Is het
mogelijk je thuis op de bank, in een omgeving die dus vertrouwder zou moeten
zijn als waar maar ook denkbaar, niet thuis te voelen? Dat zou wel gek zijn, toch.
Is het denkbaar je wanhopig alleen te voelen met talloze mensen om je heen? Die
tegen je praten. Grappen vertellen. Of je op andere manieren alle aandacht
schenken die maar mogelijk is. Dat kan toch helemaal niet? Hoe groot is de kans
dat het in jouw optiek aardedonker is, op het midden van de meest zomerse dag
van de afgelopen vijftig jaar? Dat duisternis je deel is terwijl toch echt iemand
met een 1500 Watt bouwlamp recht in je giechel loopt te schijnen. Dat klinkt
mij als redelijk onmogelijk. Sterker; als compleet uitgesloten.
Hoever ben
je heen (als dit in theorie al mogelijk zou zijn) dat je niet blij meer kunt
zijn met de gewone kleine dingen, die het leven nou juist zoveel waarde geven? Een
kind voor wie jij de belangrijkste ter wereld bent. Die blij is je te zien en
je hand pakt als uitnodiging met hem of haar te gaan spelen. Die in kleutertaal
verhalen ophangt die voor jou de hoogste prioriteit zouden moeten hebben. Al
was het maar omdat het tegen jou is gericht. Tegen jou en niemand anders. Hoe
erg ben je de weg kwijt als je het bijna als storend ervaart als iemand
aangeeft van je te houden? Dat iemand bij je wil zijn. Met jou. Met jou en met
niemand anders. Terwijl jijzelf niet verder komt dan een pijnlijk stilzwijgen
en een hardnekkig staren naar niets. Vaak in de hoop, dat alles om je heen maar
zo snel mogelijk zal verdwijnen.
Is het uit
te leggen aan iemand dat je het allerliefst gewoon alleen zou willen zijn, maar
je grootste angst is eenzaam te zijn? Zou iemand ooit begrijpen dat je echt
helemaal niets op hebt met mensen, terwijl zij nou juist datgene zijn, waar je
nooit buiten zou kunnen? Hoe zou het zijn om te moeten leven met zoveel
tegenstrijdigheden. Met zoveel oneerlijke strijd in één enkel warrig menselijk
denken. In feite is dat toch godsonmogelijk? Dat kan toch gewoon niet waar zijn.
En dat soort mensen bestaan dan toch ook helemaal niet? Zou je zeggen? Maar hij
wist dat al een tijdje niet meer zo zeker. Daar zittende op zijn bank die niet
de zijne was, in zijn huiskamer waar hij nooit eerder was geweest. Terwijl hij
zijn best deed de stemmen om hem heen te negeren, in de hoop dat ze hun
aandacht naar hem snel zouden verleggen naar elders. Het was donker en hij
voelde zich alleen. Wetende op die manier het onmogelijke waar te maken.