dinsdag 26 december 2017

Een Onafgemaakt Verhaal..

Toen ik zojuist langs de begraafplaats hier in de buurt reed, zag ik dat de parkeerplaats goed vol stond. Aangenomen dat er op tweede kerstdag maar weinig teraardebestellingen plaatsvinden leek me de reden duidelijk. Dood maar niet vergeten. Zeker niet op een bijzondere dag, want dat is het, als vandaag. Ik vond het mooi en treurig tegelijk. En ik kon het niet meer loslaten. Zoals wel vaker vraag ik mij dan af of ik zoiets niet in een verhaaltje kan vertalen. Of ik daar niet iets mee kan doen. Nee, sterker nog; ik moet daar dan iets mee. Want anders loop ik daar morgen nog mee rond. Mijn aard en karakter staan het soms niet toe dingen te laten voor wat ze zijn. Het is een vervelend randverschijnsel van Het Grote Denken. En schrijven helpt. Schrijven lucht op.

Hoe vertaal ik het gevoel wat ik heb, bij de wetenschap dat mensen vandaag over een begraafplaats slenteren? Moet ik dan zoeken naar de verhalen daarachter? Maar die weet ik niet. Dus dat zou geen pas maken. Dan neemt de fantasie het over en in dit geval is dat niet juist. Het moet geen jankverhaal worden waarin mensen die aan een graf staan de clou zijn. Ik wil helemaal niet het verdriet uitvergroten. Iedereen snapt dat als je op deze dag bij iemand op bezoek gaat, op een plek als dat, er sprake is van ellende en verdriet. Van leegte. Van terugkijken en even stilstaan. Of dit jaar nou de eerste keer is of dat het al jaren een min of meer vaste gewoonte is geworden. Echt verdriet blijft altijd vers. Ja, het slijt, zegt men dan zo  goed bedoeld. Maar de leegte blijft. Net als het gemis.

Moet ik het meer in de symboliek zoeken dan? Een beschrijving over herfstbladeren, in een oogstrelende kleurenpracht, die opgetild worden door de decemberwind. Dansend stijgen zij op en draaien hun cirkels tegen het decor van een zachtblauwe lucht. Nog één keer kijkt men op en wijst naar het blad wat er voor hen uitspringt. De voorstelling eindigt als de bladeren hun eigen weg zoeken, alsof de wind niet meer van invloed is, en zich uiteindelijk, na een laatste buiging voor een dankbaar publiek, nestelen aan de voet van een oude boom. Wachtend op hun volgende optreden, met nieuwe leden van het collectief, en een wederom in aantal gegroeid publiek. Zoals dat elk jaar het geval is.


Ik heb mijn vraagstuk niet op kunnen lossen. Wel maakte mijn treurige gevoel wat meer ruimte voor mooie gedachten. Want mooi is het, toch? Want hoewel ik hier op deze plek vaak klaag over ons, wie wij zijn en hoe we doen, blijk ik dan niet altijd gelijk te hebben. Mensen geven wel degelijk om elkaar. Doen echt hun moeite. Iedereen heeft zijn of haar eigen verhaal en moet daar zijn weg mee en in zien te vinden. En één van die verhalen is dit. Dat je op een koude kerstdag op bezoek gaat bij iemand die je lief is geweest. Nee, niet geweest, nog steeds is. En daar doe je moeite voor. Een moeite die niet  als zodanig voelt. Soms zijn mensen het mooiste wat ik mij kan bedenken. Ziet u wel? Schrijven helpt. Schrijven lucht op. 

woensdag 20 december 2017

Koffiepaupers..

Zijn ze u weleens opgevallen; koffiedrinkende randdebielen bij de Jumbo, Albert Heijn of God mag weten waar? Mij wel. Ik vind ze fascinerend. Boodschappen doen is kudt he, hou dat even in uw achterhoofd. Een supermarkt is geen pretpark, Landal of hoerenkast. Naar een supermarkt ga je omdat je niet snapt hoe die zooi online te bestellen is. Een supermarkt is een beetje als niet kunnen stoppen met krabben om zo, voor heel even, de directe gevolgen van je geslachtsziekte weg te nemen. Supermarkten zijn hel en verdoemenis. Waarom in godshemelsnaam ga je daar koffie staan drinken? Dan mankeert je toch wat?

Sowieso man, daar sta je met je gepenkop bij zo’n geïmproviseerde koffiehoek. Lullig afgetimmerd met Praxis-steigerhout. En van die borden erboven met domme kreten als ‘Proef’ en ‘Voel’ of ‘Thuis.’ Bouwers en ontwerpers van gratis-koffiecorners zijn nog te lam om hele volzinnen te bedenken en beperken zich tot dat soort domme kreten. Zij zijn overigens niet de enige he. Ik kom weleens bij mensen thuis en daar staan dan die Action-bordjes met dat soort domme teksten. Maar die zijn dan altijd in het Engels. ‘Love, enjoy’ en ‘Home’ en zo. Over jeuk gesproken. Maar goed, dat is dan nog in huiselijke kring. En thuis doe je maar wat je wil. Maar tjezus zeg, in een supermarkt?

