijk. U weet hoe vrouwen zijn als ze geen argumenten meer hebben. Daar kon ik dan erg boos om worden. Want ik lijk helemaal niet op mijn vader. Mijn vader is namelijk nogal een bijzonder geval moet u weten. Zo iemand die verstand heeft van alles. Maakt niet uit waar het om gaat. En dat, in combinatie met zijn verbale vermogens, maakt dat je het in een discussie altijd aflegt, ook al heb je alle gelijk van de wereld. Hij laat je verbaal alle hoeken van de kamer zien. En die van de gang, overloop, keuken en alle andere ruimtes die op Funda het vermelden waard zouden zijn. Die gave heeft hij. Dat bewonder ik. Daar kijk ik tegenop. Maar soms is het ook best lastig. Want zijn woorden kunnen scherp zijn en bikkelhard. Met hem in discussie gaan is gelijk aan op de snelweg springen om, druk zwaaiende, die aanstormende vrachtwagen tot stoppen te dwingen. Moet je niet doen. Gewoon, omdat het kansloos is. Maar soms wil jij ook weleens gelijk hebben. Zeker als zoon. Want zo zijn zonen. Komt nog uit de natuur, van toen we nog apen waren en het recht van de sterkste gold. En toen wilde die jonge aap ook weleens gelijk. Zo werken die dingen.

Maar bij hem kon je dat wel vergeten. Vaders hebben sowieso altijd een voorsprong. Komt omdat ze ouder zijn en kunnen leunen op net een stukje levenservaring meer. Kennis. Geleerdheid. Inzicht. Wijsheid. Daar kun je niet tegenop, als zoon. En zeker niet bij hem. Want hij is echt goed. Verbaal gezien een koning. Echt; als hij ook nog een typmachine had gehad en de tijd om zijn gedachten op papier te zetten, dan zag het literaire landschap in Nederland er nu heel anders uit. Hij zou een autoriteit zijn. Boekenbal na boekenbal, signeersessie na signeersessie. En op zondag misschien net de tijd om thuis het vlees te snijden. Maar als eenvoudige nakomeling heb je het gedurende het opgroeien best lastig. En dus ga je je afzetten. Uiteindelijk. Ga je in protest. Niet in woord, je kijkt wel beter uit, maar in daad. Daar komt ook bij dat je soms gewoon graag wilt horen dat je iets goed doet. Zonder mitsen en maren. Zonder verbale strijd te moeten leveren. Soms wil je gewoon een simpele uiting van trots zien. Geen betogen, maar een ‘doe je goed!’. Of ‘je hebt gelijk!’. Gewoon, lekker basic, lekker simpel. Maar vooral met een beetje gevoel. Woorden zijn niet alles. Soms is een knikje of een glimlach genoeg.

En dus nam ik mij voor het allemaal anders te gaan doen. Als ik op die rots zat en die kleine aap bezig was zijn plek op te eisen. Van mij mocht ie. Ik zou luisteren en niet puur voor mijn eigen gelijk gaan. Ik zou ruimer denken. Mijn aanpak zou volledig afwijken van wat ik gewend was. En dus kon ik boos worden als ik het verwijt kreeg op mijn vader te lijken. Want dat was onzin, in mijn optiek. Want ik deed veel dingen anders. Veel beter natuurlijk. Ik maakte slechts gebruik van mijn kennis. En goot dat in woorden om aan te tonen dat ik het bij het rechte eind had. Verbaal ging ik er niet zelden vol in. Voor een ieders eigen bestwil, laat dat duidelijk zijn. Ik deed wat ik dacht dat goed was. Ik wilde slechts mijn kennis overdragen. Maar de mens zit vreemd in elkaar, denkt u niet? Want onlangs kreeg ik weer het verwijt dat ik op mijn vader leek. En weet u wat ik toen voelde? Trots. Ik was blij. Voelde mij vereerd. Ik ben blij hem te kunnen zijn, voor als hij er ooit niet meer is. Ik lijk uiteindelijk toch nog op mijn vader en dat maakt ons beide tot een geval apart. Voor sommigen misschien onuitstaanbaar, maar dat is maar tijdelijk. Dat is slechts tot het moment dat iedereen ons begrijpt. En die tijd komt. Geen ontkomen aan, dat heb ik nu zelf gezien. En misschien moet ik in die tussentijd wel een typmachine kopen. Je weet maar nooit.

zaterdag 1 februari 2014

Feestelijk Leed..


