donderdag 29 december 2011

Het Grote Denken..

Eigenlijk is er maar één ding wat ik vierentwintig uur per dag zou kunnen doen, het liefst zeven dagen in de week. In feite heb ik maar één hobby, één liefhebberij waar ik zielsgelukkig mee ben en waar ik nooit en te nimmer zonder zou kunnen. Sterker; weiger mij dit en ik ga dood. Binnen een week. Van pure ellende. Van kommer en kwel. Omdat het bij me hoort. Omdat het een deel is van wie ik ben. Ik kan mij zo voorstellen dat u nu denkt dat ik met één of andere flauwe bezigheid aankom. Iets grofs, maar allesbehalve lolligs. U kent het wel. Maar vanavond niet. Ik ben er sowieso niet zo voor in de stemming, maar bovendien wilde ik van de gelegenheid gebruik maken, op de valreep van 2011, eerlijk tegen u te zijn. Ik wil namelijk niets liever dan gewoon voor mij uit zitten staren. Punt. Meer niet. Dat is echt alles.

Ik ben een Denker. Het is niet anders. Wij Grote Denkers zijn in gedachte altijd bezig met andere dingen. Wij vragen ons van alles af, maken ons zorgen om de kleinste dingen en zijn in staat om, bij wijze van spreke, van een mug een olifant te maken. Men heeft hier zelfs een spreekwoord aan besteed. Kunt u nagaan. Grote Denkers hebben het altijd druk. Wij lossen in gedachte de problemen op waar u mee zit. Soms zijn wij helden, lijkt iedereen ons te mogen of aardig te vinden. En soms zijn we reëel en wijst niets hierop. Onze gedachten staan nooit stil. Wij vragen onszelf wel eens af wat wij ons zouden moeten afvragen, als we onszelf uiteindelijk alles al hebben afgevraagd. Begrijpt u? Onze hersenen zijn altijd in de weer. Altijd bezig. Altijd druk. En we kunnen er niets aan doen.
Wij zijn het die ons extreem druk kunnen maken van wat mensen van ons denken. Voor ons is het verleden nooit voorbij. We blijven ons altijd afvragen wat we anders hadden moeten doen. Wij zijn het die denken dat we een raar loopje hebben, als we langs een terras vol mensen lopen en we weten dat er naar ons gekeken wordt. Wij zijn het die geen woord meer weten uit te brengen als we in situaties komen die erom vragen verbaal een beetje knap uit de verf te komen. Wij doen in gedachten de hele voorbije dag nog eens dunnetjes over en corrigeren onszelf daar waar nodig. Die correcties zijn nooit op één hand te tellen. We doen namelijk nooit iets goed. Alles had anders gemoeten. En ons Grote Denken reikt ons de hand en geeft aan waar, hoe en waarom. Dag in, dag uit. Nooit stopt het. Nooit hebben wij eens de rust waar we zo verschrikkelijk naar verlangen. Het is om gek van te worden. Als we dat al niet zijn.
Ik, als Grote Denker, heb dus tijd en ruimte  nodig om na te denken. Niet gestoord te worden door wat of wie dan ook. Ik wil voor mij uit kunnen zitten staren zolang en zoveel als maar mogelijk is. Ik wil niet praten. Ik heb geen behoefte aan sociaal gedoe. Mij maakt u niet blij met gezelligheid, sfeer en liefde. Ik heb daar simpelweg de tijd niet voor. Ik moet denken. Ik moet analyseren. Ik moet fouten verbeteren, hoewel ik ook wel weet dat gedane zaken nu eenmaal geen keer nemen. Praat niet tegen me. Bemoei u niet met mijn zaken. Probeer me niet te helpen, maak u geen zorgen en vooral; verwijt het me niet. Maar laat me gewoon met rust. Ik heb mij op een dag neergelegd bij de feiten; Ik ben een Denker en met dat soort mensen kun je nu eenmaal niks. Die willen maar één ding en dat is -vierentwintig uur per dag, zeven dagen in de week- voor zich uit zitten staren. Alleen zijn. Zich laten sturen door Het Grote Denken. Nee, niet uit laksheid. Maar omdat ze ergens onderweg de moed en de kracht verloren zijn te strijden tegen iets zoveel groter dan zichzelf; De grootste vijand van alles en iedereen. Jezelf. Het eigen ik.

Kris-Kras..

.

woensdag 28 december 2011

De Grote Vraag..

Toen ik mijzelf vanmorgen naakt voor de spiegel stond te betasten, een fles Schwarzkopf  shampoo in het achterwerk gedrukt, vroeg ik mij af of ik wel helemaal normaal was. Had iedereen weleens dergelijke intieme momenten met zichzelf? Soms lijken dingen dan namelijk wel heel normaal, maar als je er dan toch even bij stil gaat staan, lijkt ineens alles anders. Absurd zelfs. Toch een vorm van onzekerheid, denk ik dan. En dat is zonde. Jammer. Want daar sta je uiteindelijk toch vooral jezelf mee in de weg. Maar bovendien; wat is nou eigenlijk normaal? Ik vond het een goede vraag, maar kon er niet direct een antwoord op geven. Hangt van je normen en waarden af, sprak ik hardop. De akoestiek van de badkamer deed mijn uitspraak bijna gewichtig klinken, maar kon mijzelf toch niet direct overtuigen. Wat is normaal?  Of zo u wilt; wie is normaal?

Ben je normaal als je in een sprookjesfiguur gelooft, deze voor het gemak God noemt, en je jezelf zoveel regels oplegt dat je er nooit aan zult kunnen voldoen en er dus alsnog een mensonterende bende van maakt? Ik weet het niet. Ben je normaal als je multimiljonair bent, maar evengoed blijft werken? Omdat je denkt dat jij met al je geld toch nooit dood gaat en dus tijd zat hebt? In plaats van in je kapitale villa hele dagen door te brengen met een dozijn Thaise hoeren, je toch weer in dat driedelig pak hijsen om ergens de toffe manager uit te gaan hangen. Is dat normaal? Dat kan toch gewoon niet waar zijn? Ben je wel lekker bij je hoofd als je een kind ‘Dylano, Ronnysha’ of ‘Djenity’ noemt omdat je zo lekker modern bent en blijkbaar denkt dat 2011 nooit zal ophouden te bestaan?

Ben je normaal als je Air-Miles spaart en bereid bent daarvoor moeite te doen, of zelfs een grote bek op te zetten tegen die teef achter de kassa omdat ze niet naar je pasje heeft gevraagd? Ben je sowieso wel helemaal normaal als je lullige zegeltjes verzameld of een bunuskaart aan je sleutelbos hebt hangen? Als je in december je vakantie boekt voor van de zomer. Ieder jaar nieuwe kerstballen koopt omdat de Viva en de Libelle aangeven wat dit keer de trend is. Je man ‘paps’ noemt of je vrouw ‘mams’. Geen alcohol drinkt omdat het zonder ‘ook heus wel gezellig kan zijn’. Een hond neemt om er viermaal daags door weer en wind mee rond te moeten sjouwen. Sowieso huisdieren aanschaft, om er vervolgens tegen te praten en er zelfs een kunststof bak in de keuken voor neerzet, waar ze dan lief en schattig  kunnen gaan zitten schijten om je zo te belonen met een ondragelijke strontlucht. Dat is dus wel normaal?

Trots verhalen over hoe je iemand anders een oor hebt weten aan te naaien. Jezelf slimmer vinden dan wie dan ook. Dit fanatiek uitdragen en er groots op zijn. Hoe dom je dan ook overkomt. Grote verhalen ophangen over hoe je het hebt gemaakt. Onderwijl  je luie reet rustend op je tweezitter van de Wehkamp. Schuin gezeten achter het stuur van je stoere auto van een bouwjaar ergens midden jaren negentig, je middelvinger opstekend naar al die anderen die er niets van begrijpen hoe het is behept te zijn met het grootste verkeersinzicht aller tijden. Van de hele wereld bovendien. Is dat dan inderdaad wel allemaal normaal? Ik wist het vanmorgen niet en kan er nu nog steeds geen antwoord op geven. Wel bleek dat de intieme sfeer van daarvoor, door alle drukte van dit Grote Denken, totaal verloren was gegaan. Ik besloot dus mijn bezigheden dan maar te staken en ging douchen. En geloof het of niet, dik een kwartier gezocht naar mijn shampoo. Kijk, dat geheugen van mij dus, dat is pas niet normaal.

De Teloorgang..

.

dinsdag 20 december 2011

De Kracht Van de Gemiddelden..

Ik ben normaal. Ik ben gemiddeld. In feite ben ik zoals u bent. Ik doe geen gekke dingen en was vooralsnog niet van plan dit te gaan doen. Ik heb een redelijke scholing gehad, zelfs een aantal diploma’s binnengeharkt, maar ben inderdaad geen geleerde. Ik bekleed geen topfunctie maar ben ook geen kladloper die puur en alleen uit gemakzucht een uitkering geniet. Sterker; ik ben- net als u- het type dat denkt dat je de mensen die echt niet kunnen moet helpen, en de lui die enkel maar profiteren hard aan moet pakken. Zo zijn wij, de gemiddelden. Zo denken wij, de mensen die geen gekke dingen doen en dit in feite ook niet van plan zijn te gaan doen.  Zo zitten wij nu eenmaal in elkaar. We doen ons ding en denken dat het goed is zo. Maar, en dat is onze makke, we rekenen te vaak buiten de waard om. laten we het zo stellen.