En kijk maar eens goed naar die halfjes he? Vaak zitten ze dan op een lullig bankje aan hun bakkie te nippen of ze lopen quasi-intellectueel rond te kijken. En vaak hebben ze een wat zelfvoldane, bijna arrogante blik op het gelaat . Zo van ‘Kijk eens. Ik drink gratis koffie van de supermarkt, in deze sfeervolle coffee-corner. Want ik ben zo lekker vrij, zo lekker anders. Ik kan zo genieten van de kleine gratis dingen in het leven.’ En ze lijken ook allemaal op elkaar he? Het is gewoon een bepaalde tak van de mensheid, die ergens een afslag te vroeg heeft genomen op de lange weg van de evolutie, die zich hiermee bezighoudt.


Het is sneu. Het is treurig. Als je echt het idee hebt dat je gezellig gratis koffie moet gaan zitten drinken bij de Jumbo, dan zou je in bescherming moeten worden genomen. En als de supermarkt-maffia dat niet doet ligt daar voor ons een taak. Wij moeten ze laten zien dat er meer is in het leven. Daarom bij deze de oproep met deze mensen in gesprek te gaan. Sla ze die kartonnen bekertjes uit hun klauwen. Of pak ze af en ledig ze in hun gezicht. Het liefst enkele seconden na het inschenken. Schop ze de winkels uit. Doe iets. ‘Wijs, beschimp’ en ‘Verneder.’ Maar sta dit niet toe. 

maandag 18 december 2017

Het Goede Voornemen..

Dans. Dans op alle muziek die je hoort. Het boeit niet of je wel of niet kunt dansen. Laat ze kijken. Laat ze oordelen. Maar doe gewoon je ding en laat je gaan.


Geniet. Geniet van alle mooie dingen die je ziet of ervaart. Wat jij mooi vindt hoeft een ander niet zo te zien. Dat is de norm niet. De norm ben jij. Jij bepaalt wat mooi is en wat niet.

De tyfus. De tyfus en ongezien, voor een ieder die denkt het beter te weten dan jij. En voor hen, die jou in het gareel proberen te drukken. Er is namelijk helemaal geen gareel. En zo wel, dan hoeft het de jouwe niet te zijn.

Laat ze wijzen. Met die betweterige vingertjes van ze. Laat ze naar je wijzen. Laat ze alle aandacht op je vestigen.  Met hun boosheid en gespeelde verontwaardiging. Als iemand naar je wijst dan besta je. Mooi toch?

Luister. Luister naar wat men over je heeft te zeggen. Glimlach en zie de humor. Haal je schouders op. Als men jou nodig heeft om over te praten, dan ben je iemand. Dan beteken je iets. Dan kan men niet om je heen.

Dans. Dans op jouw muziek. Dans op de mooie dingen die jij ziet. Dans op de ritmische klanken van valse verwijten en ongefundeerde meningen. Laat die betweterige wijzende vingers juist jouw dirigent zijn. 

Dans.  Leef.

En doe.




zaterdag 11 november 2017

Jij en ik..

Sorry, het spijt me. Ik had het ook graag vaak anders gezien. Ik weet dat ik niet heb waargemaakt wat we ooit samen hebben afgesproken; waar we van droomden en naar uitkeken. Misschien waren we destijds een beetje naïef, dat kan, of ik dacht in de loop van de tijd dat ik het allemaal beter wist. Maar dat was niet zo he? Neuh. Achteraf kunnen we wel concluderen dat ik eigenlijk zelfs vrij onwetend was. Naja, nu zeg ik wel ‘ik’ maar uiteindelijk was het altijd ‘wij’ he? Want we hebben elkaar nooit helemaal los kunnen laten. Ooit waren we samen kind. Toen werd ik groot en bleef jij klein. Ik werd volwassen en jij bleef daar. Daar ergens, diep in wie wij nu zijn.

Weet je dat ik mij heel vaak ontzettend druk om ons heb gemaakt? En niet zelden heb teruggedacht aan hoe het ooit was? Aan al onze onschuld en het idee dat wij de wereld wel zouden kunnen veranderen. Nooit zouden we onze principes aan de kant zetten. Nooit zouden we dingen doen waar we ooit spijt van kregen. We hadden onze doelen en dromen tot in detail uitgewerkt. Althans, zoals kinderen dat nu eenmaal doen. Wij zouden het verschil gaan maken, weet je nog? Hoe bang we ook voor de wereld waren -Ja, we waren bang, geef maar toe- ooit zouden we groter dan groot worden. Maar daar kwam dus uiteindelijk weinig van terecht.

