maandag 30 april 2012

Oranje Trots..


Ik heb heel lang gedacht dat de liefde voor het koningshuis lag bij bejaarden en de zogenoemde halfjes. En voor die laatste groep in het bijzonder had ik alle begrip. Een beetje met het kwijl in de mondhoeken met een vlaggetje staan zwaaien en zo de trots van je begeleider zijn heeft natuurlijk ook wel wat. Daar kan ik prima inkomen en daar hoor je me dan ook niet over. Met die bejaarden had ik eerst wat meer moeite tot ik las dat dementie inderdaad gewoon echt een hele nare ziekte is. Dan ga je anders naar de dingen kijken en ben je niet bij machte de zaken te zien zoals ze zijn. Als ik nare opmerkingen maak over het koningshuis schermt zo iemand nog wel eens met de tweede wereldoorlog. Hoe belangrijk de oranjes daarin niet zijn geweest. Aandoenlijk is het. Niet meer dan dat.
Nog voor de eerste Duitser aan den grens verscheen zaten die gasten al lang en breed in Engeland. Om vanuit daar het volk te steunen. Yup. Zo kan ik het ook. Terwijl u op de grond ligt en een tiental sinistere lieden op u in staan te trappen, gewoon omdat het kan, roep ik vanaf veilige afstand dat het allemaal uiteindelijk wel goed komt, maar u nu gewoon even sterk moet zijn. Ik weet zeker dat u dat mij al pleister plakkend achteraf niet in dank zou afnemen. Deze gedachte gaat natuurlijk ook op voor dat handvol aan bejaarden, maar dementie is nu eenmaal kudt. Heb ik alle begrip voor. Gewoon langs de route laten aanschuiven waar vroeg of laat Het Volk Der Parasieten langs zal trekken. Is voor die gasten een dagje uit. Gaan we ze niet afnemen. Lekker laten zwaaien. Niks meer aan doen.

Maar mijn zorgen kregen pas echt vorm toen ik zag dat er jonge, zo op het oog, gezonde mensen waren die lyrisch waren over het koningshuis. Eng toch? En met die gasten valt dus niet te praten. Denken echt dat de koningin een soort van reclame is van ons land. Zonder koningshuis gaan we er allemaal aan. Doet geen land meer handel drijven met ons. Gaan we gewoon economisch helemaal naar de klote. Lijkt mij een raar verhaal. Kijk naar de mensenrechten in China. Niet echt een land waar die rechten hoog in het vaandel staan. Maar de hele wereld haalt daar zijn spullen vandaan. Want geld is namelijk geld. En als mensen geld kunnen verdienen maakt het ze echt geen fuck uit met wie ze dat doen. Ongezien de tyfus arbeidsomstandigheden, democratie en dat soort onzin. Laat staan dat men zich laat verleiden door een oud lijk met een dubieus kapsel en een zoon die moedig -dat dan weer wel-  vecht tegen overgewicht. Doet ze niks, liggen ze geen moment wakker van. En ik kan ze maar moeilijk ongelijk geven.
Als ik met enige regelmaat op uw kosten ga zitten zuipen heeft u daar uiteindelijk moeite mee. Laat staan als ik daaraan toevoeg een aantal huizen, een ziekelijke hoeveelheid vakanties per jaar en de aankoop van mijn aandelen van de Shell. Zou u niet prettig vinden. Zeker niet als u ook nog zou moeten opdraaien voor de kosten van mijn nageslacht en allerlei aanhangsels daaruit voortvloeiend. U zou het, als het goed is althans, niet pikken. Maar van hen doet u dat wel. Sterker, u maakt zich vandaag klaar voor de Optocht Der Profiteurs. U viert feest en zwaait naar ze. Met een kunststof opblaaskroon op het hoofd gedrukt. Zingend laat u weten uw klassiekers te kennen. En u schaamt zich dus blijkbaar helemaal nergens voor. Van die oudjes en halfjes begreep ik het. Van u niet. Nederland is naar de klote. Er is geen hoop meer. Lang leve de koningin! Maar vooral lang leve al die andere hoeren die het voor veel minder kunnen.

donderdag 19 april 2012

Normen Zonder Waarde..


