Goed. Maandagavond. Ik ben gek op maandagavond moet u weten. Het begrip ‘avond’ geeft namelijk aan dat we een heel end op weg zijn. Het ergste wel een beetje hebben gehad. De trouwe lezers van dit blog weten dat ik iets heb met de maandag. Maar daar ik geen trouwe lezers heb maakt het niet uit dat ik er weer over begin. En dat is mooi. Ikzelf raak namelijk niet uitgepraat over deze gruwel zo aan het begin van de week. En dan is het fijn er zo nu en dan even over te beginnen. Mijn hart te luchten. Maandag is namelijk zwaar kudt. Een wekelijks terugkerende zwarte bladzijde in de geschiedenis van de mensheid in het algemeen, en in die van mij in het bijzonder. En zoals u zult begrijpen zit mij dat nogal dwars.
Of ik in een aantal woorden uit zou kunnen leggen waar dit zo vandaan komt, waarom ik deze mening ben toegedaan? Nee, dat kan ik niet. Sommige dingen zijn gewoon zo. Is altijd zo geweest en zal nooit veranderen. Sta ik overigens niet eens voor open. Ik zal nooit en te nimmer de eerste stap zetten in een poging dit persoonlijke conflict, wat ik overduidelijk heb met de eerste dag van de week, op te lossen. Als er iemand stappen moet zetten, toezeggingen moet doen, beterschap moet beloven, dan is hij het. Ik niet. Ik ben slechts slachtoffer. De getergde in dit geheel. Zou u excuses aanbieden, of een opbouwend gesprek aangaan, met degene die trottoirtegels door u dubbelglas staat te gooien? Nee. Precies. Lul dus niet zo slap.
Maandag staat week na week, al jarenlang, tegels door het glas van mijn weekend te gooien. Zo moet u het een beetje zien. De zaterdag kom ik over het algemeen nog wel redelijk door. Natuurlijk kan ik niet helemaal loslaten dat deze dag niet voor eeuwig is, maar het end van al dit moois lijkt nog ver. Ik probeer zijn opdringerige blikken te negeren. Te ontkennen dat er echt zoveel slechtheid bestaat als hij. Op zondag is dit al een stuk lastiger. Ik voel zijn hete, stinkende adem. Ik zie zijn ranzige grijns. Hoor zijn hijgerige opdringerigheid. Mijn zondag, u mag het gerust weten, staat volledig in het teken van maandag. Van hem. In uw ogen gedraag ik mijn hierin kinderachtig. Overdrijf ik. Maar u hebt dan ook geen flauw benul.
Op maandag is alles anders. Op maandag gaat mijn wekker niet gewoon af maar lijkt een hardrock band een eindeloze gitaarsolo weg te geven, terwijl een van de doorgesnoven bandleden de wil mij wakker te krijgen kracht bij zet door met een priem in mijn oor te steken. Op maandag stoot ik mijn teen tegen de poot van het bed, doet het warm water het niet, heeft schimmel het brood in huis veroverd, als het al niet plots op is, heeft mijn auto problemen met starten en blijkt mijn back-up, mijn fiets, gestolen. En zo gaat het de hele dag door. Onderwijl hoor ik hatelijk gelach. Ik voel dat ik voor de gek gehouden wordt. Treiterij is mijn deel. Iedere eerste dag van de week weer. Durf niet te beweren dat ik overdrijf. Ik ben namelijk niet gek.
Maandagavond. Het zit er bijna op. Nog heel even doorzetten. Morgen is het dinsdag en dinsdag is mijn vriend. Samen met woensdag. Nog zo’n steun en toeverlaat. Donderdag is bijna als thuiskomen, vrijdag staat gelijk aan met pantoffels op de bank eindelijk weer thuis zijn. Ik heb geen openhaard in een gezellig schaars verlichte huiskamer, maar het gevoel is volledig gelijk. De maandag is de zure appel in een schaal met louter fruit zo vers als denkbaar. Daar moet je even doorheen bijten. Meer kun je niet doen. Week na week. Jaar in, jaar uit. Maandagavond. Ik beweeg en verroer mij niet. Ik wacht op dinsdag. Mijn lieve, allerbeste dinsdag. Op dit moment mijn allergrootste vriend.