Ik doe het zo voorzichtig mogelijk. Ik heb het kopje heel zachtjes van het schoteltje genomen en roer mijn koffie met een concentratie die je normaliter enkel ziet bij die gasten van de explosieven opruimingsdienst. Zij knippen voorzichtig of het rode of het zwarte draadje door, vaak met trillende handjes en gutsend zweet op het gelaat. Ik probeer de koffie zich te laten mengen met de suiker en het scheutje melk, zonder dat het metaal van mijn lepeltje de keramische binnenkant van het kopje raakt. Want dat maakt geluid. En geluid trekt aandacht. En dat wil je niet als je op een verjaardag zit. Want dan kijkt iedereen naar je. Dan ben jij de afleiding waar iedereen zo naar snakte. Jij bent het die de ijzige stilte en intense verveling doet verdrijven. Eindelijk actie! Iemand die zijn koffie roert en daarbij niet schroomt een kabaal te maken die zijn weerga niet kent. Gaat het dan toch nog gezellig worden?
De jarige vraagt of ik gebak wil. Ik kijk wel uit. Gebakjes vallen om als je daar met je vorkje mee aan de gang gaat. Gebakjes eten op een verjaardag waar iedereen elkaar aan zit te staren is gewoon niet handig. Kun je net zo goed direct in je blote reet op de vensterbank het ‘lang zal hij leven’ gaan staan zingen, onderwijl ritmisch het dubbelglas swaffelende, qua aandacht trekken. Je koffie roeren zonder aangekeken te worden door de overige bezoekers is heel knap, maar strijd leveren met een fucking sneeuwster of Vomar slagroompunt met je kunststof vorkje is van een heel andere orde. Dat onding in kleine stukjes verdelen, het vorkje naar je mond bewegen, bidden dat er onderweg niets afvalt. Dat je mishapt. Dus je bent er bijna maar op het laatste moment flikkert dat stukje gebak toch nog van je vork af. Terwijl iedereen naar je kijkt. Omdat ze toch niks anders te doen hebben. Man, dat wil je toch niet? En okey, dan lukt het wel. Dan heb je wat in je mond. Ligt het dan aan mij of lijkt mijn gesmak ineens oorverdovend?  
Goddank. Iemand zegt iets. En goddank-en-hemel-nog-an-toe, iemand anders gaat daarop in. De stilte is gebroken dus snel doorroeren. Want als regelmatige bezoeker van verjaardagsfeestjes weet je dat het zomaar afgelopen kan zijn. Als iemand iets zegt gaat er altijd een zucht van verlichting door de ruimte. Meerdere nemen het woord. Maar voor je het weet, zomaar ineens, is het weer stil. Blijkbaar werkt dat zo. Geforceerde gesprekjes zijn geen lang leven beschoren. Je kunt de natuurlijke gang van zaken niet dwingen middels het onnatuurlijke. Gaat niet. Voor je het weet zijn talloze ogen weer op zoek naar hij die luidruchtig roert of een persoonlijke strijd voert met zijn gebakje op een lullig schoteltje, wankelend -zeg maar gerust uitdagend-  geplaatst op het bovenbeen. Soms kijk ik even naar de jarige. Die blijk geeft niet te begrijpen waar hij ook dit jaar weer aan is begonnen. Hij biedt iemand anders een gebakje aan. Weer een ‘nee, dank je.’ Hij kijkt mij aan. Ik kijk weg. Heel voorzichtig licht ik mijn lepeltje uit het kopje. Maar net  niet voorzichtig genoeg. Men kijkt me aan. Hoopvol. En minuten duren uren.

woensdag 15 januari 2014

De Pijn van Gedane Zaken..