Zo. Na een aantal best wel zware, moeilijke, ingewikkelde en ‘moet-dat-nou-allemaal’ verhalen is het weer even tijd het woord tot u persoonlijk te richten. Gewoon, de boog kan niet altijd gespannen staan en alles is nu eenmaal allemaal  al erg genoeg. Daar heeft u mijn betogen niet voor nodig. In dat kader, zegmaar. En dan is het mooi elkaar even aan te kijken. Luchtig een beetje te ouwehoeren over de welbekende koetjes en kalfjes. Grappend neem ik de houding aan van een bokser en deel plagend wat stootjes uit. Ouwe jongens krentenbrood. U kent het wel. De volgende stap zou zijn te vragen of ‘alles kits is’ maar wat mij betreft is dat dan weer net even te populair. Het kan namelijk te gek ook, laten we eerlijk zijn. In plaats daarvan vraag ik of er nog geneukt is van het weekend, barst ik in een bulderend lachen uit en trek mijn broek op, die daarna weer voor heel even de aanvang van mijn bilspleet verbergt.
Goed he? U kijkt er natuurlijk een beetje van op waar ik dat allemaal vandaan haal, daar ik nu eenmaal niet bekend sta om mijn sociale eigenschappen. Maar ik heb de laatste tijd een beetje opgelet. Gewoon eens gekeken hoe mensen dat doen die wel heel populair zijn. ‘Nog geneukt van het weekend’ schijnt een normale vraag te zijn. Net als de begroeting ‘ouwe reus, idem rukker of gewoon ‘ouwe’ zonder verdere toevoeging. Dit moet dan wel worden uitgesproken worden met een zekere stemverheffing. Maar dat is blogmatig gezien natuurlijk wat lastiger. U moet er dus maar even van uitgaan dat ik al deze uitspraken doe met een ongeschoren harses, een te dikke pens en tatoeages op plekken waar je ze in eerste instantie niet zou verwachten. En met een vrij robuust stemgeluid dus. Ow ja, en zo nu en dan laat ik een boer en licht ik de linkerzijde van mijn achterwerk wat van de stoel op om een scheet te laten. Schijnt u leuk te vinden. Lijkt het altijd goed te doen. Althans, dat is wat ik heb gezien.
U merkt het. Ik doe alles om een sfeer te creëren waarin u zich thuis voelt. Voor mij is het allemaal nog wat onwennig. Dat wel. Ik heb altijd gedacht dat genoemde gedragingen waren weggelegd voor Tokkie-achtige types met een gebrek aan opvoeding. Maar jeetje zeg, wat kan een mens ernaast zitten he. Hoe grofgebekter hoe beter, hoe stompzinniger des te meer waardering. Daar ging ik, als ietwat schuw type dat zelfs ‘alsjeblieft’ zegt als hij een patatje oorlog bij de snackbar besteld, wel een beetje lek op. Mijn opvoeding is veel te degelijk geweest. Geouwehoer over normen en waarden; u zegt het niks maar geloof me maar dat het je op een behoorlijke achterstand zet in het echte leven. Maar dat is dus allemaal verleden tijd. Goddank. Ik richt na mijn laatste verhalen even het woord tot u, en doe dat zoals je de gemiddelde Nederlander tegenwoordig blijkbaar moet benaderen. In dat kader schaam ik me ook wel een beetje voor schrijfsels van de laatste tijd. Soft. Raar. Gek. Stomme nichterige homo die ik eigenlijk ben. Halfzachte gevoelsnicht. Wedden dus dat ik niet geneukt heb van het weekend? Licht ik nu als goedmaker wel even één kant van mijn achterwerk op en laat ik mij even helemaal gaan. Omdat u dat nu eenmaal zo leuk schijnt te vinden. Uw normen zijn de mijne. Want normvervaging bestaat niet. Alles draait om aanpassen. Stelletje stomme ouwe rukkers.

zondag 15 april 2012

Gevallen Trots..

.

Strijd Van Het Heden..