Want terwijl wij, De Grote Eenvoudige Massa, ons best doen met werken en eerlijkheid het hoofd boven water te houden, is er een andere groep die er alles aan doet om ons uit te buiten, bikkelhard te naaien en leeg te zuigen. Deze lieden zijn tegenstanders van formaat. Sterker; we hebben er niets tegen in te brengen. We vechten een verloren strijd tegen het Grote geld. Tegen corrupte politici, machtige bedrijven en alles en iedereen die in de loop der tijd de kans heeft gekregen zich boven ons uit te verheffen. Boven ons, de gewone grote middenmoot, staat een leger van ware ratten. Misselijkmakende lieden die slechts één doel nastreven. Die aan een vreselijke vorm van kanker lijden waar ze helaas niet dood aan kunnen gaan; hebzucht. Pure hebzucht in combinatie met een niet te beschrijven vorm van egoïsme. Het is onmogelijk je te wapenen tegen een ziekheid zo allesomvattend, ik weet het. En dus zwijgen we. Doen wij ons ding zonder er uiteindelijk ook maar iets mee op te schieten.
We laten ons voorliegen. We laten ons bedriegen. We weten dat het zo is, maar zijn niet bij machte er iets tegen te ondernemen. We klagen er wat over tijdens gesprekken op verjaardagen of in de kantine van de werkplek. Maar daar blijft het dan ook bij. De Grote Gewone Massa laat zich nu eenmaal niet organiseren. Omdat we een baan hebben. Verantwoordelijkheidsgevoel. Een gezin te onderhouden hebben of een hypotheek te voldoen. En dus laten wij ons telkens weer pakken en naaien door het gilde van Rupsjes Nooitgenoeg. Door hen, wiens menselijk denken reeds volledig is weggevreten door het kanker der hebzucht. Niet op te brengen ziektekostenverzekeringen die uiteindelijk in geval van nood geen soelaas bieden. Maar wel per jaar stijgen. Een overheid die maar blijft plukken waar ze maar kan. Maar verdomd weinig terugdoet. Grote bedrijven die verzuipen in de winst maar desondanks mensen de straat op kegelen. Vadsige lamzakken die met bonussen aan de haal gaan en zo laten zien de schaamte blijkbaar al ver voorbij te zijn.
Ik ben niet links. Ik ben niet rechts. Ik ben de middenmoot. In alle opzichten. Net als u. We doen ons best. Dat doen we al tijden en in feite waren we van plan dit tot in lengte van dagen te doen. Maar aan alles komt een end. Ook aan het geduld van hen die niks hebben in te brengen. Genoeg is genoeg. Het kan allemaal te gek ook, denkt u niet? En kijk, dat is mijn voornemen voor 2012. We gaan het eens heel anders doen. En ik ga u proberen te overtuigen dat we wel zullen moeten. Ik ga u aantonen dat het inderdaad genoeg is geweest. Dat wij de Grote Gewone Massa zijn die ongewone beslissingen moeten gaan nemen. In het belang van ons, maar vooral in het belang van hen die na ons komen. We moeten orde op zaken stellen. Er keihard tegenaan. In 2012 ga ik u overtuigen mee te vechten tegen een vorm van kanker waartegen nog geen enkel medicijn bestaat. Ik ga u vragen op te staan. Voor uzelf, en dus voor bijna iedereen om u heen. Fuck de rechtse driedelige pakken. Vergeet  het lnks langharige occupy-tuig. Pak mijn hand en ga met me mee. Met mij, Het Wakend Oog. Bovengemiddeld gemiddeld. Op jacht naar een betere wereld. Onze wereld. 2012 dus. Doet u het alvast in de agenda’s noteren? Revolutie!

woensdag 14 december 2011

Ga Weg, Ik..


Wat zou het mooi zijn weg te kunnen lopen van jezelf. Je draait je op een gegeven moment om -indien van toepassing, nog wat met het hoofd  schuddend- en dan hou je het voor gezien. Misschien mompel je nog een beetje wat. ‘Zoek het uit en een ongezien de tyfus’. En dan ga je  gewoon. Jezelf, de achterblijver in kwestie, verbouwereerd achterlatend. Wat zou dat mooi zijn he? Als dat toch eens zou kunnen. Weglopen van jezelf. Een mooier geschenk is toch haast niet voor te stellen? Als een Turk op de Zwarte Markt in Beverwijk, die het niet eens is met de vraagprijs van de aangeboden gestolen autoradio. Een blik vol van ongenoegen. Afkeuring. En soort van, al dan niet geveinsde, walging. En dan het weglopen. En dat is dan niet zomaar weglopen, maar weglopen op een speciale manier. Ik zou willen dat ik het zo kon. Ik zou willen dat ik het zelfs maar kon omschrijven.
Als het kon liep ik nu direct bij mezelf weg. Met grote passen. Misschien zou ik nog een keer omkijken, maar dan alleen maar om mijn eigen gezicht even te zien. Niet voor het omkijken op zich. Niet met de gedachte dat ik iets zou zien wat mijn voornemen misschien nog in de weg zou kunnen staan. Ik zou hopen een vragende blik te zien. ‘Ga je echt?’ Ik ben geen ster in het etaleren van mijn gevoelens en de daarbij behorende gezichtsuitdrukkingen, maar ik zou dan mijn best doen zo ongeïnteresseerd mogelijk te kijken. Minachtend, als ik dat middels plooien in het gelaat en bijpassende lichaamstaal tenminste uit zou kunnen drukken. Echter, bij het gebrek aan dit soort talenten zou het wellicht bij een demonstratief op straat roggelen blijven. Een dikke fluim uit het diepst van wie ik ben. Letterlijk en figuurlijk. Om zo mijn misgenoegen toch zo optimaal mogelijk kenbaar te maken.
Wat zou ik graag bij mezelf weg willen lopen. Wat zou het fantastisch zijn mijzelf definitief de rug toe te keren. Of je de V&D uitloopt, omdat je kudt geholpen werd. Als bij die gast, die je op een strategisch punt in de stad, een abonnement van de Telegraaf probeert aan te smeren. Als die 100% hetero die in de nacht van vrijdag op zaterdag de verkeerde parkeerplaats uitzoekt voor een tussenstop. Als die Turk die het niet eens is met de vraagprijzen op zijn favoriete markt. Zo zou ik bij mezelf weg willen lopen. Want ik ben mijzelf zat. Heb helemaal niets meer met mezelf. We zitten niet op één lijn en dat gaat er nooit en te nimmer meer van komen. We zijn samen niet meer wie wij individueel eigenlijk graag zouden willen zijn. En dan druk ik mij nog verdomd voorzichtig uit. Het is dus tijd afscheid van elkaar te nemen. Maar hoe neem je afscheid van jezelf? Wat zou het mooi zijn weg te kunnen lopen van jezelf. Nog even te zwaaien. Nare dingen te mompelen. Om elkaar daarna nooit meer in de weg te zitten. Ga weg, ik. Donder op, jij. Mijn God, wat zou dat toch mooi zijn. Voor ons beide.

zondag 11 december 2011

De Guitige Blik..

.

Gevoel Van Vriendschap..

Het mannetje roerde langer dan nodig was in zijn kopje thee en staarde naar de beelden op tv. Voor al het geld ter wereld zou hij niet kunnen navertellen waar hij naar zat te kijken. Hij keek, maar zag niks. Hij luisterde zonder ook maar één woord bewust op te vangen. In gedachten verzonken. Zoals wel vaker. Dusdanig  ver weg dat het soms wel eens een wonder leek dat hij ooit nog terugkwam. Dat hij niet simpelweg zou blijven hangen in die andere wereld. Zijn zelfbedachte omgeving waar alles mooier en beter is. Verscholen in zijn eigen fort. Een bunker van metersdik, absoluut onverwoestbaar gesteente. Het onneembare domein van zijn eigen Grote Denken. Roerend in zijn thee, starend naar vage beelden die hij nooit zou zien. Geluiden al reeds onherkenbaar vervaagd, nog voor ze ooit zijn gehoor zouden bereiken.

Hij vond zichzelf een bofkont. Wat had hij het eigenlijk getroffen. Hij had vrienden. Vrienden waar iedereen bang voor was. Maar hij, het mannetje, dus niet. In feite gaf het hem aanzien. Status. Zo dacht hij. Mensen zouden raar opkijken en vol bewondering uiteindelijk slechts kunnen beamen dat hij in feite nergens bang voor was. Hij niet. Iedereen zou zijn vrienden proberen te ontwijken. En als dat niet lukte net doen alsof ze niet bestonden. Ontkennen. Het mannetje niet. Hij sloot ze in zijn armen. Zocht ze op. Had de grootste schik met ze en kon niet meer zonder het olijke drietal. Waar hij was daar waren zij. Altijd. Wat er ook gebeurde. Het had hem weleens tegengezeten. Het was niet altijd gegaan zoals hij ooit had gehoopt dat het zou gaan. Maar dat was achteraf en bovendien, vandaag de dag althans, volstrekt onbelangrijk. Niemand draagt de last van het leven alleen. Hij roerde zijn thee. Niet voornemens Het Grote Denken op korte termijn nog los te laten.
Trots was hij op zijn allergrootste vriend, de stilte. De stilte die hem nooit en te nimmer in de steek zou laten. Die hem ooit pijn had gedaan -toen hij nog dacht dat de nooit aflatende stilte om hem heen fout was- maar tegenwoordig zijn grootste goed was. De stilte, in de optiek van anderen een koud en angstaanjagend gedrochtelijk wezen, die hem nu de rust gaf die hij zo nodig had gehad. Trots en blij was hij ook met eenzaamheid. Deze gabber voor het leven maakte de stilte mogelijk. Hij was het die een ieder weghield. Die er zorg voor droeg niet te zijn overgeleverd aan het gezwets en geleuter van al die nutteloze mensen om je heen.  De harde woorden. Het hatelijk hoongelach. Met hem was er niemand om je heen. Dit deed de stilte goed. En dus het mannetje. En dan was daar uiteindelijk nog het duister. Hij die wegnam wat je niet wilde zien. Hij die prachtige lichtgevende stippen liet zien aan een gitzwarte hemel. Samen bleven ze wakker. Samen waren ze alleen met de stilte en de eenzaamheid. Hij stopte het roeren van zijn thee en de stilte had het hoogste woord. Samen gingen zij de nacht in. Zo alleen en zo gelukkig als ze maar konden zijn.

woensdag 9 november 2011

Het Mobiele Stilstaan..

.

Het Grote Wachten..

Ik zit te wachten, maar ik weet niet waarop. Niet dat ik nu op dit moment, met mijn vingers tikkend op het tafelblad, letterlijk zit te wachten op iets wat staat te gebeuren, wellicht gepland is of op een bepaalde tijd zijn aanvang zou hebben. Het is meer dan dat. Groter. Ondefinieerbaar. Ik wacht, maar kan met de beste wil van de wereld niet duidelijk omschrijven waar nou het wachten op is. Kent u dat gevoel? Nee hè, daar was ik al bang voor. Ik heb al lange tijd het gevoel dat ik daarmee behoor tot een minderheid. Misschien ben ik hierin zelfs wel een eenling. Om mij heen wacht namelijk niemand. Iedereen doet maar en lijkt op doelen af te stevenen die zij zichzelf blijkbaar hebben gesteld. Ze wachten niet, maar doen. Ik kan dat niet. En dus doe ik eigenlijk nooit wat. Uiteindelijk. 
 
