Weet je waar ik nou echt een pleurishekel aan heb? Aan op
visite gaan. Echt. Mocht je nou echt een tiefushekel aan me hebben moet je me
vragen een keertje bij je langs te komen. En dan doordrammen he, met één of
twee keer ‘ik heb geen tijd’ geen genoegen nemen. Maar me steeds weer vragen
zodat ik op een gegeven moment door mijn smoezen heen ben en wel moet. Uit
beleefdheid. Omdat je me hebt laten denken dat ik niet anders kan. Dan heb je
me. Serieus. Veel kwaaier kun je me niet krijgen. Sterker, daar kan ik dan echt
dagen van wakker liggen. Dat ik bij je langs moet. Op je bank moet gaan zitten
en naar je gezwam en gezemel moet luisteren. Ik heb daar gewoon helemaal geen
zin in. Met je stomme kudtkoffie of je goedkope kudtbier. Ik ben weleens bij
iemand thuis geweest die gewoon Grolsh op tafel zette. Urineer me dan gelijk in
mijn waffel denk ik dan. En als je me blijkbaar weg wilt hebben waarom nodig je
me dan uit? Kudtvolk.
Ik heb niet zoveel op met mensen. Raar volk is het.
Onbetrouwbaar tuig. En bovendien zijn ze saai en vervelend. Gaan ze over hun
werk vertellen bijvoorbeeld. Flikker toch een end op man. Met je grote
verhalen. Is het je weleens opgevallen dat iedereen die een verhaal verteld
daar zelf het beste uitkomt? Iedereen is een held en volgens de verhalen zijn
ze altijd vlot en verbaal zeer gevat. Ze winnen iedere discussie en zijn zonder
uitzondering net een stuk slimmer dan hun tegenspelers in het door hen
gebrachte betoog. Alle Nederlanders zijn
slim, scherp en ware helden. Beetje zoals ze ook allemaal in het verzet zaten
in de Tweede Wereldoorlog. Helemaal erg wordt het als ze namen gaan noemen. Net
of jij weet hoe al die andere paupers heten waar dat stuk onbenul zijn geld mee
verdient. Om nog maar te zwijgen van lieden die allerlei Engelse termen gaan
bezigen. Maar dat volk heb ik in talloze eerdere blogs al genoeg afgezeken. Ik
blijf niet aan de gang.
Helemaal gênant wordt het als ‘het vrouwtje’ zich met het
gesprek gaat bemoeien. Vaak gaat ze dan tegen hem aan geleund zitten, de benen
opgetrokken op de bank. Met een glaasje wijn in de verder niets kunnende klauwen.
Let maar eens op, ze zitten allemaal hetzelfde. Maar daar heb je nou dus echt
helemaal niks aan. Beetje lopen zeiken over hoe druk het is, een baan en
kinderen. En als het helemaal tegenzit gaat ze over de kinderen lopen oreren.
Hoe goed ze het doen op school. Of dat ze bovengemiddeld slim zijn. Want daar
hebben we ook een overschot aan in dit land, bovengemiddeld slimme kinderen. Ik
zie ze nooit, echt niet. De één kijkt nog dommer uit zijn ogen dan de ander,
maar als ik de verhalen van ouders moet geloven wemelt het van de hoogbegaafde
kindertjes. En hij maar meeknikken. De lul. De laffe Grolsh drinkende
kloothommel.Maar ik pak ze altijd terug. Vroeger was ik daarin wat
terughoudend, maar dat heb ik laten varen.
Ik heb de vervelende gewoonte altijd
de bril onder te zeiken. Overal waar ik kom. Het is niet eens dat ik dat expres
doe. Maar ik denk gewoon dat het is omdat mijn plasbuis niet helemaal parallel
loopt aan mijn nogal fors geschapen kabouter. Foutje van de natuur. Mensen die hem van
heel dichtbij hebben gezien heb ik er nooit over gehoord, dat er iets geks te
zien was, maar je adem inhouden én bevindingen rapporteren is natuurlijk ook
niet zo heel eenvoudig. Dus dat zegt niks. Feit is dat als ik mijn blaas ledig
het alle kanten opspettert. Deed ik vroeger nog wel eens een schoen uit om
de toiletbril met mijn sok te drogen, tegenwoordig pak ik dat anders aan. Met
het handdoekje wat naast het fonteintje hangt. Of een sjaal van de kapstok
geplukt. En natuurlijk is het niet veel. Natuurlijk maakt dat de Grolsh en het
oeverloze gezemel van zo’n avond niet helemaal goed. Maar het is iets. En
wedden dat ik na deze openbaring niet zo vaak meer op visite hoef? Heerlijk. Gewoon
lekker thuis. Heineken drinken. En zeiken in de douchebak.