zondag 26 augustus 2012

Knipperend Verlangen..


Ik zit nu al een kleine anderhalf uur te staren naar de knipperde cursor in een verder leeg scherm. Ik wil graag wat vertellen, maar heb geen idee wat. En eigenlijk is dat helemaal niet erg. Want gewoon voor mij  uitstaren mag ik nu eenmaal graag doen. Sterker; volgens mij heb ik u al eens verteld dat dit één van mijn grootste hobby’s is. Simpelweg staren, zo lang en diep als maar mogelijk is. Verzinken in allerlei gedachten. Mij zou je er niet mee hebben als op een kwade nacht door onverlaten mijn flatscreen van de wand zou worden geschroefd. Ik zou het niet eens merken waarschijnlijk. Ook niet als ik er op dat moment voor zou zitten. Grote kans dat al die bewegende beelden mij dan allang hebben weggevoerd naar een wereld die wel helemaal de mijne is. Een wereld vol van fantasie, maar vooral naar een plek waar alles beter is. Waar ik mij niet meer zo druk hoef te maken. Omdat ik daar de baas ben en ik bepaal hoe de wereld eruit ziet. Mijn wereld. De uwe is namelijk al heel lang niet meer de moeite waard om over na te denken. Laat staan om bij weg te dromen.
Ik zei u net dat ik graag iets wil vertellen, maar niet weet wat. Dit is niet omdat ik niets te vertellen zou hebben, u weet wel beter, maar het is puur en alleen omdat ik niet kan kiezen. Ik kan geen keuze maken uit de lange reeks aan onderwerpen die ik dolgraag te berde zou willen brengen. Maar waar te beginnen? Ik zou zo ontzettend veel met u willen delen, dat er gewoon even geen beginnen aan lijkt te zijn. In feite zouden we nu op de bank plaats moeten nemen. We zouden de Xenos- kussentjes moeten schikken (en eerlijk moeten verdelen) om voor onszelf het comfort te creëren voor minimaal de komende nacht. Er zou een fles wijn op tafel moeten staan en nog twee ergens onder het tafeltje op de grond. Zodat we straks, als we er middenin zitten, het gesprek niet hoeven te onderbreken omdat iemand naar de keuken moet lopen voor een nieuwe fles. Maar zo zal het vanavond niet gaan. En dus knippert er, op een leeg scherm, een cursor. Wachtend op de dingen die komen gaan. Dingen waarvan ik met zekerheid kan stellen dat je daar maar beter niet meer op kan rekenen.
Die anderhalf uur zou zomaar twee uur kunnen worden. Of drie. Of vier. Omdat waar ik straks ben, tijd niet bestaat. Ik ben gek op staren. Ik hou ervan. Ik neem er nog net geen vakantie voor op, maar het zou zomaar kunnen. Het is één van de grootste voordelen van alleen zijn of je dusdanig voelen. Dat je weg kunt dromen op dat, waar jij graag op weg wilt dromen. Waar tijd niet meer bestaat. Of iedere vorm van realiteit. Het is mooi na te kunnen denken over dingen waar geen mens nog bij stilstaat. Maar nog mooier is het je eigen wereld binnen te stappen. Met een grote roestige sleutel open ik, steevast in kou en duister, een enorme houten deur. Van een kasteel denk ik. Of in elk geval de binnenplaats van een omgeving die zwaar afgeschermd is en omringd door hoge muren. Omdat ik mijn gedachten nu eenmaal niet zomaar aan iedereen prijsgeef. Als ik die deur open, zie ik vrolijk licht. Het juicht mij toe. Blij me weer te zien. En dat gevoel is wederzijds. Ik omhels daar mijn gedachten. En samen hebben we het die avond goed. Laat de cursor maar knipperen. Ik heb mooiere dingen te doen. Dingen waar ik nooit en te nimmer nog iemand anders bij nodig zal hebben. Alleen ik en mijn gedachten.

In Alle Statigheid..

.

donderdag 23 augustus 2012

Zijn Grootste Angst..