Ik heb wel ideeën, wensen en dromen maar ik begin er nooit aan deze te verwezenlijken. Ik wacht op betere tijden. Op meer geluk. Op de gelegenheid. Op steun. Op rust. Op tijd. Overal eigenlijk op. Maar het lijkt er nooit van te komen. Is het niet het één waar nog even het wachten op is, dan is het wel het andere. In mijn optiek zijn omstandigheden nooit ideaal, kun je nooit zomaar gewoon gaan doen wat je graag zou willen of is het een drukte van belang door allerlei beren op de weg, zoals ze dat dan zo mooi noemen. Ik zie tegenslagen voor een ander ze, met heel veel fantasie, ook maar ooit bedacht zou kunnen hebben. Ik zie in alles een probleem. En dus is het beter te wachten. Tot alles is opgelost en ik eindelijk aan de gang kan. Klopt. Dat duurt inderdaad erg lang. Ik had het door. Maar ik heb geduld. En dus wacht ik. Want ooit moet het lukken. Toch? Ooit is alles beter.

Toch begin ik zo nu en dan een beetje nerveus te worden. Zenuwachtig. Er bekruipt mij dan een onbehagelijk gevoel. Alsof ik te laat dreig te komen op een belangrijke afspraak waar alles van af zou hangen. Denkbeeldig sta ik dan vol ergernis in een zelfbedachte file of voor een open brug. Ieder stoplicht wat ik moet passeren staat hatelijk lang op rood en als ik dan denk een beetje door te kunnen rijden zit ik achter een stel bejaarden in een 45 kilometer autootje op een weg waar geen discussie bestaat over het nut van het daar ingestelde inhaalverbod. Ik besef me dat ik de afspraak niet meer ga halen en vraag me af waarom ik niet eerder van huis ben gegaan. Ik heb spijt, voel me stom en snap niets van mezelf. Ik had kansen genoeg maar verzuimde keer op keer deze te benutten.

Nog steeds denkbeeldig ga ik dan aan de kant van de weg staan. Ik probeer te berusten in mijn lot. En ik wacht. Ik wacht op een filevrije rijbaan om er vol tegenaan te kunnen. Stoplichten zullen er dan vast niet meer zijn, laat staan kleine rotautootjes die al je goede bedoelingen in de weg staan. Het is nog niet te laat. Ik moet gewoon nog even geduld hebben. Dat is alles. Wachten op het juiste moment. Laat die anderen maar rennen en doen. Ik heb mijn dromen tenminste nog. En zo probeer ik het dan maar een beetje te zien. Het voor mijzelf goed te praten. Anderen noemen mij laf. Zeggen dat ik niet durf en daarom nooit ergens aan begin. Onzin. Ik ben gewoon wat afwachtend. Dat ligt besloten in mijn karakter. Maar morgen, en anders wel overmorgen, zal alles anders zijn. U zult het zien. U zult het beleven. Want op een dag is het de tijd. Mijn tijd. Wacht maar af.

vrijdag 28 oktober 2011

De Menselijke Ondergang..

Weet u waar ik een hekel aan heb? Mensen. Ja, dat lijkt misschien leuk, maar dat is het dus niet. Sterker; vaak is het zelfs ontzettend lastig. Er zijn namelijk heel veel mensen. Echt heel veel. Daar verbaas ik mij dan ook wel eens over. ‘Waar komen ze allemaal vandaan’, Denk ik dan. Maar vooral; ‘Waarom gaan ze niet weg’? Je bent de deur nog niet uit of je komt ze al tegen en dat gaat zo de hele dag door. Ze praten tegen je. Stellen vragen. Doen lollig of juist heel lelijk. Dat is ook nog eens de pest; je weet eigenlijk nooit helemaal zeker wat je er nou mee aan moet. Je kunt nooit aan ze zien in welke categorie ze vallen. In welk hokje ze nou moet plaatsen. En daar heb ik het niet zo op. Ik wil duidelijkheid. Zaken moeten helder zijn. Mensen zijn dat niet. En daar heb ik dus een hekel aan, als dingen niet helder en duidelijk zijn. Is de schuld van mensen. En alleen daarom al moet ik niks van ze hebben.

Maar ik ben wel iemand die er over het algemeen het beste van probeert te maken. Zo ben ik. Dat is mijn opgeruimde karakter. Van mij kun je dus nooit zeggen dat ik mijn best niet doe. En dus geef ik ze wel eens antwoord als ze mij wat vragen. Ik doe wel eens of ik luister of toon belangstelling. Dan zeg ik bijvoorbeeld ‘Oh ja’? Vinden ze prachtig. Gaan ze met heel veel enthousiasme nog meer dingen vertellen, en zo. Allemaal zinloze informatie over van alles en nog wat. En ik mijn best maar doen geïnteresseerd over te komen. Ook niet eenvoudig hoor, vergis u niet. Probeer maar eens niet te gapen als iemand je over zijn of haar vakantie verteld of over De Kinderen. Gudverdegudver, verhalen over kinderen. Kent u ze? Hoe goed ze wel niet zijn? Dat ze al konden praten toen ze drie maanden waren, liepen als kievieten, in minder dan een week en dat soort geleuter?

Weet u hoeveel wonderkinderen, hoogbegaafde snuitertjes, er volgens de verhalen op deze aarde zouden moeten rondlopen als je al die zwetsverhalen niet met een korreltje zout zou nemen? Maar men vergeet het belangrijkste; kinderen zijn gewoon kleine mensen. Niet meer en niet minder. En ik maak in mijn afkeer tegen dit al reeds benoemde soort geen enkele uitzondering. Afmetingen doen er wat dat betreft niet toe. Bovendien worden kleine mensen groot en dan zijn de rapen pas echt gaar. Worden ze zoals hun ouders en dat zou je dus echt niet moeten willen. Komen we niks verder mee. En bovendien, des te langer duurt het voordat de laatste mens het licht uitdoet en de wereld gewoon weer de wereld kan zijn. Zoals dit ooit miljoenen en miljoenen jaren het geval was. Was dat nou echt zo erg? De wereld op zich is een aaneenschakeling van overweldigende schoonheid. Een plek van rijkdom, weelde, puur en schoon geluk. Maar ja. Mensen he. Zonde gewoon. Een eeuwige.

De Mens is slecht volk. Kun je maar beter niets mee te maken hebben. Je vriendin doet het met de buurman, maar de buurvrouw het nooit met jou. De exemplaren die zeggen nooit te liegen bevestigen, enkel en alleen al met deze zin, alle vooroordelen. Vrienden moeten altijd wat van je. Daarom bestaan ze niet. Beloftes zijn nooit echt, dat beloof ik u. Hebzucht en eigenbelang vieren hoogtij. Daarmee diep vallen bestaat niet. Alles gaat om geld. Geld is misschien wel mens’ grootste armoede. Maar alles wat men nu nog doet is deze armoede najagen. Het opsteken van een hand geschiedt nog louter middels een middelvinger. Asociaal is sociaal, want iedereen doet het. Menslijk belang telt niet. Harde munten wel. Er is geen verschil meer tussen gepaste trots en pure arrogantie. Dit alles maakt dat ik het niet zo heb op mensen. En zo leuk is dat dus niet. Want u bent met veel. Heel erg veel. In elk geval met meer dan ik. En het einde is nog lang niet in zicht. Maar ik pas mij aan. Want zo ben ik. En dus steek ik bij deze mijn hand naar u op. Uiteraard naar de voor u geldende normen en waarden. Laat dat duidelijk zijn. En het doet mij goed. Ik drink er een biertje op. Alleen. Dat wel. Godzijdank.

zondag 23 oktober 2011

Soort Van Kudtdag..

.

De Warrige Moraal..


Nou nou, dat was me nogal een betoog zeg. Beetje diep. Zelfs wat aan de zware kant misschien. En dat op zomaar een doordeweekse zaterdagavond. Is er iets? Of heeft er wat plaatsgevonden? Of gaat er wellicht wat gebeuren? Op die laatste vraag kan ik natuurlijk geen antwoord geven, op die eerste twee wel. Niks aan de hand. Je moet wel eens even stilstaan bij gedane zaken ook al zullen zij geen keer meer nemen. Hoe graag je dat misschien ook wel zou willen. Even stilstaan, rustig terugkijken en dan weer op pad. Naar daar waar vooraf nooit wat zinvols over te zeggen valt. Maar waar ook ongetwijfeld wel weer eens een punt komt om terug te kijken op wat is geweest. Daar lering uit te trekken en het, vanaf dat moment, al dan niet anders te gaan doen.
Begrijpt u het nog? Nee, maar is ook lastig. Maar toch weet ik zeker, als ik maar  voldoende kwaliteiten en talenten had dit knap op schrift te zetten, u mijn betoog, zegmaar gerust warrige gedachtegangen, enkel maar zou kunnen beamen. U zou uw naaste aanstoten, op het beeldscherm wijzen en zeggen: ‘Verrek, moet je dat eens lezen. Die zegt nu eindelijk eens wat ik ook regelmatig denk’. Maar zo zal het wel niet werken ben ik bang. Ik probeer een gevoel uit te leggen dat niet onder woorden is te brengen. Ik moet en zal mij uitspreken al heb ik geen enkel idee waar te beginnen. En hoe ik dat in hemelsnaam verder vorm zou moeten geven.

En zo kon het dus gebeuren dat u de afgelopen twee minuten een tekst hebt gelezen waar u niets van begrijpt, en ik er een dikke tien minuten over heb gedaan deze woordenbrij te maken tot wat het is. Van beide kanten een volstrekt onzinnige besteding van tijd die we ons dus maar beter hadden kunnen besparen. Ik wist niet wat deze tekst zou brengen toen ik hem zat te typen, u niet toen u het lezen daarvan aanving. Nu weten we het wel en kunnen we conclusies trekken. Staren nog even naar het scherm, schudden lichtjes met het hoofd en nemen ons voor het de volgende keer anders te gaan doen.  En misschien, heel misschien, is dat juist wel De Moraal. Opdat niets voor niets is en morgen altijd anders zal zijn. Althans, zo ongeveer. Toch?   

In De Lift..

.

De Beperkte Mogelijkheden..

Mensen die zeggen nooit te liegen zijn de grootste leugenaars. Is een feit. Kunnen we omheen draaien, met allerlei zelfverzonnen argumenten proberen te ontkennen, maar uiteindelijk blijkt het altijd een waarheid als een koe. Mensen die aangeven dat eerlijkheid hoog in hun persoonlijke vaandel staat zijn de meest onbetrouwbare silhouetten die er zijn. Is gewoon waar. Achteraf blijkt hier nooit en te nimmer een speld tussen te krijgen zijn, met de beste wil van de wereld niet. Omdat de dingen nu eenmaal zijn zoals ze zijn. Het volk wat altijd verwijtend naar een ander staat te wijzen is in de regel zelf door en door slecht. Alles wat ze jou in de schoenen proberen te schuiven komt keer op keer weer uit de koker van hun eigen ziekelijke gedachtegangen. Het verhaal van de waard en in welke mate hij uitgaat van het vertrouwen in zijn gasten.