‘Het verleden bestaat niet.’ Sprak Toekomst. En hij nam nog een slok van zijn vodka. Het Heden moest even lachen. Het was niet voor het eerst dat hij meemaakte dat Toekomst lullig ging lopen doen over het Verleden als hij wat te veel had gedronken. Het Verleden reageerde niet, maar stak zijn vinger op naar de man achter de bar, als teken dat zijn glas leeg was en dit euvel zo snel mogelijk verholpen diende te worden. ‘Het verleden is voor hen, die niet het lef hebben met mij de confrontatie aan te gaan. Voor hen die maar blijven hangen daar waar niets meer te halen valt. Die maar doen alsof het Verleden de standaard is voor de dingen die gaan komen.’ Ging de Toekomst vervolgens verder. Daarbij priemde hij druk met zijn wijsvinger in het luchtledige om zijn betoog, zoveel als mogelijk kracht bij te zetten. Het verleden reageerde nog steeds niet, maar met moeite. Althans, dat was de indruk van het Heden. De barman schonk zijn glas vol en dat scheen het Verleden wat rust te geven. Voor even. Want het Heden wist wel een beetje hoe dit af ging lopen.
‘In feite bestaat het verleden dus helemaal niet. Mensen houden zichzelf voortdurend voor de gek. Maken alles mooier dan het in werkelijkheid is geweest. Altijd. En daar klampen zij zich dan aan vast. In de vorm van sterke verhalen, mooie herinneringen en dat soort onzin. Omdat ze maar niet willen inzien dat het Verleden eigenlijk net zo kudt is als het Heden. Laat staan dus de toekomst.’ In één teug ledigde de Toekomst zijn glas, trok een grimas (vodka puur) en wenkte de barman. Het Heden hield zijn hart vast. Dit kon niet goed gaan. Hij was wel wat gewend, maar dit ging veel verder. De Toekomst was duidelijk uit op een confrontatie. Een bikkelharde clash met het Verleden. En hij, het Heden dus, zat daar op een vervelende manier tussenin. Hij begreep beide werelden, maar het leek hem, zoals altijd, beter geen partij te kiezen. Nu was hij het die de aandacht van de barman probeerde te trekken om maar zo snel mogelijk te kunnen verdergaan waar ze aan waren begonnen; Een zuippartij zonder weerga. Een orgie van drank. Een wanhopige poging te vergeten waar zij drieën eigenlijk voor stonden. Het Verleden, het Heden en de Toekomst.
Op het moment dat de Toekomst aanstalten maakte wederom zijn mond open te trekken, ging het mis. Het Verleden pikte het niet langer en ging ineens volledig door het lint. Hij schold en tierde. Het Heden probeerde de boel nog wat te sussen, maar kwam er eigenlijk niet meer aan te pas. De Toekomst verliet zijn barkruk met een soepelheid die verbazing en respect oogstte. Het verleden oogde in eerste instantie wat strammer, maar liet zich in de confrontatie die volgde zeker niet kennen. Wat restte was een ordinair handgemeen. De Toekomst trok aan het haar van het Verleden, die op zijn beurt een welgericht knietje niet uit de weg ging. Het heden wist zich geen raad en probeerde verbaal de gemoederen wat tot bedaren te brengen. Tevergeefs natuurlijk. De Toekomst deelde uit en incasseerde. Hard en zonder mededogen. En het Verleden deed precies hetzelfde. Het was een confrontatie die boekdelen sprak. Zondermeer.
Uiteindelijk deed geen van twee voor elkaar onder. Het Verleden vocht voor herinneringen. De Toekomst deed dit voor alle hoop die er volgens zijn inzien zou bestaan. Maar ze kwamen er niet uit. Er was geen verliezer. En vooral dus ook geen winnaar. En het Heden had daar maar wat gestaan. Riep zo nu en dan wat en probeerde de gemoederen wat te bedaren. Maar zo werkt het nu eenmaal niet. Aan het Heden gaan we nu eenmaal graag voorbij. We kijken naar vroeger. Naar toen, hoe het was. En dat moet compleet anders of juist helemaal hetzelfde. We grijpen naar die laatste strohalm van voorheen of rekken en strekken ons juist naar dat, wat komen gaat. Wat we gisteren dachten is van grote invloed op de dag van morgen. Of we dat nou willen of niet. En in die strijd vergeten we vaak het allerbelangrijkste.  Het Heden.
Vandaag is de dag die morgen gister is. En dus de aanvang van de dingen die gaan komen. Niet zelden is het Heden machteloos tegenover het geweld van gister en de verwachtingen voor morgen. Die avond dronken ze nog een biertje na. Alsof er niets aan de hand was. De Toekomst had het hoogste woord. Het Verleden probeerde met grootspraak zijn eigen argumenten kracht bij te zetten. Ze hadden het er maar druk mee. Het Heden zweeg en voelde zich alleen. Onbelangrijk. Het was aan hem, maar geen mens die het zag. Na gister kwam morgen. Geen mens die zich druk maakte om het nu. Nog voor zijn glas leeg was riep hij al de man achter de bar. Om aan de wens te voldoen zichzelf, het vandaag dus, dan maar zo snel mogelijk te vergeten.