Jij bleef het kind in mij en ik zocht onze volwassen weg. Jij bleef je dromen houden en ik schoof ze aan de kant. Ik dacht er goed aan te doen mij aan te passen aan de alhier geldende normen en waarden. Zo nu en dan blijf jij porren, om aandacht vragen en zachtjes protesteren. Maar ik deed er niets mee. Ik had geen oog voor jouw wensen, oud zeer opgelopen tijdens onze route naar het hier en nu, en jouw verdriet. Ik verwaarloosde je. Ik vergat onze kinderlijke onschuld. En ik werd nooit een Peter Pan die jaren na dato terugkwam in Nooitgedachtland en door een eigen versie van Tinkerbell werd gewezen op hoe het vroeger was.  Herstel; op wie wij vroeger waren.


Luister goed, mijn kleine ik. Het is beter als we elkaar nu even laten. Ga maar. Ik erken jouw bestaan. Echt waar. Je was er en je zal voor altijd blijven. Ik hecht waarde aan wie wij waren, maar ook tot wie wij nu zijn geworden. Speel je spel en droom je dromen. Dat doe ik ook, maar op de manier die nu bij me past. Maar ik vergeet je niet. We horen bij elkaar. Stop weg het oude zeer. Vergeet hoe het had kunnen zijn en hoe we alles hadden bedacht. Voel je weer vrij kind te zijn. Speel. Lach. Denk aan onze mooie tijden. Je maakt deel uit van wie ik ben. En straks, op een dag, als mijn allerlaatste moment een feit is, neem ik je in weer in mijn armen. Dan gaan we samen dood, met dat mooie gevoel van destijds. Van toen we aan het begin stonden van de allermooiste dromen denkbaar. Dan is het nog slechts jij en ik. En zijn we weer voor altijd samen. 

zondag 22 oktober 2017

Nu of Nooit..

In de auto zit ze naast me. In haar hand heeft ze een rolletje papier geklemd. Er zit een lintje omheen. Een wit lintje. Een dun wit lintje dat krult en lijkt te bewegen in alle richtingen denkbaar. Ergens aan dat lintje hangt een briefje. Zowel dat briefje als dat opgerolde A-viertje zijn voor mij, zo benadrukt ze een aantal keer. En of ik daar, straks, als het mij uitkomt, even naar wil kijken. Ze zegt het bijna plechtig. Net zo plechtig als dat ze het rolletje papier vasthoudt. Daarna kijkt ze nonchalant naar buiten. Naar daar, waar de dag haar verloren strijd vecht tegen het opkomend duister. De lucht is mooi. Tientallen tinten roze kleuren de lucht en begeleiden ook deze dag weer respectvol de geschiedenis in.

Ik kijk even naar rechts en probeer haar zo goed en zo degelijk mogelijk in mij op te nemen. Nu is ze een kleine dame van acht, maar de tijd gaat voort. Nu zit ze daar nog met een maaksel, speciaal voor mij, op schoot. Onhandig friemelend aan krullend wit lint. Helemaal voor mij, en voor mij alleen, is ze aan de gang gegaan. Ik vermoed dat ze dat over vijf jaar niet meer zal doen. En over tien jaar is daar al helemaal meer geen denken aan. Maar vandaag nog wel. Vandaag is de dag dat ze aan het knutselen sloeg, op een gegeven moment dacht dat het goed genoeg was en dat warrige witte lintjes haar doelen moesten accentueren of staven.

Amper thuis krijg ik het kleinood in mijn handen gedrukt. Ze kijkt me hoopvol aan. Ik vermoed dat zij zich serieus afvraagt of ik een oprechte mening heb over de kwaliteit van aangebodene. Want ze excuseert zich. Dat ze geen stiften heeft gebruikt, maar alleen pen. En dat ze meer had willen doen, maar daar geen tijd voor heeft gehad. Ik lees het briefje aan het lintje. Daarna verwijder ik dat lintje van het rolletje papier. Ze heeft een boodschap voor me gehad. Geschreven in letters zoals meisjes van acht dat doen. Veel van het wit rondom de zinnen is opgevuld met onhandig ogende getekende hartjes. De allermooiste hartjes die ik ooit heb gezien.

Natuurlijk uit ik mijn waardering. Natuurlijk zeg ik hoe mooi ik het vind en hoe blij ik ermee ben. En dat ben ik ook echt. Sterker; ik doe mijn best geen traan te laten hoewel ik deze het liefst de vrije loop zou laten. Uit dankbaarheid. Uit blijdschap. Want je kunt lullen wat je wilt, maar de wetenschap dat een kleine dame van acht jou de allerliefste vind, kun je niet zomaar aan je voorbij laten gaan. Dat doet iets met je. Ze kijkt uit het raam en staart naar de roze lucht en de laatste stuiptrekkingen van deze dag. Ik kijk met haar mee. Nu friemelen mijn vingers onhandig aan wit krullend lint. Ik zou de tijd voor altijd stil willen zetten. Op dit moment. Op deze dag.