Als je op een dag merkt dat je zelf niet helemaal bent wat je eigenlijk had willen zijn kun je in feite maar twee dingen doen. In de eerste plaats zou je kunnen proberen een beter mens te zijn. Je zou van je eigen fouten kunnen gaan leren. Eens goed naar jezelf te kijken en studie te maken van de mogelijkheden je eigen ik naar een hoger nivo te tillen. En dit als een uitdaging te zien. Het is mooi dat je rechtop loopt, je kwijlen tot een minimum is beperkt en je handen niet over de grond slepen, maar dan ben je er nog niet. Er is meer voor nodig een echt mens te zijn. Een goed mens. Daar moet je aan werken. Daar moet je wat voor doen. Maar dat schijnt nogal lastig te zijn. En dat brengt ons automatisch tot de volgende mogelijkheid. Die waar dan het overgrote deel voor kiest. Om zelf beter te zijn kun je er inderdaad ook een doel van maken anderen naar beneden te halen.

Jokkebrokken maken anderen uit voor leugenaar. Slecht volk zal altijd proberen de tegenpartij neer te zetten als nog beroerdere lieden. Want dan lijk je zelf namelijk  beter. Hoef je geen moeite te doen, is het niet nodig jezelf in te zetten voor de goede zaak. Kun je lekker altijd een ander de schuld geven met als bijkomend voordeel dat je de bovenliggende partij lijkt te zijn. Het gemak dient nu eenmaal de mens. Je kunt veel van ze zeggen, maar niet dat ze dit heel goed hebben begrepen. Haal een ander naar beneden en voel je op die manier superieur. Strooi met verwijten en kritiek. Brul en schreeuw. Verdoezel, en stop je eigen tekortkomingen weg, indien mogelijk middels een grote bek en geveinsde onredelijkheid. Of speel slachtoffer. Slachtoffer van alle slechtheid van anderen. Tegen jou gericht. Uiteraard.

Ik ken deze lieden en ik heb het er niet zo op. Ze hebben het mij moeilijk gemaakt omdat er een tijd was dat ik geloofde wat ze de wereld in jankten. Ik trok mij de kritiek aan, twijfelde aan mijzelf. Ik werd inderdaad de onderliggende partij hoewel mij niet zo heel veel viel te verwijten. Ik ben niet altijd eerlijk. Ik lieg wel eens. Ik doe wel eens dingen die ik misschien beter niet had kunnen doen. Maar nooit was het wereldschokkend. Nooit kon ik niet met mijzelf en mijn gevoel voor wat goed en kwaad was door één deur. Ik ben niet beter dan een ander. Nooit geweest ook. Ik ben wie ik ben. Niet meer en niet minder. Maar ik zag het te laat. Ik zag het pas toen men via mij getracht had zich beter voor te doen dan men in werkelijkheid was. En mij dit inmiddels heel klein had gemaakt. Maar o Wakend Oog, was het dan echt te laat? Is dat werkelijk het einde van uw betoog?

Nee. Dat is het niet. Want ik ben wie ik ben. Uiteindelijk. Ik doe mijn ding en leef mijn leven. Ik doe wat ik denk dat goed is. Ik heb daarbij niemand nodig. U kunt mij proberen neer te halen met harde woorden en verwijten. U kunt trachten mijn zwakke punten onder een vergrootglas te leggen. U kunt hameren op de punten die ik anders zou moeten doen. En vooral daarbij vermelden hoe goed uzelf wel bent. Maar u gaat het niet meer redden. Ik ben blind en doof tegelijk. Omdat ik ben wie ik ben en niemand mij daarvan kan weerhouden. Ik ben een goed mens, maar met allerlei beperkingen. Juist omdat ik een mens ben. Een echte. Sterker, één die het niet nodig acht beter te zijn dan een ander. Ik verwijt dan ook niemand iets. Ook u niet. Omdat ik het verhaal van de Twee Mogelijkheden ken. Al zal ik dan ook nooit achter uw gemakzuchtige keuze kunnen staan. Nooit en te nimmer. En ik ga er dan ook nooit meer in mee. Gewoon, dat u het maar even weet.

donderdag 20 oktober 2011

De Grootse Belofte..

Het mocht allemaal even duren, maar daar waren we weer. Mijn god nog aan toe zeg, dat noemt zich dan een blogger. Doe het dan gewoon niet zou je zeggen. Dat plaatst zo nu en dan een onsamenhangend brouwsel, plempt foto’s die geen enkele raakvlak hebben met het onderwerp eenmaal besproken, komt gerust met verhalen die uit meer delen bestaan, maar verzuimd vervolgens deze ook daadwerkelijk af te maken en laat bovendien met gemak een maand lang helemaal niets van zich horen. Dit alles bij elkaar maakt het dan wel een prachtige afspiegeling van mij als persoon, dat dan inderdaad weer wel, maar toch. Wil ik ooit schathemeltje, belachelijk asociaal rijk worden met het schrijven van blogs en vervolgens de ene bestseller na de andere de wereld in persen, pleit dit alles natuurlijk niet voor me. Dan moeten sommige zaken echt anders. Laten we eerlijk zijn. Gaan we dus doen. Kom ik later nog op terug. Echt.

Allereerst wil namelijk ik bij deze even van de gelegenheid gebruik maken mijn dank en verbazing uit te spreken. Ik heb van de week de statistieken van dit blog bekeken en wat blijkt; ik heb nog steeds dagelijks bezoekertjes. En dan niet eentje (mijn moeder) maar veel en veel meer. Iedere dag weer. Dat is toch gek? Dag in dag uit zijn er mensen die mijn blog bezoeken om vervolgens te zien dat niets anders is als bijvoorbeeld gister. Of eergisteren. Of de week daarvoor. Maar men blijft komen. Men blijft klikken. En kijk, dat gaf mij zomaar een verdomd warm gevoel. Noem het een opsteker. Noem het een blijk van waardering die zijn weerga niet kent. De andere kant van deze werkelijk prachtige medaille, was echter een gevoel van schuld. Eerst ergens ver weg op de achtergrond, maar uiteindelijk zeer prominent aanwezig. En het bleef maar knagen. Verdomd als het niet waar is. Want wat doe ik nou eigenlijk voor u? Voor u die zo regelmatig klikt en komt kijken. Veel te weinig, toch?

Sterker, ik doe er eigenlijk helemaal niets voor. Maar ik krijg dus wel ontzettend veel. In feite ben ik niets minder dan een onbehouwen, arrogante klikken-graaier. Het zal u dan ook niets verbazen dat sinds een week een aantal lieden in tentjes in mijn voortuin bivakkeren. Niet dat het begrip ‘occupy’ mij nou zoveel zegt, maar het scanderen van allerlei leuzen is wel degelijk storend als je aan je biertje een beetje op de bank ligt te hangen. Of in een duister verlichte kamer met een brede grijns de statistieken van je blog aan het bekijken bent. Je voelt je toch een beetje betrapt, laten we het zo zeggen. Daarom, en eenvoudigweg het feit dat schuldgevoel mij wel degelijk iets zegt, ga ik het wederom anders doen. Ik beloof nogmaals beterschap. Maar nu echt. U geklik zal minder vaak voor niets zijn. We pakken de draad weer op en gaan er opnieuw volop tegenaan. Het Wakend Oog en zijn miljoenen klikkers gaan een begrip worden. Samen staan we sterk. Samen zijn we groot. U kunt niet zonder mij, ik niet zonder zij die niet buiten mij kunnen. Vandaag is de dag. Vanaf vandaag is alles anders. En u kunt er bij zijn.

woensdag 21 september 2011

De Schakel..

.

Nodeloos Leed..

Ik ben niet zo van het klagen. Ik hou niet zo van dat negatieve gedoe. Je kunt heel lang zeiken en zemelen als er een keer iets is wat je dwarszit, als er dingen gebeuren die je niet bepaald zinnen. Of bijvoorbeeld in het geval er mensen zijn die je niet aanstaan. Doen heel veel mensen wel. Die klagen en zeiken maar. Die doen dat glas maar halfleeg laten zijn. Zuchten en steunen. Hijgen en puffen. Sterker, is het u wel eens opgevallen dat sommige mensen er alles aan doen hun ‘leed’ erger doen te laten lijken dan het is? Een beetje hoofdpijn is steevast een migraine. Verkoudheid een voorhoofdsholteontsteking en een nacht slecht geslapen, of het even een beetje druk gehad, en ze lullen met alle gemak van de wereld over een burn out. Als kanker onvoorwaardelijk te genezen was zou griep niet lang meer bestaan. Klinkt tenslotte sowieso een stuk beter, qua ziekmelding bij je baas.

Ik zat onlangs in de wachtkamer van mijn huisarts. Gewoon op maandagochtend terwijl ik die zaterdagavond daarvoor in de stad was neergestoken door een neger. Mes nog netjes in mijn zij, dus al drie dagen hetzelfde T-shirt aan. Maar ik ben niet zo van het klagen. Niet van dat negatieve gedoe. Maar mijn god zeg, het was daar gewoon een kwestie van tegen elkaar opbieden wie er het slechtst voorstond. Een vrouw, wiens enige ernstige probleem haar overgewicht leek, vertelde haar wachtende buurvrouw dat ze nogal last had van haar maag. Buurvrouw ging daar bikkelhard overheen door te vermelden dat ze al twee weken bloed spuwde. ‘Heb ik ook vaak’. Verdedigde Maagklacht zich echter, door daar aan toe te voegen dat ze daar dus inmiddels niet meer van opkeek. Ik zag haar glimlachen. ‘1-0’ Dacht ze. ‘Nou jij weer’. 

Even was het stil. De bloedspuwende vrouw was zich aan het herpakken, vastbesloten keihard terug te komen. ‘Ooit dacht ik dat ik het kon winnen van de kanker, maar de dokter zei me al dat ik niet te veel hoop moest hebben’. Ha! Hier had Maagklacht natuurlijk niet van terug. De verhoudingen waren duidelijk. De strijd gestreden. Het gesprek verstomde. Ook in het verzinnen van leed schuilt een bepaalde hiërarchie. Dat had deze mevrouw verdomd goed begrepen. Elders klaagde een man over de ontsteking in zijn been en de werkelijk ondragelijke pijn die daarmee gepaard ging. Zijn betoog werd teniet gedaan door een vent die in eerste instantie zeer begripvol leek, maar uiteindelijk wees op het feit dat zijn pijn zo erg was, dat hij het liever vandaag dan morgen zonder zijn ledematen zou moeten doen. En zo ging het maar door. Iemand noemde een klacht of ziekte en er was constant iemand die liet weten het nog beroerder te hebben.