Ze vroeg me waar ik bang voor was. Die vraag kwam onverwachts en ik reageerde dan ook niet direct. Gewoon, omdat ik niet zomaar een antwoord voorhanden had. Terwijl dat toch een sterk punt van mijzelf is. Ik heb altijd bergen met antwoorden. Kasten vol. Overal op. En als ik ze niet heb dan verzin ik ze wel. Om in elk geval, zo veel als maar mogelijk is, mensen het idee te geven dat ik alwetend ben. Dat voor mij verrassingen al heel lang niet meer bestaan. Ik keek naar mijn bierglas en probeerde tijd te rekken door net te doen alsof het echt nodig was juist op dit moment grondig studie te maken van het logo van het biermerk. Met de top van mijn wijsvinger trok ik de lijnen na. Grofweg natuurlijk, want zoveel hing daar nou ook weer niet van af. Ik keek even naar haar op, maar haar blik was nog steeds op mij gericht. Ik moest antwoord geven. Op een vraag waar bijna niet op te antwoorden viel. En toch deed ik het. Uiteindelijk.
“Waar ik echt bang voor ben?” Herhaalde ik de vraag. Ik deed het langzaam. Want iedere seconde gerekt was pure tijdwinst. Ik deed het zachtjes. Zodat het bijna onmogelijk was me te verstaan. “Ik ben voor heel veel dingen bang. Voor bijna alles.” Begon ik mijn betoog, nog steeds zo onverstaanbaar mogelijk. “Ik ben bang voor het onbekende. Bang voor alles waar ik nooit eerder aan heb gedacht, maar waar ik plots voor sta.” En daarna, met iets meer stemverheffing; “Ik ben bang voor de mening van een ander. Omdat ik het opbouwende daarin zo vaak mis. Ik ben bang mijzelf te zijn. Omdat dat me al zo vaak verweten is. Ik ben bang fouten te maken zodat ik doorgaans uiteindelijk niets meer doe. Ik durf geen mens in vertrouwen te nemen, bang als ik ben dat het ooit tegen me gebruikt gaat worden.” Ik hoorde inmiddels een onvriendelijke toon in mijn stem. Boosheid zelfs.  
“En weet je waar ik ook bang voor ben?” Ging ik verder op een manier zodat men het twee tafeltjes verder ook kon horen. “Ik ben bang zó oud te worden, dat op een gegeven moment iedereen om mij heen dood is. Ik in mijn eentje zit weg te kwijnen. Om iedereen onderweg te verliezen die me ooit dierbaar is geweest. Sowieso ben ik bang om oud te worden. Om ziektes te krijgen en dagelijks te worden geconfronteerd met lichamelijke en geestelijke achteruitgang. Om pijn te moeten lijden. Ergens in een bed te moeten liggen, terwijl ik weet dat dit de plek gaat worden waar ik sterf. Waar ik goddomme lig te wachten om dood te gaan!” Boos sloeg ik mijn glas bier van tafel en van enige zelfbeheersing was geen sprake meer. Zonder nog acht te slaan op waar ik was en met wie, was mijn stemverheffing verworden tot schreeuwen.
“Ik ben bang voor mijn eigen begrafenis. Waar niemand bij zal zijn. Ik ben bang op een dag zomaar op straat dood neer te vallen. In één of andere kleurloze winkelstraat waar mijn laatste blik die op een reclamebord van een groenteboer zal zijn. Terwijl hulpverleners druk doende zijn, maken omstanders foto’s met hun mobieltje. Zodat mijn dood binnen vijf minuten op Facebook staat en ze daarmee de nodige vind-ik-leuks binnentrekken!” Ik kwam weer wat tot mezelf en ging zachtjes verder. “Maar vooral ben ik bang nooit iets bereikt te hebben als mijn tijd daar is. Niets achterlaat wat voor een ander van waarde kan zijn. Of iets wat iemand ooit nog aan mij terug laat denken. Omdat ik er dan in feite nooit ben geweest.” Ik zweeg en keek voorzichtig haar kant op. Vol schaamte. Ze zei niets maar keek me even recht in mijn ogen aan. Ze knikte even. Ik zag een glimlach. En ik zag vooral heel veel begrip. En heel even leek het of ik nooit meer bang zou hoeven zijn. Voor niets of niemand meer.

zondag 19 augustus 2012

Het Grote Graaien..

.

Het Rancuneuze Volk..