Maar de tijd zet je niet stil.


Tijd is slechts bedoeld om je het besef van dit moment te geven.


Maak daar nou godverdomme wat moois van.

.

dinsdag 26 september 2017

Oog voor Elkaar..

Ik kijk om mij heen en iedereen rent. Niemand ziet me en niemand raakt me. En ik raak niemand. Hoe graag ik dat soms ook zou willen. ‘Sneller! Veel sneller!’ Hoor ik, niemand in het bijzonder, roepen. Het is de stem van het collectief. Het is allang niet meer zo dat stilstaan de verschrikkelijke achteruitgang is. Niet rennen is de nieuwe zonde. Iedereen moet meedoen. Allemaal de pas erin en niet zeuren. En niet stoppen. Vooral nooit stoppen. Blijven rennen.

Ik ga op het plaveisel zitten van een immens groot plein. Ik kijk omhoog naar een prachtige blauwe lucht. Over de daken van gebouwen, die de rand van het plein vormen, zie ik vogels vliegen. Links van mij vecht de zon haar dagelijkse strijd niet ten onder te gaan. Om mij heen rennen mensen alle kanten op. Zo op het oog ziet het er ongecontroleerd en chaotisch uit. Maar iedereen heeft een doel. Allen een lange weg te gaan. Zonder dat iemand nog van elkaar weet waar de reis nou precies heengaat. Laat staan het ‘waarom’.


Haastige spoed, in een verleden nog zelden goed, noopt alle lopers zich van elkaar af te wenden. Stoïcijns de dagen vollopen, met het idee dat ooit op een dag ergens de rust op je wacht, en je kunt gaan innen. Die dag komt maar zelden. Innen doe je vandaag. Nu het nog kan. Want de Grote Betaaldag bestaat niet. Rust komt niet. Die zoek je maar beter op. Schaduwen vallen kortstondig over mij heen, in hun snelle voorbijgaan. Ik blijf naar de lucht kijken. Naar de vogels en de zon. Ik zit stil dus ga achteruit. Maar niemand raakt me. En ik raak niemand. Ik vind het zonde en het doet me pijn. 

vrijdag 8 september 2017

De Vragende Vorm..

Vraag me de allerhoogste berg te beklimmen. Dan verzamel ik wat mij handig lijkt voor onderweg in mijn rugzak, kijk nog eens naar boven, steek een Winston op en begin aan mijn reis. Ik sjouw, sjok, zie af en klaag. Maar vroeg of laat sta ik daar. Ik zwaai dan even naar beneden en geniet van het uitzicht. Vraag me een marathon te rennen. Ik doe het. Natuurlijk heb ik even tijd nodig om het voor elkaar te krijgen. Ik zal moeten oefenen en trainen. Zweet op de kop en longen in doodsangst. Maar het zal elke dag beter gaan. Ik pak metertjes en het gaat steeds sneller. En op een dag sta ik ergens aan de start en ga ik ervoor. En ik ga het redden he, vergis je niet. Al zou ik mijzelf over de finish moeten slepen. Ik ga het halen. Ik ga het doen.

Vraag me op een gevestigde partij te stemmen. Nee, nog erger, de VVD. Gewoon, voor één keer. Om met de massa mee te gaan. Om alle principes overboord te gooien, verder niet na te denken, en het vakje rood te kleuren van leugenaars en landverraders. Ik zal het doen. Met trillende handen en vol schaamte. Maar ik doe het. Vraag me om naar een verjaardag te gaan. Ik koop wat leuks bij de Action, sta een uur te vroeg voor de deur en eet in het kringetje van gezelligheid mijn gebakje op. Ik ga gesprekken aan met mensen die ik niet ken, mij niet boeien of zelfs verdomd irriteren. Maar ik blijf tot het einde. Ik ga pas als laatste weg. Ik zeg dan dat het heel erg gezellig was en geef zelfs te kennen graag nog een keer af te spreken. Ik kan dat. En ik doe het.


Vraag me de Chinese muur opnieuw te voegen. Ik pak een emmertje en trek met plezier mijn eerste pakje Beamix open. Vraag me een maand lang alcohol links te laten leggen. Dan maak ik daar een week van, maar toch. Of ik naar Engeland wil zwemmen? Voor je het weet sta ik in mijn hippe Speedo ergens aan de kust bij Hoek van Holland. Mijn cursus Russisch rond ik binnen een half jaar af. En als je wil dat ik laat zien dat dit geen toeval was, lul ik zes maanden later vloeiend Chinees. Vraag me te doen, wat niemand van me zou verwachten dat ik het deed.  Kom maar op. Roep maar en wees creatief. Niets is te gek, alles kan. Zonder beperkingen. Nou ja, eentje dan;  Jij moet het vragen. Jij die dat kan zonder dat het gek of raar klinkt. Jij, bij wie werkelijk niets onmogelijk lijkt. Jij. Voor wie ik alles zou willen doen.  

donderdag 31 augustus 2017

Steevast De Cynische Klootzak..