Ziek zijn of het slecht hebben is een vorm van status. Hoe slechter of beroerder, hoe beter. Ditzelfde gaat op voor sterfgevallen. Ga dood en je hebt vrienden bij de vleet. Ineens is iedereen zielig omdat jij dood bent. Mensen die je amper kende blijken dan toch opeens je beste vriend te zijn. Staan zielig te zijn aan je graf.  Missen je. Weten ineens niet hoe het nu verder moet. Altijd maar druk op jacht naar een vorm van aandacht en medelijden. En in het kader van die jacht gaan ze letterlijk over lijken. Aandachtshoeren zijn het, in- en inslechte hufters. Volslagen gestoorde figuren met geen enkel gevoel van schaamte. Maar wat zijn ze met veel. Een almaar groeiend leger van hersenloze dat voldoening denkt te vinden in bestaand leed. Ik ben niet zo van het klagen. Ik hou niet zo van dat negatieve gedoe. Ik ben meer een man van de oplossingen. Doodschieten dus. Allemaal. Snel en pijnloos. Omdat ik ze zelfs die status van pijn en leed inmiddels niet meer gun.  

maandag 19 september 2011

De Goede Hoop..

.

Het Voortschrijdend Inzicht..

Ik ben de afgelopen dagen weggeweest. Ik was even de stad uit, zoals men dat zo mooi zegt. Dat had ik beter niet kunnen doen. Het is mens eigen te wennen aan bepaalde situaties. Zich aan te passen. Eigenlijk is dat zelfs de enige reden dat de mens nog zo ver is gekomen. We passen ons aan en overleven. Inmiddels al een paar duizend jaar. Zou ik een betoog op zich over kunnen houden, hoe knap en wonderlijk dat eigenlijk is, maar doe ik niet. Nu niet tenminste. Ik was gewend aan de stad waar ik woon. Had mij aangepast en mij bij deze achterstandssituatie neergelegd. Destijds dan wel niet zonder slag of stoot, maar inmiddels dus wel. En dan ga je dus even weg, deze stad uit, en dan kom je weer terug. Mijn hemel nog aan toe.

Ik woon in het meest verschrikkelijke deel van Nederland. Het is een onguur tochtig gat in de kop van Noord Holland. Dan hoef ik u niet te vertellen waar dat precies is he? Man man man, wat een oord. Wat een plek. De ene architectonische wandaad na de andere trekt aan je voorbij als je de auto de stadsgrenzen binnenstuurt. Pure verpaupering. Het begrip ‘verloedering’ moet hier ooit uitgevonden zijn. Hopeloos triest ogende huizenblokken, met onkruid overwoekerde straten. Kent u die oude cowboyfilms waar zo’n gortdroge plant zich middels de wind door een compleet verlaten straat laat rollen? Dat is werkelijk nog het enige wat aan het plaatje ontbreekt. Logisch, want het waait hier, dag in dag uit, vanaf maar liefst drie kanten tegelijk. Zo’n plant zou zich daar geen raad mee weten. Maar anders.

De mensen die zich wel op straat vertonen zien er stuk voor stuk uit als paupers. Men oogt ongelukkig. Hier wonende heeft het geen enkele zin om nog wat van het leven proberen te maken. Die moedeloosheid straalt van hen af. Gebogen ruggen. Armen levenloos langs het lichaam gehangen, de vingertoppen nog net niet de grond rakend. Twintigers ogen als veertigers. Veertigers zijn in hun relatief korte bestaan verworden tot niets minder dan lieden in de winter van hun leven. Mensen nog ouder kom je bijna niet meer tegen. Als je hier je zestigste verjaardag viert krijg je bloemen van de burgemeester en een stukje in de krant. Komt dus bijna nooit voor. Je sterft lang voor die tijd een wisse dood. Van verveling. Aan reuma, opgelopen door jarenlange blootstelling aan wind en vocht. Aan moedeloosheid. Triestigheid. Of simpelweg de wetenschap dat je hier woont.

Verstandelijk gehandicapt is hier een relatief begrip. Ik heb in het verleden wel eens getracht gesprekken aan te gaan met de inheemse bevolking, maar het heeft geen nut. Ze snappen mij niet en ik hun niet. Na een minuut of wat gaan ze altijd schreeuwen en schelden. De meesten kwijlen daarbij. Eerlijk is eerlijk; de één wat meer dan de ander maar het blijft een onfris gebeuren. Een meningsverschil kun je hier nooit met argumenten beslechten. Het is altijd schelden en tieren. Zeelucht heeft een verdomd nare uitwerking op het brein van mensen. Het zoutgehalte vreet zich langzaam een weg door de hersenen en doet bepaalde functies nu eenmaal geen goed. Dat is allemaal wetenschappelijk bewezen. En hier heb je dus aan drie kanten water. Aan drie kanten! Neem ik het ze dus kwalijk? Nee, natuurlijk niet. Sterker; ik was gewend aan mijn situatie. Probeerde mij zo goed en zo kwaad als dat ging aan te passen. Kwestie van overleven. En ik ben er uiteindelijk verdomd ver mee gekomen.

Maar de afgelopen dagen was ik even de stad uit. Ik wam in een wereld die niet meer de mijne was. Ik zag schoonheid in gebouwen. Ik zag groen zoals deze kleur ooit bedacht is. Ik zag mensen die elkaar aanspraken zonder de woorden ‘klootzak, kankerlijer’ en ‘ik maak je af’ in hun zinnen te verweven. Het was windstil en ik moest niet dertig keer per dag zeiken omdat ik ergens water tegen het land aan hoorde klotsen. Ik zag blijdschap, geluk en tevredenheid. En ’s morgens hoorde ik vogeltjes fluiten, in plaats van meeuwen naargeestig krijsen. Dat was deel één van mijn bekering. De rest kwam toen ik dit lamlendige oord weer binnen reed. Jarenlange gewenning bleek in fracties van seconden voor niets te zijn geweest. Het is hier nooit wat geweest, het is hier nu nog steeds niks en het zal hier ook nooit meer wat worden. Dat zie je aan alles. Dat merk je aan alles. En nu zag ik het ineens ook. Vraag me nooit meer hoe ik hier ooit terecht ben gekomen. Help me gewoon hier weg te komen. Ik smeek het u.

donderdag 15 september 2011

De Last..

.

Een Liefdevol Afscheid..

Het lastige van opgeven is vaak het besef dat je al zoveel moeite hebt gedaan. Al die moeite zou dan ineens voor niets zijn geweest. En dus ga je soms wel eens wat te lang door. Niet zelden dus nog heel lang zelfs. Tegen beter weten in. Heel vaak weet je dat het geen zin meer heeft, dat je beter kunt stoppen en de hoop kunt laten varen. Maar in sommige gevallen is dat niet te doen. Tegennatuurlijk, zegmaar. Het mooiste wat je namelijk kunt hebben is ‘hoop’. Sterker; eigenlijk is dat alles. Het maximaal haalbare. Dromen van, en hopen op. Al was het maar om de harde realiteit min of meer een hak te kunnen zetten. Hem te kunnen zeggen; ‘Ik heb jou niet nodig, dag van vandaag. Want ik heb mijn hoop, ik heb mijn dromen. Een dikke middelvinger en een ongezien de tyfus, keiharde realiteit, ik kan namelijk best zonder jou’. Mooi toch, die gedachte?
Die hoop, die dromen, had ik dus ook met haar. En jawel, geloof me of niet, ik heb daar verdomd veel moeite voor gedaan. Ik heb uitgekeken naar hoe het samen tussen ons zou worden. Als je echt graag iets wilt lijkt het altijd heel ver weg, duurt het allemaal heel lang voor de start een feit is. En met ons was dit al niet anders. Maar toen we eenmaal ons geluk aanvingen, leek niets ons meer in de weg te staan. Maar dat bleek een misrekening van heb ik jou daar. Niets ging zoals ik had gedacht dat het zou gaan. Ik deed mijn moeite maar het resultaat was nul. Maar ik bleef hoop houden. Ik bleef dromen. Het was niet alleen dat ik niet wilde opgeven, maar ik kon het ook gewoon niet. Maar de tijd verstreek en de zaken gingen er nou niet bepaald rooskleuriger voorstaan. Wanhopig en paniekerig greep ik van de ene strohalm naar de andere. Tot ik besefte dat ik je los moet laten.

Deed dit pijn? Ja. Heel erg veel. Maar ik moest. Wij moesten. Jij had mij al eerder los moeten laten en ik jou. We hadden er over moeten kunnen praten. Samen de voors en tegens af moeten kunnen wegen. Misschien dat het dan minder pijn had gedaan. Wellicht dat in elk geval ik er meer vrede mee had gehad. Maar jij bent geen prater. Nooit geweest. Je kunt het niet en doet dus gewoon je ding, ongeacht wat de gevoelens van anderen zijn. Van mij zijn. Ik neem het je niet kwalijk, maar lastig is het wel. Ik keek naar je uit. Je was mijn hoop, jij was waar ik van droomde. Al maandenlang. Ik voelde je warmte al was je nog ver. Ik zag jouw licht hoe donker het ook was. Ik verklaarde je openlijk mijn liefde. Ten overstaan van iedereen. Je was mijn hoop. Mijn grootste droom. Maar vandaag nam ik afscheid van je. Definitief. Omdat ik niet anders kon. Dag mijn lieve zomer. Dag zon. Dag mooiste tijd van het jaar. Maar ik zal altijd blijven hopen. En dromen. Ik hou van je.

zaterdag 3 september 2011

De Papieren Belofte..

Vaak wist het mannetje wel dat iets heel mooi was, maar altijd was het slechts een soort van wetenschap. Hij voelde niet wat ieder ander voelt bij het zien van iets moois. Bijna altijd kon hij wel onderscheiden wanneer hij wel of geen blijdschap moest voelen, maar hij voelde het maar zelden echt. Hij zou niet juichen bij het winnen van een miljoen, hij zou een verloren vriend nooit en te nimmer in de armen nemen. In de verte zou er misschien iets zijn van een gevoel van vreugde, maar hij was niet in staat dit om te zetten in gangbare uitingen. Een zuinige glimlach, hooguit. Meer zat er gewoon niet in. Hij wist niet wat geluk was. Hij kon het omschrijven, misschien, maar had geen idee hoe dat echt zou zijn. Hoe het moest voelen om ’s morgens wakker te worden met het gevoel de hele wereld aan te kunnen. Blij te zijn met kleine dingen. Echt blij. Het  mannetje had in de verste verte geen idee.