vrijdag 6 april 2012

De Foute Makelaar..

.

Ongewenste Antwoorden..


Is het mogelijk je thuis op de bank, in een omgeving die dus vertrouwder zou moeten zijn als waar maar ook denkbaar, niet thuis te voelen? Dat zou wel gek zijn, toch. Is het denkbaar je wanhopig alleen te voelen met talloze mensen om je heen? Die tegen je praten. Grappen vertellen. Of je op andere manieren alle aandacht schenken die maar mogelijk is. Dat kan toch helemaal niet? Hoe groot is de kans dat het in jouw optiek aardedonker is, op het midden van de meest zomerse dag van de afgelopen vijftig jaar? Dat duisternis je deel is terwijl toch echt iemand met een 1500 Watt bouwlamp recht in je giechel loopt te schijnen. Dat klinkt mij als redelijk onmogelijk. Sterker; als compleet uitgesloten.
Hoever ben je heen (als dit in theorie al mogelijk zou zijn) dat je niet blij meer kunt zijn met de gewone kleine dingen, die het leven nou juist zoveel waarde geven? Een kind voor wie jij de belangrijkste ter wereld bent. Die blij is je te zien en je hand pakt als uitnodiging met hem of haar te gaan spelen. Die in kleutertaal verhalen ophangt die voor jou de hoogste prioriteit zouden moeten hebben. Al was het maar omdat het tegen jou is gericht. Tegen jou en niemand anders. Hoe erg ben je de weg kwijt als je het bijna als storend ervaart als iemand aangeeft van je te houden? Dat iemand bij je wil zijn. Met jou. Met jou en met niemand anders. Terwijl jijzelf niet verder komt dan een pijnlijk stilzwijgen en een hardnekkig staren naar niets. Vaak in de hoop, dat alles om je heen maar zo snel mogelijk zal verdwijnen.
Is het uit te leggen aan iemand dat je het allerliefst gewoon alleen zou willen zijn, maar je grootste angst is eenzaam te zijn? Zou iemand ooit begrijpen dat je echt helemaal niets op hebt met mensen, terwijl zij nou juist datgene zijn, waar je nooit buiten zou kunnen? Hoe zou het zijn om te moeten leven met zoveel tegenstrijdigheden. Met zoveel oneerlijke strijd in één enkel warrig menselijk denken. In feite is dat toch godsonmogelijk? Dat kan toch gewoon niet waar zijn. En dat soort mensen bestaan dan toch ook helemaal niet? Zou je zeggen? Maar hij wist dat al een tijdje niet meer zo zeker. Daar zittende op zijn bank die niet de zijne was, in zijn huiskamer waar hij nooit eerder was geweest. Terwijl hij zijn best deed de stemmen om hem heen te negeren, in de hoop dat ze hun aandacht naar hem snel zouden verleggen naar elders. Het was donker en hij voelde zich alleen. Wetende op die manier het onmogelijke waar te maken.

dinsdag 3 april 2012

Een Nobel Streven..