Eigenlijk hoef ik u inmiddels niet meer te vertellen dat ik niet zo heel veel op heb met de mensheid. Want dat deed ik hier op dit blog al heel vaak. Soms direct en anders indirect. Sterker; ik schat zo in dat in negentig procent van mijn betogen dit thema centraal staat. Soms draai ik er omheen (dan is het u niet opgevallen) en soms was ik heel direct. (dan begreep u het niet) Maar feit is dat ik een kijk op u –op ons allen- heb, die niet bepaald vreugdevol is. U zou mij het liefst omschrijven als een cynische, zwartgallige, negatieve klootzak. Maar ik beroep mij op ervaring en levenswijsheid. En dus ben ik juist een scherpzinnige, heldere en realistische cynische klootzak. En dat is dan toch net even anders.

Ik ben geen groot spreker. Ik hou niet van aandacht en sta dus liever niet op de voorgrond. Ik ben het niet die het voortouw neemt in allerlei discussies of in boeiend bedoelde gesprekken.  Ik luister vooral. En ik kijk. Ik kijk naar mensen als ze aan het woord zijn. Naar houding en gebaren. Ik leg woorden op een weegschaal. En omdat ik weinig praat heb ik daar tijd voor. Kan ik ontleden wat mensen nou écht zeggen. En de check doen of dit nog wel overeenkomt met wat ze eerder ter berde brachten.  Ik kan inmiddels feilloos grootspraak van realiteit onderscheiden. Ik zie het bijna altijd als mensen de waarheid niet zo nauw nemen. En net zo vaak haal ik er mijn schouders over op. Want het maakt niet meer uit. U bent met teveel om er nog iets aan te kunnen doen.


Liegen is de norm. Gebral. Dikdoenerij. Allemaal zijn we beter dan de rest. Niemand is eerlijk. We liegen, bedriegen en lullen maar wat. Om onze doelen te bereiken of om onszelf te verheffen boven de rest. Alles maken we mooier dan het is. Als we daar tenminste zelf beter van worden of lijken. We liegen over wat we doen, wie we zijn of wat we voelen. Nooit tonen we wie we echt zijn. Oprechtheid bestaat niet. We zijn verworden tot angstige wezens die hun verbale kwaliteiten gebruiken om de eigen onzekerheden op welke manier dan ook weg te poetsen. En allemaal hebben we voor dat doel twee agenda’s op tafel liggen. Beloftes doen er niet meer toe. De waarheid is altijd relatief. Ik heb niet zoveel op met de mensheid. Ik ben een cynische klootzak. De allerbeste.  

woensdag 2 augustus 2017

Huisje, boompje, feestje..

U heeft een tijdje niks meer van mij gehoord. Ik weet het. Ik had graag anders gewild, maar de omstandigheden waren er gewoon even niet naar. Soms gaan de dingen niet helemaal zoals je ze in gedachten had. En daar kun je het dan zomaar verdomd druk mee hebben. Maar het einde van de misère is in zicht. Sterker nog; na de maanden die achter mij liggen is alles een vooruitgang. Het was even behelpen, het was even bikkelen. Het was even door de bomen het bos niet meer zien. Maar inmiddels is het licht aan het end van de tunnel feller dan ooit. Het wenkt, het roept. Het smeekt bijna of ik dichterbij wil komen. En dat doe ik. Ik sjok, ik kruip. Maar ik maak meters. Het licht wordt feller en feller. Ik hoor vogeltjes fluiten. Ik zie flarden van blauwe luchten. Mijn eerste overwinning? Ik woon weer in een echt huis.

Het afgelopen half jaar heb ik in een caravan gewoond. Dat begon in december, toen het nog niet eens zo heel koud was. Januari was Jan, Piet, Joris en Corneel en die jongens van Bontekoe, qua niet zeiken en gewoon een echte kerel zijn. Februari was, heel toevallig, volgens mij de koudste maand van de afgelopen zesentwintigduizend jaar, maar daarna ging het beter. Caravans zijn dan best cool moet u weten. Zonnetje erbij en je hebt het ultieme vakantiegevoel. Maar het blijft natuurlijk behelpen. Zo’n hok is klein en je mist toch een beetje de geneugten die het leven zo comfortabel maken. Even onderuit op de bank liggen is zo’n ding. Mijn bank was een half jaar lang precies honderdentwintig centimeter. Dat is geen liggen, dat is vouwen. Daar hang je dan; met je net wat te dikke harses tegen het plastic raam geplakt, je knieën strategisch onder de kin geplaatst. Geen doen. Serieus.