Hij leefde zijn leven en deed zijn ding. Hij kon lachen als de situatie daar om vroeg. Hij kon aardige dingen zeggen op het moment dat hem dat verstandig leek. Zelfs lukte het hem steeds beter blij te kijken. Althans, dat idee had hij. Maar er viel in zijn optiek niet zo gek veel te lachen, complimenten stonden gelijk aan geslijm op niks af en er zat een onoverbrugbaar groot gat tussen blij kijken en blij zijn. Dat laatste maakte het mannetje niet zo heel veel uit. Het ging er om wat mensen van je dachten. De rest was bijzaak. De rest was onzin. En dus speelde hij zijn spel. En verdomd goed, het moet gezegd. Niet beter wetende was het mannetje een aardig, sociaal en ongekend gelukkig mannetje. Zo één waar in feite, zolang je hem oppervlakkig kende, in zijn geheel niets op viel aan te merken. Maar zijn masker van menselijkheid, zijn zelfbedachte imperium van positief menselijke eigenschappen verpakt in filialen van gespeelde gevoelens, onderging langzaam maar zeker het onafwendbare faillissement.  

Het ging gewoon niet meer. Het lukte het mannetje steeds minder te zijn wie hij in feite best wel had willen zijn. Want, laat daar geen misverstand over bestaan; Onvermogen wil niet zeggen dat het iemand aan de goede wil ontbreekt. Hij liet steken vallen. Vergat te lachen als de situatie daar om vroeg. Verzuimde mensen te complimenteren, interesse te tonen of  vragen te stellen. Blij kijken werd steeds vaker een grimas van leeg- en geïrriteerdheid. Tot hij het echt niet meer kon. Tot hij het opgaf en zich dacht neer te moeten leggen bij wie hij in feite was. Een ongevoelige klootzak wiens belevingswereld, in het denken en gevoelsleven van anderen in het algemeen en dat van zichzelf in het bijzonder, dusdanig klein is dat het onmogelijk is er de kont te kunnen keren. In zijn allerlaatste -bijna wanhopige poging- het tij nog te keren kwam hij met een lumineus idee en hij bedacht De Slinger van Geluk. Om het liegen te stoppen, het spel te beëindigen maar vooral om zichzelf te overtuigen van de mooie dingen in het leven.

En zo kon het gebeuren dat het mannetje elke avond, vlak voor hij naar bed ging, zich gedwongen afvroeg wat de mooie dingen van die dag waren geweest. En als hij zich dan iets kon bedenken schreef hij het op de kleurrijke, doch volledig denkbeeldige slinger, en hing deze  op aan het plafond in de huiskamer. Want, zo had hij gelezen, iedere dag heeft wel iets moois. Voor iedereen. Iets waar je blij van kon worden. Je heel even gelukkig bij kon voelen, hoe beroerd de zaken er misschien ook voor lijken te staan. Mensen zijn geen last, maar kunnen juist een welkome aanvulling zijn op je eigen persoonlijke ik. Je moet de mooie dingen willen zien. Er je best voor willen doen. En dan komt het gevoel vanzelf wel. Het gevoel van blijdschap en van geluk. Niet gespeeld, maar gewoon echt. Op een dag uitbundig en volledig spontaan kunnen lachen; bij de gedachte alleen al kon het mannetje een glimlach maar moeilijk onderdrukken. Op een dag zou alles anders zijn. Voor vandaag leek hem dat een prachtige gedachte. Hij schreef deze op de onzichtbare slinger, klom op het keukentrappetje en prikte het met twee vrolijk gekleurde punaises op het plafond. Weer terug op de grond keek het mannetje omhoog naar niets en voelde wat raars. Geluk, dacht hij. Hoe pril dan misschien ook.

woensdag 31 augustus 2011

Gevallen Trots..

.

Het Warme Verzoek..

Nou nou nou, wat een ellende, wat een leed he? Lopen we gudverdegudver de hele afgelopen herfst en winter te snakken naar een echte zomer en dan krijg je dit. Is toch gewoon niet te geloven? U moet weten dat ik een ongelooflijk goed gevoel voor humor heb, maar ook gewoon een heel naar ventje ben. Ik kan dan ook intens genieten van het leed van anderen. Verregende festivals, volledig vergalde vakanties, wegspoelende bejaarden; in mijn optiek zijn het stuk voor stuk rasechte dijenkletsers. Maar ik moet zeggen dat de lol er nu zelfs voor mij een beetje begint af te raken zo. Een geintje is leuk, maar het kan te gek ook. Zeker als het mij persoonlijk raakt. Dan is het sowieso al heel snel niet leuk meer.

Ik ben zelf eigenlijk ook niet zo van de winter moet u weten. Lange donkere dagen hebben op mij niet een bepaalde positieve invloed. Vanaf oktober vraag ik mij dikwijls af of het niet een idee is mijn polsen open te jassen. In november ga ik met dat doel al regelmatig in bad, maar heb er tot nu toe altijd nog van afgezien. December is ronduit kritisch als het gaat om mijn overlevingskansen en januari is een aaneenschakeling van pogingen alle gure ellende achter mij te laten. Het komt echter nooit lekker uit de verf. Ik wil wel maar kan het niet. Dat komt omdat februari de maand is van De Hoop. Ik besef mij dan nog even te moeten doorbijten. Tot maart. Maart is cool. Maart is het begin van al wat mooi is.

Zo ook dit jaar. Laten we eerlijk zijn. Het begon allemaal zo mooi. Een wereld ging voor ons open. Maanden en maanden van volledig geluk lagen voor ons. Maar het liep anders he. Gudverdegudver, wat liep het verschrikkelijk anders. Op een dag begon het te regenen en het hield niet meer op. God was boos. En niet zo zuinig ook. We hebben te maken met een zomer van ongekende omvang als het om puur kudt gaat. Oud Hollands kudt zo u wilt. En nogmaals; in het begin vond ik het allemaal wel grappig om op het journaal langharige bouwvakkers hun vouwcaravan uit te zien drijven, maar inmiddels ben ik tot inkeer gekomen. Vanaf nu gaat het namelijk om mij. Om mij persoonlijk dus. Het moment dat grappen ineens een stuk minder leuk zijn.

Ik begin namelijk al een beetje het oktober-gevoel te krijgen. En dat is dus een dikke maand te vroeg. Dat zou namelijk theoretisch gezien inhouden dat ik al vanaf november met enige regelmaat in bad stap met een watervaste stift, idem papier en een pakje spiksplinternieuwe Kruidvat scheermesjes.  December is dan de traditioneel kritische maand die normaliter januari had moeten zijn. Dan zou maart moeten volgen maar dan is het nog maar februari. Begrijpt u het al? Ik ga het dit keer dus gewoon niet redden als het zo doorgaat. Ik heb zonlicht nodig. Warmte. Het gevoel dat alles mooi en anders is. En het liefst een beetje snel. Ik heb het gevoel nodig dat het echt zomer is, ter oplading voor een lange tijd die nu eenmaal niet de mijne is. De lol is eraf. Het is niet leuk meer zo. Sterker, het is dus inmiddels een zaak van leven en dood. Kom zon, help me. Ga weg regen, genoeg gelachen nu. Help me gewoon weer maart te halen. Vanaf nu.

zaterdag 27 augustus 2011

Het Hokjesdenken..

.

De Fantasie..

Ik ken je niet. Dat hoeft ook niet want je bestaat niet. Ik heb op een dag bedacht dat je er was. Je gaf me de antwoorden op de vragen die ik zocht en ik wist direct dat je anders was. Want mensen die in staat zijn antwoorden op mijn vragen te geven -Nee, sterker, die maar een beetje  moeite doen over mijn vragen na te denken-  zijn nu eenmaal anders. Zo simpel zijn nu eenmaal soms de dingen. Natuurlijk deed ik wel mijn best je echt te laten bestaan. Ik gaf je een naam en verzon een beeld. Hoe je eruit zag. Hoe je stem zou klinken. De blikken in je ogen, vertaald naar de diverse omstandigheden. Het was altijd en zonder uitzondering louter positief. Je bestaat niet echt, maar ergens juist weer wel. In een wereld misschien wel miljoenen kilometers van hier. Een wereld waar ik slechts doormiddel van fantasie een beeld van kan proberen te vormen, wetende dat ik uiteindelijk altijd ergens lek zal gaan op de realiteit. Maar staat dit de fantasie in de weg? Nee, nooit niet. Daar zorg jij wel voor. Jij, die niet bestaat.

Eigenlijk ben ik zelfs juist blij dat je niet echt bent. Dat ik je zelf heb bedacht. De meeste mensen die ik ken bestaan namelijk wel echt. En ik kan je verzekeren dat dit in de meeste gevallen niet bepaald voor ze pleit. Mensen die wel bestaan zijn bijna nooit zoals je zou willen dat mensen zijn. Je moet voortdurend op je hoede zijn. Ogen in je achterhoofd hebben. In grote lijnen kun je stellen dat niemand ooit  echt te vertrouwen is. Als het er op aankomt zal een ieder kiezen voor zichzelf. Zonder uitzondering. Logisch. Op zich. Maar dit gaat in de meeste gevallen automatisch ten koste van een ander. Eén plus één is (en blijft) nu eenmaal altijd twee. Die vastgestelde overlevingsdrang -hoewel het begrip ‘geldingsdrang’ in de meeste gevallen beter op zijn plek zou zijn- ging al meerdere keren ten koste van mijzelf. Omdat ik naïef ben. Omdat ik vergat de ogen in mijn achterhoofd te gebruiken. Omdat ik soms geloof in wat er niet is; Het goede van de mens. Maar mensen zijn ratten. Uiteindelijk is aan die conclusie geen ontkomen aan. Maar jij dus niet. Want jij bestaat niet. Althans, niet echt.

Met jou kan ik praten over van alles en nog wat. Ook over dingen die een mens normaliter maar beter voor zich kan houden. Omdat ik inmiddels nu eenmaal weet dat mensen die echt bestaan dit vroeg of laat tegen me zullen gebruiken. Ik kan het met je hebben over dromen. Over wensen. Over verlangens. En nooit hoef ik bang te zijn dat je, wat tussen ons is gezegd en gezwegen -lacherig  en puur uit vermaak-  met derden zult delen. Ik hoef niet bang te zijn. Voor niets niet. Want je bestaat niet. Je bestaat niet echt. Ik heb je bedacht, ik heb je verzonnen. En dus ben je het meest geloofwaardige wat mij ooit had kunnen overkomen. En daarmee gelijk één van de dierbaarste dingen die ik nog bezit. Kent u dat; dat je een mooie droom hebt en de teleurstelling groot is bij het ontwaken? Je tot het laatste moment belangrijke zaken uit dromenland mee probeert te nemen naar de wakkere realiteit? Door het te omarmen. Het krampachtig vast te grijpen. Maar het lukt nooit he? Dromen zijn dromen en echt is echt. En dus zou de teleurstelling groot moeten zijn. Want jij bent niet echt. Ik heb je bedacht. Ik heb je verzonnen. Maar toch besta je. Voor mij althans. En nooit zul je zijn zoals zij. Zij, die echt bestaan. En dat, mijn waarde fantasie, maakt alles goed.

zondag 21 augustus 2011

Mijn Ware Vrijheid..