Wat ik graag zou willen is verhalen schrijven die mensen iets doen. Verhalen die iets betekenen. Dat mensen na het lezen er nog eventjes stil van zijn. En die tijd dan gebruiken om hun eigen gedachten, gevoel of mening vertalen naar wat ze zojuist hebben gezien. Wat zij tot zich hebben genomen in de vorm van mooie woorden, verpakt in kloppende zinnen die samen uiteindelijk het lichaam vormen van een pracht van een verhaal.  Mijn woorden, mijn zinnen. Mijn verhaal. Ik zou emotie op willen roepen. Ik zou mensen tot nadenken willen aanzetten. Tot daden. Ik zou willen vermaken. Entertainen. Ik zou echt iets willen zeggen. Iets toe willen voegen. Aan alles wat al is gezegd. Sterker; aan alles wat al bestaat.

Maar ik mis twee belangrijke punten. Talent en tijd. Dat eerste is een aanname, dat tweede een feit. Het ontbreekt mij namelijk aan tijd en gelegenheid te doen wat ik echt wil. De dagen zijn nu eenmaal te kort er alles in te persen wat ik in gedachten heb. Gaat gewoon niet. Op de één of andere manier is er altijd wel één of andere plicht die luidkeels om aandacht roept. Want laten we eerlijk zijn; we moeten altijd wel iets. We zitten in een intercitytrein wat, anders als we gewend zijn van onze vaderlandse spoorwegen, wel gewoon in hoog tempo van station naar station raast. Wat we onderweg ook voor moois zien, er is geen tijd even uit te stappen of er van te genieten. In naam der Hypotheek en Waan der Dag hebben we het druk, druk, druk. En die trein stopt niet. Remt zelfs niet maar een beetje af. Nooit niet. We moeten. We hebben geen keus.
Maar tussen die stations zien we talloze dromen aan ons voorbij gaan. Met de neus tegen het glas gedrukt kijken we die dromen zo lang mogelijk na. Nemen ons voor, als we hier ooit nog eens met de auto in de buurt komen, toch echt even te stoppen. En sowieso hebben we ‘later’ heus wel een keer tijd. In onze beleving komt er namelijk ooit een dag waarop we ineens alle tijd van de wereld hebben. Gaan we al die films kijken die we van het net hebben getrokken. De muziek luisteren die we hebben liggen, maar sinds de aanschaf nog niet naar hebben omgekeken. Op een dag gaan we toch echt de foto’s van al die vakanties in albums plakken. Mailen we vrienden uit lang vervlogen tijden. Hebben we eindelijk tijd het feit dat we familie belangrijk vinden, uit te drukken in daden. Op een dag storten we ons op hobby’s die we in ons hoofd al reeds jaren druk beoefenen. Omdat we denken dat er ooit een dag komt dat we de rust en ruimte zullen vinden voor dat soort dingen. Denken we echt. Het is waarschijnlijk dezelfde dag dat ik verhalen ga schrijven die mensen iets doen. Verhalen die iets betekenen. Ik zou, als ik u was, er maar niet te veel op rekenen.
Althans, als we zo doorgaan zoals we nu bezig zijn. En ik persoonlijk twijfel daar inmiddels sterk aan. Ik gaf eerder in dit betoog aan dat mijn gebrek aan talent een aanname was. Voor mijn doen is dat een vrij gewaagde en bijna arrogante uitspraak moet u weten. Maar ik ben namelijk best in staat volzinnen te maken die spreken. Ik kan gerust wel mijn gedachten in een Word-documentje persen op een manier die het aanzien meer dan waard is. Maar ik mis nu gewoon de tijd dit uit te breiden, te verbeteren en ‘mooier’ te maken dan nu het geval is. Ik denk er dan ook sterk aan binnenkort mijn middelvinger op te steken naar alles en iedereen die mijn streven in de weg staat. Tussen twee stations trap ik de deuren open en flikker ik mijzelf uit een trein die met hoge snelheid alle dromen voorbij raast. Ik ga voor wat ik graag wil doen en waar ik hoop goed in te worden. En dan ga ik dus verhalen schrijven die u wat doen. Die u aan het denken zetten. In de hoop dat er ooit nóg iemand zal springen, naar aanleiding van mijn woorden. Want slechts één, zou mij op de valreep toch nog de beste schrijver ooit maken. Ja. Denk daar maar eens over na.