Nu ik weer in een echt huis woon moet ik wel enorm wennen. Ik had geen toilet in mijn caravan dus stond een half jaar over de jonge aanplant van de buurman te zeiken. De buurman die ik nú heb stond vanmorgenvroeg best gek te kijken toen hij in zijn auto stapte. Ik heb hem netjes mijn excuses aangeboden en een briefje op mijn slaapkamerdeur gehangen dat in een echt huis dingen anders zijn. Ik hoop dat ik vannacht of morgenochtend een beetje scherp ben, want vroeg of laat krijg je natuurlijk gelul. Snap ik best. Ook anders zijn de afstanden die ik nu moet afleggen. Voorheen deed ik twee stappen en liet ik mij behendig zakken op mijn veertig centimeter brede bed. Nu ben ik voor mijn gevoel uren onderweg en eindig ik bij een volle hectare matras. Een bed zo groot dat je serieus niet weet wat je ziet. Slaapgenot zover het oog reikt. Ik spring en vlieg kilometers door de lucht voor mijn lichaam de zachte ondergrond raakt.


Ik heb een huis met allemaal kamers. Soms maak ik broodjes klaar, wikkel die in aluminiumfolie, en ga ik op tour. Loop ik vanaf de bijkeuken -Ha! Een bijkeuken- via de ‘gewone’ keuken naar de huiskamer. Daar aangekomen roep ik altijd even ‘echo!’ en dan kan het voor mijn gevoel zomaar een kwartier duren voor het weer stil is. Na de hal en de toiletruimte (die ik vannacht niet moet vergeten) ga ik de trap op. Ongeveer op de helft ga ik even zitten en wikkel het folie van mijn broodjes. Als ik mij voldaan en uitgerust voel, vervolg ik mijn expeditie op de bovenverdieping. Allemaal van mij en van mij alleen. Meestal moet ik dan lachen. Hard en onbedaarlijk. U heeft een tijdje niets van mij gehoord. Zullen we de draad gewoon weer op gaan pakken? Ik heb er inmiddels de ruimte weer voor.  

zondag 30 april 2017

De Grote Test..

Ik kreeg van de week een uitnodiging van mijn werkgever in mijn mailbox. Voor het maken van een online assessment. Kent u dat? Dat is een test. Gaan ze kijken waar je in hemelsnaam wel geschikt voor bent. Vroeger ging je baas dan even met je zitten. Deed je een bak koffie en lulde je wat over koetjes, kalfjes en het weer. En natuurlijk over het werk. En zo kwam dan van het één het ander. Sowieso sprak je elkaar bijna dagelijks en een beetje werkgever weet over het algemeen wel wat zijn mensen bezighoudt en wat de kwaliteiten zijn. Maar ja, dat heeft natuurlijk wel één groot nadeel; je kunt het geen ‘assessment’ noemen. En ‘assessment’ is een vet cool woord. Zeker als je daar ook nog eens ‘online’ voor kunt zetten. Hoe godvergeten modern is dat? Dan heb je het gewoon verdomd goed voor elkaar, als bedrijf, of niet?

Afijn. Ik dus klikkerdeklik op de bijgevoegde link. Accountje aanmaken en eens rondneuzen op de hippe website van, zo zeggen ze zelf, de ‘Business Psychologists.’ Een online assessment dus, via ware Business Psychologists. Zo’n kans krijg je natuurlijk maar één keer in je leven. Hoop ik. Want echt, met een opvoeding in de trant van ‘Joh, ga gewoon lekker aan het werk en doe niet zo moeilijk’, kun je niet anders dan kromme tenen of een akelige impotentie oplopen als men dat soort termen gaat bezigen. Vroeger noemde men dat Hollandse nuchterheid. Nu ben je een lompe boer als je wars bent van dergelijk geleuter. Maar optimist die ik ondanks alles nog steeds ben, begon ik aan het eerste onderdeel. Mijn God zeg, wat is er toch met ons gebeurd?


Mijn scherm vulde zich met driehoekjes. Van verschillende afmetingen, in diverse kleuren. Voorzien van pijltjes die in uiteenlopende richting wezen. Grijze stipjes, zo leek het, lukraak om de driehoekjes geplaatst. Aan mij de taak een driehoekje te kiezen, die de aanvulling moest zijn van de ontbrekende aan het rijtje. Daarna een variant daarop met vierkantjes, cirkels en meerhoekige, vrolijk doch slecht ingekleurde vormen. Serieus, om helemaal gestoord van te worden. Nou zal het ongetwijfeld zo zijn dat het al dan niet juist weten te plaatsen van zo’n driehoekje of cirkel veel over mij zegt. Of ik wel of niet geschikt ben. Maar het boeit me niet. Ik heb hier geen zin in. Ik stroop morgen mijn mouwen weer op en ga lekker aan de gang. Zoek het maar even uit met je assessment en die duurbetaalde jongens van Business Psychologists. Er moet gewoon geld verdiend worden. En misschien kunnen we tussendoor een bakkie doen. Beetje bijpraten. Over driehoekjes en cirkels. En de waan van de dag. 

zondag 26 februari 2017

Kwestie van Cultuur..