Natuurlijk schrok ik. Het ene moment zit je nog gewoon rustig te What’s-Appen en het volgende moment slaat er een menselijk hoofd tegen de voorruit van je auto. Het zag er wat Andre van Duin-achtig uit; zo’n scheefgetrokken kop die je ineens, van achter glas, verbaasd vanaf je motorkap ligt aan te kijken. Gaat dus echt niet, die combinatie van je mobieltje en autorijden. Maar goed, al doende leert men, nietwaar? Evengoed had ik de beleefdheid even uit te stappen. Terwijl het echt geen fraai weer was hoor. Zomer of niet, ik vond het verdomde koud zo op de late avond. Terwijl ik uitstapte leek me dat zelfs wel een mooie opening. Om het ijs wat te breken. Wat dat betreft is ouwehoeren over het weer best wel universeel toepasbaar. Maar zij vond dus van niet. Ze was van de motorkap af netjes op de grond gerold, maar evengoed klagen.  U kent die types wel.
Nah, en daar heb ik dus de grootste moeite mee. Ik maakte een fout. Ja, ik had beter op moeten letten. En inderdaad; ik had alle waarschuwingen, betreffende het gebruik van mobiele telefoons in combinatie met het besturen van een voertuig, niet in de wind moeten slaan. Maar kom op zeg; ik zei toch ‘sorry’? Maar ondanks haar gebroken kaak -Althans, dat hoopte ik voor haar, omdat lelijkheid ook gewoon grenzen zou moeten kennen- was ze nog prima in staat allerlei nare verwensingen te uiten. Sterker, er kwam geen einde aan. Dat mens bleef maar zeiken en zemelen. En grof; u wilt het niet weten. Net of ik niet zou weten wat ze daar bloedend op de grond zou bedoelen met ‘Frijg de franker, fruile flootzak’. Ze mocht dan een hele rij tanden missen, maar ik ben natuurlijk niet achterlijk. Ik probeerde haar, door speels met de neus van mijn veiligheidsschoen in haar zij te schoppen, wat tot bedaren te brengen, maar hier viel geen land mee te bezeilen. Wat een secreet zeg.
Ze deed me een beetje denken aan een vorige vriendin. Toen ik haar destijds vertelde dat mijn ex zwanger van mij was, kon ze daar ook zo ontzettend lullig over doen. Zelfs nadat ik had gezegd dat ik dat inderdaad beter niet had kunnen doen. Mijn excuses had aangeboden. En bij de pomp een bosje ruikers voor haar had meegenomen. Bleef toen ook maar schelden en tieren. En ik kan daar dus slecht tegen. Bedoel, gedane zaken nemen nu eenmaal geen keer. Kun je over alles wel boos blijven. God schijnt ons uiteindelijk alles te vergeven, maar vrouwen denken zelfs daar boven te staan. Hoeveel kapsones kun je eigenlijk hebben? Ik ga hier niet zonder omhaal lopen te beweren dat vrouwen geen gemis zouden zijn, maar veel dingen zouden er wel een stuk eenvoudiger op worden. Grof en vooral rancuneus volk is het. Ik kan echt niet anders zeggen. Ik bood nog een keer mijn excuses aan, maar het was aan dovemans oren gericht. Want zo zijn ze. En leren zullen ze het nooit. En dat was dan ook precies de tekst die ik, nadat ik mijn weg had vervolgd, What’s-Appte naar iedereen op mijn lijst. Mannen zijn gewoon anders. Beter. Slimmer. En we leren tenminste.

vrijdag 17 augustus 2012

Het Geloof in de Zeepbel..