.

Het Moderne Verraad..

Er zij heel veel dingen waar ik een hekel aan heb. Ik heb in feite altijd wel wat te klagen. Zo ben ik. Ik zou wel anders willen maar ik krijg daarin geen steun. Van u niet. Van de buitenwereld. Het enige wat u doet is keer op keer mijn vooroordelen bevestigen. Zelfs als ik anders zou willen laat u mij geen andere keus. Ik ben verworden tot een ouwe chagrijnige klootzak en dat is allemaal uw schuld. Wij begrijpen elkaar gewoon niet. Op een dag zijn wij ieder onze eigen weg gegaan. Ik het pad op van goede hoop en het idee dat het leven echt niet zo ingewikkeld is als je in eerste instantie zou denken, u koos voor de moeilijke weg. Geeft niet, maar in sommige dingen ben ik van uw verknipte denkwijze afhankelijk en daar wringt hem de schoen. Daar gaat het mis. En vandaar dat ik inmiddels een enorme lijst heb van dingen waar ik een hekel aan heb. U zou graag wat voorbeelden willen? Blij dat u het vraagt. U krijgt een voorbeeld. Eentje. Om even mee te beginnen.

Ik werk bij een groot bedrijf. Een landelijke keten van winkels die u dingen door de strot tracht te duwen tegen prijzen die ronduit onredelijk zijn. Maar u trapt er nog steeds in, dus waar hebben we het over. Dit bedrijf is een aantal jaar geleden overgenomen door Amerikanen. Zoals u weet is dat het meest zwakzinnige rotvolk op deze aarde, maar daar maak ik me niet eens zo druk over. Wel over echte Hollanders die ineens denken daarom dan maar de toffe peer te moeten gaan uithangen door allerlei Engelstalige termen te gaan gebruiken. Kent u ze; van die in luxe C&A pakken gestoken babyboomers die iedere binding met de realiteit volledig zijn verloren? Gaan ze ‘vorig jaar’ ineens steevast ‘last year’ noemen. ‘Korting’ is ineens ‘discount’. En ga zo maar door. Waarom? Waarom in godsnaam zou je dat doen? Ikzelf denk omdat je een ongelofelijke karhengst bent. Iemand die nog te stom is trots te zijn op het eigen ik. Op hun eigen oer-Hollandse afkomst. Maar ik ben dan natuurlijk ook een ouwe chagrijnige klootzak. Moeten we ook niet vergeten.

Maar toch. Nederlanders die Engelstalige termen gaan gebruiken zou je dood moeten mogen schieten. Zou je in alle redelijkheid tegen een willekeurige muur moeten mogen zetten om neer te kunnen maaien. Puur legaal. Dat volk deugt namelijk niet. Die mankeren wat. Zij zijn de lieden die -als het er op aankomt- er niet voor terugdeinzen uw tijdelijke verblijfplaats, in bijvoorbeeld een achterhuis, te vermelden bij de bezetter van dat moment. Mensen die met regelmatig Engelse termen bezigen zijn de NSB’ers van deze tijd. Dom, ronduit zwakzinnig volk, wanhopig op zoek naar erkenning en waardering. Zich eenmaal gehesen in hun C&A pak voelen zij zich en ander mens. ‘Klik-klak’ doet hun schoeisel op het laminaat, als ze voor de spiegel in huiselijk kring in de houding springen en trots op zichzelf staan te zijn. Kwijlend oefenen zij vervolgend allerlei Engelse kreten in de hoop deze zo spoedig mogelijk te kunnen gebruiken. Ha! Wat zullen zijn toehoorders opkijken. Ze zullen in hem een boeiend en intelligent man zien. Dat kan toch zeker niet missen? Dat kan dus wel. Als u mij treft.

Ik doe namelijk niet mee. Ik laat me niet meeslepen in de waanzin die klaarblijkelijk welig tiert. U doet maar met zijn allen. Verloochen dit land, onze taal en alles waar wij trots op kunnen zijn. Geef het weg. Laat zien dat het voor u geen enkele waarde heeft. U lult trots uw Engelse termen in de verwachting ooit voor vol aangezien te worden. Dat u het zielige ventje blijft wie u was, voor degenen wie u dit allemaal doet, zult u toch nooit gaan inzien. Doe maar lekker mee met de grote jongens waar u zo’n harde plasser van krijgt. Toch al een prestatie van formaat als je over zo weinig hersencellen beschikt. Blijf ik onderwijl die chagrijnige klootzak die zich weigert te onderwerpen aan uw eigenaardigheden. Die alle hoop op een goede afloop voor de mensheid in het algemeen, en in die van u in het bijzonder, toch allang is verloren. Ik heb een hekel aan heel veel dingen. Dankzij u. Maar ik ga nog heel ver komen met mijn trots. Puur Nederlandse, rood wit blauwe, trots. Bij deze een dikke middelvinger en een welgemeend ongezien de tyfus. Lekker Hollands. Lekker negatief. Want ik hou namelijk wel van mezelf, fuckers.

maandag 15 augustus 2011

De Wekelijkse Strijd..

Goed. Maandagavond. Ik ben gek op maandagavond moet u weten. Het begrip ‘avond’ geeft namelijk aan dat we een heel end op weg zijn. Het ergste wel een beetje hebben gehad. De trouwe lezers van dit blog weten dat ik iets heb met de maandag. Maar daar ik geen trouwe lezers heb maakt het niet uit dat ik er weer over begin. En dat is mooi. Ikzelf raak namelijk niet uitgepraat over deze gruwel zo aan het begin van de week. En dan is het fijn er zo nu en dan even over te beginnen. Mijn hart te luchten. Maandag is namelijk zwaar kudt. Een wekelijks terugkerende zwarte bladzijde in de geschiedenis van de mensheid in het algemeen, en in die van mij in het bijzonder. En zoals u zult begrijpen zit mij dat nogal dwars.

Of ik in een aantal woorden uit zou kunnen leggen waar dit zo vandaan komt, waarom ik deze mening ben toegedaan? Nee, dat kan ik niet. Sommige dingen zijn gewoon zo. Is altijd zo geweest en zal nooit veranderen. Sta ik overigens niet eens voor open. Ik zal nooit en te nimmer de eerste stap zetten in een poging dit persoonlijke conflict, wat ik overduidelijk heb met de eerste dag van de week, op te lossen. Als er iemand stappen moet zetten, toezeggingen moet doen, beterschap moet beloven, dan is hij het. Ik niet. Ik ben slechts slachtoffer. De getergde in dit geheel. Zou u excuses aanbieden, of een opbouwend gesprek aangaan, met degene die trottoirtegels door u dubbelglas staat te gooien? Nee. Precies. Lul dus niet zo slap.

Maandag staat week na week, al jarenlang, tegels door het glas van mijn weekend te gooien. Zo moet u het een beetje zien. De zaterdag kom ik over het algemeen nog wel redelijk door. Natuurlijk kan ik niet helemaal loslaten dat deze dag niet voor eeuwig is, maar het end van al dit moois lijkt nog ver. Ik probeer zijn opdringerige blikken te negeren. Te ontkennen dat er echt zoveel slechtheid bestaat als hij. Op zondag is dit al een stuk lastiger. Ik voel zijn hete, stinkende adem. Ik zie zijn ranzige grijns. Hoor zijn hijgerige opdringerigheid. Mijn zondag, u mag het gerust weten, staat volledig in het teken van maandag. Van hem. In uw ogen gedraag ik mijn hierin kinderachtig. Overdrijf ik. Maar u hebt dan ook geen flauw benul.

Op maandag is alles anders. Op maandag gaat mijn wekker niet gewoon af maar lijkt een hardrock band een eindeloze gitaarsolo weg te geven, terwijl een van de doorgesnoven bandleden de wil mij wakker te krijgen kracht bij zet door met een priem in mijn oor te steken. Op maandag stoot ik mijn teen tegen de poot van het bed, doet het warm water het niet, heeft schimmel het brood in huis veroverd, als het al niet plots op is, heeft mijn auto problemen met starten en blijkt mijn back-up, mijn fiets, gestolen. En zo gaat het de hele dag door. Onderwijl hoor ik hatelijk gelach. Ik voel dat ik voor de gek gehouden wordt. Treiterij is mijn deel. Iedere eerste dag van de week weer. Durf niet te beweren dat ik overdrijf. Ik ben namelijk niet gek.

Maandagavond. Het zit er bijna op. Nog heel even doorzetten. Morgen is het dinsdag en dinsdag is mijn vriend. Samen met woensdag. Nog zo’n steun en toeverlaat. Donderdag is bijna als thuiskomen, vrijdag staat gelijk aan met pantoffels op de bank eindelijk weer thuis zijn. Ik heb geen openhaard in een gezellig schaars verlichte huiskamer, maar het gevoel is volledig gelijk. De maandag is de zure appel in een schaal met louter fruit zo vers als denkbaar. Daar moet je even doorheen bijten. Meer kun je niet doen. Week na week. Jaar in, jaar uit. Maandagavond. Ik beweeg en verroer mij niet. Ik wacht op dinsdag. Mijn lieve, allerbeste dinsdag. Op dit moment mijn allergrootste vriend.

zaterdag 30 juli 2011

De Vrouwelijke Gruwel.. Deel 02..