Omdat ik een man van de wereld ben, maak ik een hoop mee. En leer ik doorgaans heel veel karakters kennen. Ik heb te maken met verschillende mensen, culturen en gebruiken. Ik weet inmiddels als geen ander dat herkomst wel degelijk van invloed is op gedrag en gewoontes. En daar heb ik dan ook gewoon respect voor. Zo ben ik. Sterker; dat is juist mooi. Als ik een Amsterdammer hoor praten denk ik niet ‘’Wat een lachwekkend kudtaccent en hoe komt het dat die malloot het idee heeft het middelpunt van de wereld te zijn.’’ Ik leef me dan gewoon in; Klein geschapen. Pure domheid. Inteelt. Spraakgebrek. Opgegroeid in een gebied waar ieder weldenkend mens zonder veel nadenken de scheermesjes over de polsen zou halen. Is het dan aan mij, dit alles op een rijtje gezet, om hen te veroordelen? Nee, ik vind dus van niet. Niet met al mijn ervaring.

Ik heb de afgelopen maanden studie mogen maken van Friezen. Soms van afstand, verscholen in het struikgewas. Andere keren er middenin. Als ze met elkaar praatten gromde ik weleens met ze mee. Vaak knikten ze dan instemmend, maar ik heb mij ook weleens uit de voeten moeten maken. Ik heb boeken vol aantekeningen en had op een gegeven moment beeld- en geluidsmateriaal voor weken. Ik heb dat inmiddels geanalyseerd en de uitkomsten zijn verrassend. Het is prachtvolk. Ik gooi binnenkort de staafdiagrammen en excelbestandjes nog even online, maar noem bij deze alvast wat conclusies. Friezen zijn in 94% van de gevallen eerlijk en oprecht. (Landelijk gemiddelde 7%) Ze maken zich weinig druk om dingen die niet ter zake doen en hebben een broertje dood aan arrogant kudtvolk van over de dijk, dat denkt het beter te weten (100%) Een Fries maak je de pis niet lauw (87%) en ze kunnen allemaal schaatsen. Ondanks alle vooroordelen zijn ze over het algemeen helemaal niet stug, maar het boeit ze gewoon geen Friese fuck wat jij er allemaal van denkt. Mooie cijfers dus, Friesland, Van harte.


Sinds een maand ben ik undercover in Groningen. Een aantal dagen per week steek ik de Fries-Groningse grens over en begeef ik mij in vijandelijk gebied. Ik heb inmiddels een aantal Groningers gezien die wellicht ongevaarlijk lijken, maar vooralsnog lijkt voorzichtigheid geboden. Mijn eerste indrukken zijn in elk geval zorgwekkend. Een beetje of je in een trainingskamp van IS jezelf aftrekt en klaarkomt in het gezicht van de aanwezige imam, terwijl je hijgend kerstliedjes staat te neuriën. Zo kijken ze je daar aan als je je geblindeerde observatiebus verlaat om willekeurig tegen mensen ‘goedemorgen’ te zeggen. Groningen Stad lijkt redelijk veilig. Maar de landelijke gebieden daaromheen zijn verraderlijk. Ik hou u op de hoogte. Beloofd. Maar mocht u langer dan twee weken niks van mij gehoord hebben; waarschuw de autoriteiten en laat ze die gasboringen flink opvoeren. Ik ben een man van de wereld. Maar hier kan ik ook weinig mee. Laat Groningen in hemelsnaam niet mijn Waterloo worden. 

woensdag 8 februari 2017

De Voorzichtige Conclusie..

Ik woon nu een half jaar in Friesland. Dik zelfs. En ik kon mij voorstellen dat u het wel vet cool zou vinden om eens te horen hoe ik ervoor sta. Toch? Want een metropool als Den Helder achter je laten en een nieuw leven beginnen in een dorpje welke zonder navigatie op het dashboard niet te vinden is; het is me nogal een overgang he? Bovendien heb ik zo vaak lelijk gedaan over Noord Holland in haar algemeenheid en Den Helder in het bijzonder dat u, achterblijver, het natuurlijk geweldig zou vinden om te horen dat ik het kudt heb en spijt als haren op mijn hoofd. Maar daar moet ik u gaan teleurstellen. Verhuizen naar een anoniem klein prutsdorpje gelegen in het landelijke Friese is wellicht het beste dat ik ooit heb gedaan. Serieus. Sterker; Het enige waar ik oprecht spijt van heb is dat ik dit niet twintig jaar eerder heb gedaan.