Ik denk erg vaak aan die avond. Dat ik opstond, wegliep en niets zei. Niet even een kus of een glimlach. Of gewoon knap gedag. Ik hoorde het haar wel zeggen. Maar ik was chagrijnig. Boos. Moe. Daar een combinatie van. En chagrijnige kinderen hebben zo hun eigen manier van handelen. Want dat was ik toen, een kind. Ik reageerde niet. En de volgende dag was ze dood. Ook de dagen daarna heb ik niets gezegd. Ze lag daar maar wat in die kist te liggen en ik durfde het niet aan alsnog ‘doeg oma’ te zeggen. Want er stonden ook allemaal andere mensen bij. En die zouden dat vast heel gek vinden. Maar ik wilde het wel hoor. Echt. Al was het maar heel zachtjes geweest. Binnensmonds, zodat niemand het zou merken. Maar ik deed het dus niet. Nam geen risico.
De jaren daarna heb ik heel veel met haar gepraat.  Nou ja, tegen haar, want het blijft behelpen met mensen die dood zijn. En als ik het moeilijk had, de boel weer eens tegenzat, vroeg ik mij af wat zij er van gevonden zou hebben. Ook bij de mooie dingen stelde ik me die vragen. Ze heeft mijn kinderen nooit gezien en die zou ze geweldig hebben gevonden. Ik zie haar op hun verjaardag al de fiets voor de deur parkeren. Grote tas aan het stuur met daarin de cadeaus. En ik weet zeker dat mijn kinderen dan op haar hadden zitten wachten. Al de hele ochtend. Zoals ik dat ook altijd deed als ik wist dat ze kwam. Haar talent supercoole oma te zijn was al niet te evenaren, maar met gemak had ze die titel ook gepakt als overgroot-oma. Sommige mensen hebben dat. Die zijn zo.
Toch vind ik het niet erg meer dat ze dood is. Ik snap ook wel dat dingen zo werken. Toen was ze nog net even te jong, maar inmiddels zou ze behoorlijk op leeftijd zijn geweest. Ondanks alle vragen die ik heb kan ik me daar wel in vinden. Heb ik daar wel vrede mee. Maar ik zou zo graag nog een keer terug willen naar die laatste avond. Geef me vijf minuten. Te beginnen bij het moment dat ik opstond. Laat me dan niet zwijgend weglopen. Maar laat me haar hand pakken. En haar bedanken voor alle mooie herinneringen die ze me gaf. Laat haar nog één keer door mijn haar strijken. Zeggen dat ze trots op me is. Laat ons voor mijn part huilen omdat we weten dat het de laatste keer is dat we elkaar zien. Laat mij gedag zeggen. Al zou iedereen het kunnen horen. Dan loop ik daarna de rest van mijn leven wel weer in. Zwijgend. Maar eindelijk zonder spijt.


maandag 6 januari 2014

De Laatste Kijk..


Bladerend door het fotoboek op schoot. Zo’n ouderwetse. Met foto’s op hun plaats gehouden door zelfklevende fotohoekjes. De bladzijden gescheiden door dun, net niet helemaal ondoorzichtig papier.
Bladerend door het fotoboek op schoot. Van achter naar voren. Steeds verder terug in de tijd. Van redelijke recente herinneringen naar nog maar vaag terug te halen gebeurtenissen. En langs heel veel lachende gezichten.  
Bladerend door het fotoboek op schoot. Zo’n ouderwetse. Met foto’s van lachende mensen die inmiddels al jaren dood zijn. Van dingen die er niet meer zijn en vergeten worden op het moment dat het boek voor het laatst gesloten wordt. En jij bent die laatste.
Doe maar dicht.
Het is mooi geweest.