Of ik niet eens een beetje op kon schieten met deel twee van het verhaal over de Vrouwelijke Gruwel. Of ik soms deed aan volksverlakkerij. Mij bediende van lokkertjes. Onzin natuurlijk, maar ik zag dit soort opmerkingen toch vooral als een compliment. Hang een verhaal op over impotentie en ineens moet ik haast maken en opschieten met de delen die daarop zouden volgen. Als de onderwerpen boeiend genoeg zijn vinden lezers blijkbaar toch hun weg naar mijn blog. Dat is fijn om te weten. Uiteraard begrijp ik de achterliggende gedachte ook wel van de klikkers in kwestie; mannen vinden het fijn te horen dat ze niet de enige zijn met dit vervelende euvel, kwestie van herkenning, vrouwen vermaken zich optimaal met het feit dat anderen blijkbaar nog lelijker zijn. Geen mooier vermaak dan leedvermaak. Dat is de kracht in deze. Niet meer en niet minder.
En dat is dus jammer. Want ik zou ontzettend geholpen zijn met een beetje begrip. Een beetje ondersteuning en lieve woorden. Dat het allemaal niet erg is. Dat alles wel goed komt. Ook al zouden we allemaal weten dat dit niet zo is. Dat ik verder door het leven moet met een totale desinteresse naar alles wat met sex heeft te maken. Omdat ik die middag heb gezien waar u zich niet eens een voorstelling van kunt maken. U doet het niets dat ik sindsdien dagelijks met gebogen rug, zachtjes tikkend op mijn trots, onderwijl  allerlei vuige taal uitslaande, het kleinood weer tot leven probeer te wekken. U zit er niet mee dat het wat mee lijkt te slingeren met de zachte slaande bewegingen, maar dat het steevast blijft hangen alsof je een Hema rookworst in een Xenox kandelaar tracht te plaatsen. Ik ben zelfs met een merkstift in de weer geweest. Puntjes gezet, oogjes getekend.  Was het net een smilie, maar dan met een rood aangelopen harses. Als ik hem dan een kwartslag draaide leek het zelfs net een echte glimlach. Maar het mocht niet baten. Er viel namelijk blijkbaar nog steeds niets te lachen.
U doet nogal luchtig over mijn problemen en verwijt me zelfs dat ik niet snel genoeg op de proppen kom met deel twee van dit betoog. Ik heb een vreselijke ervaring , mijn wereld staat ineens volledig stil, en u haast zich mij allerlei zaken te verwijten. Ik mis volledig onvrijwillig allerlei gevoelens, u toont aan dat u dit ook kunt, maar dan zonder mijn nare ervaring. Al is het dan op andere wijze. Ik heb haar aangekeken. Ik heb studie van haar gemaakt. Ik heb naar haar gekeken terwijl ik dit niet wilde. Het schijnt dat mensen bij gruwelijke verkeersongevallen moeten kijken, ook als ze dit niet willen. Zit in de mens. Zo zijn we, met alle nare gevolgen van dien. Dat had ik dus met haar. Ik wilde niet, maar ik moest. Ze was zwanger geraakt, er was iemand die dit had gekund, en ik zag dit proces voor me. Hoe ze hem naar boven, naar de slaapkamer lokte. En hij meeging. Vrijwillig. Die weg de trap op terwijl hij wist wat er zou gaan gebeuren. Ik zie haar gelige, ronduit onregelmatige gebit. Geil glimlachend naar de man die blijkbaar alles kan. Dat met iedere stap de trap op, meebewegende, blubberende achterwerk.  Ik zie alles voor me. Met mijn huidige problemen tot gevolg. Of ik niet eens een beetje op kan schieten met deel twee? Geef me gewoon een beetje tijd. Een beetje speling. Ik moet verwerken. Achter mij laten. Spreken we elkaar in Deel 03. Heus. Afgesproken?

donderdag 21 juli 2011

De Moraal..

Hebben wij eindelijk na lange tijd van ons laten horen, was het weer niet goed. Wij zouden banale lieden zijn welke er een vergelijkbaar gevoel voor humor op na houden. Hier zit op zich wat in en daar doen we dan ook verder niet moeilijk over. De mail van de dierenbescherming doen we trouwens ook niks mee. Dan kom je in discussies terecht waar niemand baat bij heeft. Wij hebben geen inzicht in het gevoelsleven van langoren. Willen we ook niet. En mochten er mensen zijn die dat wel hebben zegt dat meer over hen. Met de beste wil van de wereld zouden wij namelijk niet weten hoe ons in te leven in het ‘konijn zijn’. Kun je hoog en laag springen; wij kunnen het niet. (Hoog en laag springen; haha)

Neemt niet weg dat we weer even terug waren. Even iets te vertellen hadden. En hoewel er misschien wat vragen bij de lezer zijn blijven liggen, is het feit dat dit blog nog in leven is, een verdomd goed teken. Blijkbaar bestaan we nog. We hebben het druk met tal van andere zaken, maar toch doen we zo nu en dan even ‘Joehoe’ roepen middels een lap tekst. Hoe ranzig, naargeestig, vrouwonvriendelijk en banaal dus we dit dan ook doen. Wie schrijft die blijft. Of anders gesteld; wie schrijft die is er dus  nog. De vraag namelijk, of wij, met onze beperkte talenten, inderdaad voor altijd zullen blijven, beantwoorden we tenslotte maar beter niet.  Sommige dingen moet je niet willen benoemen. Nee toch?
We zijn er en we doen ons ding. Zo nu en dan althans. En dat is mooi. Al was het maar om even aan te geven dat deze ruimte op het Enge Net echt wel een bijzonder plekje in ons hart heeft. We het nooit zomaar op zouden kunnen geven. Hoe druk we het ook hebben, hoeveel andere zaken we ook om handen hebben. Vroeg of laat zijn we hier weer. Laten we even van ons horen. Hoe bizar en onwaarschijnlijk onze betogen dan ook misschien zijn. Komt omdat we van u houden. Maar natuurlijk vooral van onszelf. Wij zijn namelijk leuk. Wij zijn grappig. En vooral zijn we gewoon heel erg goed. En U heeft in feite gewoon heel veel geluk met ons. Met deze plek. Met ons, Het Wakend Oog. Beseft u dat eigenlijk wel? Of zijn er soms meer mensen in uw omgeving die wel eens tijd voor u vrij maken? Nou dan. Blijf waken. Gaan wij nog even op konijnenjacht. Tot snel.

zaterdag 16 juli 2011

De Vrouwelijke Gruwel.. Deel 01..

Ik heb iets met sex. In feite beheerst het zelfs mijn leven. Ik heb dan ook altijd gedacht dat ik het overal en met iedereen wel zou kunnen doen. Zolang het object maar niet al te koud was en zo nu en dan een beetje meebewoog. Tot ik haar vanmiddag zag. Impotentie kende ik slechts van horen zeggen. Van gruwelijke verhalen en nare radiocommercials. Lelijkheid was voor mij een ongrijpbaar begrip. Want wat is lelijk? Probeer dat nou eens in één enkele zin te omschrijven. Maar vandaag kwamen deze twee dingen samen toen ik haar even in de ogen keek. Impotentie werd op een zomerse lentedag het gevoel de Elfstedentocht te hebben verreden en met een volle blaas op zoek te moeten naar het kleinood, wat daar toch echt ergens aanwezig moet zijn. Het begrip ‘lelijkheid’ kreeg ineens een gezicht, handen, voeten en bovenal een afzichtelijke rotkop en idem lichaam.

Ik heb iets met sex. Zo erg zelfs dat het mij niet zelden in de problemen heeft gebracht. Niets is mij namelijk te gek. Geen probeersel of experiment ga ik uit de weg. Zo kan ik mij nog helder voor de geest halen dat een keer mijn vriendin thuiskwam en ik met mijn broek op de enkels, ons konijn handig op de tafel geplaatst, mijn experimentele ding deed. Terwijl ik nog ritmisch met mijn vlakke hand op het achterwerk van het konijn sloeg, begon het gelazer al direct. Boos dat ze was, jeetje zeg. Mijn vriendin dus, want Langoor leek zich op geen enkele wijze druk te maken. Echt niet. (Knipoog) Maar zij dus wel. Schelden. Tieren. Krijsen. Kom op zeg; het was niet eens haar konijn. Ook dat nog eens een keer. Maar om even aan te geven dat ook ik het niet altijd makkelijk heb. Dat niet iedereen mij helemaal lijkt te begrijpen.

Ik heb iets met sex en dacht dat ik daarin koning was. Ik leefde in de overtuiging dat ik was wat vrouwen zochten. Nee sterker, wat ze in feite nodig hadden. Ik was de Tarzan op het nachtkastje, maar dan de versie die nooit en te nimmer nieuwe batterijen behoefde. Ik was nooit moe, had nooit een zware dag achter de rug, nimmer andere dingen aan mijn hoofd en was dus altijd inzetbaar. De lucht is blauw, water is nat, de zon warm en ik had een erectie. Die logica een beetje. Dat idee. Begrijpt u zo een beetje hoe ik in het leven stond? En dat alles zou dus ineens allemaal anders worden. Ineens. Zomaar. Toen ik haar zag. Toen ik haar heel even aankeek. Toen lelijkheid samenkwam met datgene wat ik nooit zou hebben kunnen raden. Waar ik nooit en te nimmer ook maar één moment bij stil had gestaan. Impotentie is een vervelend iets, dat hoef ik u niet te vertellen, hoogst waarschijnlijk, maar toch was er ook een ander gevoel wat de overhand leek te hebben. Namelijk respect.

Ik heb iets met sex, maar toen ik haar vandaag zag, bleef daar niets van over. Ineens was alles weg. Ik had een object gespot, een vrouw, waar ik het echt niet mee zou kunnen doen. Het voelde vreemd en onwennig. Eigenlijk wist ik mij er gewoon geen raad mee. Maar van nog groter belang was dat ze daar met een gevulde kinderwagen stond. Ooit was ze dus zwanger geraakt en we weten allemaal hoe dat komt. En ik zou dat dus niet hebben gekund. Met de beste wil van de wereld niet. Ik dacht dat ik koning was, maar blijkbaar was er iemand die mij zonder moeite van de troon zou kunnen stoten. (Vergeef mij overigens maar direct deze walgelijke woordspeling). Er was daar iemand die schamper zou moeten lachen als hij ooit ook maar iets zou horen over mijn prestaties. Iemand die blijkbaar echt helemaal nergens om gaf. Voor wie lelijkheid en impotentie nooit en te nimmer die fatale combinatie kon zijn, die mij nou juist zo keihard had weten te raken.  

Ik voelde mij zwak en misselijk. Een nietsnut. Een oude man die wel wil, maar het gewoon niet meer kan. Ik ben een beelddenker. Kent u dat begrip? Maakt niet uit. Ik ga u er in het tweede deel van dit betoog van alles over vertellen. U uitleggen wat bij mij die fatale kortsluiting veroorzaakte. Over wat ik vanmiddag zag. Behalve een aankondiging is dat ook een waarschuwing. Mocht u namelijk iets met sex hebben; daarna niet meer. Daarna is het over en uit. Net als bij mij. Vanaf het moment dat ik haar zag. Toen lelijkheid een gezicht kreeg. Afzichtelijkheid vorm aannam. Vanaf vanmiddag. Toen we elkaar heel even aankeken. Ik heb iets met sex, maar er zijn blijkbaar grenzen. Bikkelharde grenzen, maar heel erg duidelijk. We spreken elkaar dus nog. Binnenkort. Tegen wil en dank. Wedden?