Het dorp waar ik woon telt net iets meer dan 200 inwoners. Maar ik vermoed dat dit met minimaal 100 naar boven is afgerond. Wij hebben hier niets. Nou ja, niets. We hebben een brievenbus. Een vet cool ding. Daar kun je heenlopen, kiezen in welke van de twee gleuven je jouw brieven stopt en dan komt het goed. Ik kan vanaf hier brieven sturen naar waar ik maar wil. Als het moet de hele wereld over. Dit dorp heeft ook een eigen website. In een keurige comic sans staat beschreven wat hier allemaal te beleven is. Een foto van die brievenbus pontificaal op de homepage. Ook wordt onze snackbar daar benoemd. Eens in de twee weken kun je hier namelijk patat halen. In het buurthuis. Dan gaat op zaterdagmiddag de frituurpan aan en kun je bestellen wat je wilt zolang het maar patat is. En druk dat het daar dan is. Je moet er bij zijn geweest om het te geloven.


Als ik ’s morgens wakker word hoor ik niets, behalve zo nu en dan het loeien van een koe. Als ik dat in Den Helder hoorde wist ik dat mijn buurvrouw weer te lang aan de witte wijn had gezeten. En dat is toch anders. Als ik achter uit mijn raam kijk zie ik schapen. Die staan daar met een mannetje of vijftig de hele dag een beetje te grazen en dom te kijken. Als ik mijn deur uitstap kijken ze even op, maar uit niets blijkt dat zij voornemens zijn zich met mijn zaken te bemoeien. Zij grazen en kijken dom. Ik graas niet. Meer hoeven we van elkaar niet te weten. Soms, als ik even tijd heb, ga ik midden in mijn tuin staan en kijk ik in het rond. Ik zie groen. Ik zie ruimte. En mijn wollige vrienden. Ik hoor geen rammelende winkelwagentjes, geen auto’s of flarden van discussies tussen de ene tokkie, die openlijk en luidruchtig in de clinch ligt, met de andere. Ik luister naar de stilte. Ik luister naar niets. En zou nooit anders meer willen. Het was hier een mooi half jaar. Ik kan niet anders zeggen. Leuk dat u het vroeg. 

woensdag 4 januari 2017

Het Grommend Geluk..

Weet u? Ik heb altijd graag een beer willen zijn. En niet omdat ik het fijn vind om op de weg te staan, helemaal niet.  En ook niet omdat mijn lichaamsbeharing nogal welig tiert en ik zo als beer door het leven zou kunnen. Zelfs dat niet. Hoewel, dat laatste verdient wel een kleine nuance. Want ik mag dan haar hebben op plekken waar je dit liever niet zou zien, erg gelijkmatig is het allemaal niet. Als ik niet regelmatig met mijn Gardena aan de gang ga ben ik net zo’n slecht geknipte poedel. Het is werkelijk geen gezicht. Waar ik vroeger nog een half uur met het haar op mijn hoofd bezig was, vlecht ik nu dreads op mijn buik. Ik ben ooit met mijn blote rug tegen een pas gesausde wand gaan staan. Krijg nu nog weleens vragen over welke structuurverf ik daar heb gebruikt. Maar ik dwaal af.

Een beer dus. Ik zou wel een beer willen zijn. Want beren slapen. Veel. En dan vooral in de winter. Nou ben ik niet degene die het beter weet te denken dan God, ik ben tenslotte geen vrouw, maar ik zie hier wel een puntje in het ontwerp van de mensheid waar ik kanttekeningen bij durf te plaatsen. Een winterslaap had echt iets voor ons geweest. Het zou ons goed doen. En mij zeker. Allereerst heb ik helemaal niks met de winter. De winter is gewoon kudt. Het is koud, nat en het waait. En dat maanden achter elkaar. Het is twintig uur per dag donker. Je komt van ellende ’s morgens je bed niet meer uit. En waarom zou je ook? Motiveer mij nou eens om op te staan, het direct koud te hebben en in het donker mijn autoramen te gaan staan krabben. Waarom zou ik dat met plezier doen? Precies, moet je van verdomd goede huize komen mij te overtuigen van de voordelen. Red je niet.


De wintermaanden zou je slapend door moeten kunnen brengen. Eind oktober schud je elkaar de hand. Je zwaait nog even en trekt de deur achter je dicht. Je knipt de elektrische deken op standje drie. Terwijl deze alvast je dekentjes verwarmt trek je de gordijnen dicht en controleer je nog even of alle deuren op slot zijn. Met je vingers tik je op de thermostaat. Die hoeft niet te warm, maar zeker niet te koud. In het schemer loop je nog één keer door het huis. Het is er stil en behaaglijk. Buiten begint het te regenen. Vlak voor je de radio uitzet hoor je nog iemand reppen over een najaarsstorm en natte sneeuw. ‘De tyfus’ Brom je, zoals alleen echte beren dat kunnen. En dan ga je op bed liggen. Je trappelt nog wat met je benen, teneinde het bed nog nét iets sneller te verwarmen. En langzaam sluiten je ogen zich. Tot maart. Oh mijn lieve Heer, in al Uw wijsheid, waarom ben ik toch geen beer?