Vanmorgen zat ik in de tuin en mijn dochter, nog geen vier jaar oud schat ik zo, was bezig bellen te blazen. Kent u dat nog, van toen u zelf de bellenblaasleeftijd had, hoe leuk dat eigenlijk was? Ik moest het vroeger doen met een oud kopje gevuld met zeepsop. En blies mijn bellen door een product van noeste huisvlijt; een handig verbogen stuk kunststof waarvan de oorsprong mij nooit duidelijk is geweest. Maar het werkte. Daar ging het om. Tegenwoordig hoeft dat allemaal niet meer. Als ouder/ verzorger stap je de Action binnen en haal je voor nog geen tachtig cent een hele tray bellenblaasmeuk. Vrolijk gekleurde plastic kokers, voorgevuld met sop en water in de juiste verhoudingen, en waarvan de afschroefbare dop is voorzien van handig en bovendien professioneel ogend blaasgereedschap. Maar ik dreig weer wat af te dwalen. Hier ging het allemaal niet om. Zij blies haar bellen, en ik keek. Sprak zo nu en dan mijn bewondering uit over haar kunnen en gaf aanwijzingen daar waar van toepassing.
Vele bellen zagen het levenslicht. En U kijkt er nog van op hoe groot de verscheidenheid is, bellentechnisch gezien. Niet allemaal zijn ze rond. Niet allemaal zijn ze even groot. Zelfs zijn ze niet allemaal hetzelfde van kleur. En ook de levensvatbaarheid kan enorm verschillen. Net als de weg die zij afleggen voordat zij uiteindelijk in het niets lijken op te lossen. Al vrij snel kwam ik tot de conclusie dat er geen enkele reden is het leven van een zeepbel te benijden. Het is een mooi leven, zo van afstand bezien althans, maar het is net even te kort er echt van te kunnen genieten. Tot er een bel verscheen die dit snel gevelde oordeel, direct en zonder omhaal, leek te ontkrachten. Wat was ze mooi. Ze was groter dan alle andere bellen. En haar zweven was net even gracieuzer als ik in al haar soortgenoten tot dan toe had gezien. Op nog geen vijftig centimeter van mijn gezicht, zag ze heel even af van welke koerswijziging dan ook. Ze hing daar en leek mij aan te kijken. Of probeerde op zijn minst mijn aandacht te trekken. Toen ze er zeker van was hierin geslaagd te zijn liet zij zich weer langzaam meevoeren door de wind. Iets omhoog, een klein beetje naar rechts.
Het klinkt gek, maar ik was met stomheid geslagen. Deze bel was anders. Dat voelde ik gewoon. En zij deed alles dit inzicht te bevestigen. Ze danste in de wind en haar hoogte nam langzaam toe. Ze toonde mij allerlei verschillende prachtige kleuren, afhankelijk van hoe de zon haar bescheen. Terwijl het andere bellen nooit en te nimmer was gelukt hoger dan vijf a zes meter de vrijheid te beklimmen, zat zij daar op een gegeven moment serieus te benoemen meters boven. Ik vroeg mijn dochter naar boven te kijken. Die bel te zien die ik zag. Maar ze blies onverstoorbaar nieuwe bellen. Ze creëerde de massa, die mijn bel allang was ontstegen. Hoger ging ze. Veel hoger dan in mijn optiek mogelijk was. Maar ze deed het. Ze verdween achter de hoge boom in mijn tuin. Liet weer heel even haar gezicht zien en verdween weer achter het groene gebladerte. Toen ik dacht dat ik haar nooit meer zou zien stond ik abrupt op, zonder mijn blik af te wenden van het punt waar ik haar voor het laatst had gezien. Mijn stoel viel achterover op de houten ondergrond van de vlonder. Mijn dochter keek even op, maar vond het niet de moeite haar activiteiten te staken.
In de lucht zocht ik naar een glimp van wat er was geweest. Ik volgde de contouren van de boom waarachter ze was verdwenen. Ik dacht zeker te weten haar nooit meer terug te zien, maar weigerde mij bij dit logische feit neer te leggen. Gelukkig maar. Want ineens was ze daar weer. Dansend in vrijheid, dansend in de wind. Ze kwam mijn kant weer op. Ik maande mijn dochter wederom die bijzondere bel te bekijken. Maar kinderen doen nu eenmaal gewoon hun eigen ding. En dus was ik de enige die het bijzondere zag. Ze zweefde mijn kant op. Ik wees naar haar. Volgens mij slaakte ik zelfs enkele kreten. Haar hoogte nam af, en onze afstand was op een gegeven moment minimaal. Ik denk een centimeter of vijftig van mijn gezicht. Ze probeerde mijn aandacht te trekken, denk ik, en ik keek haar aan. Vol bewondering. Met diep respect. Zoals ik altijd heb voor iedereen die de massa de massa laat, en besluit zijn of haar eigen dromen nu een keer echt uit te laten komen. Op het moment dat ik dacht dat zij voor altijd zou zijn, verloor ze hoogte. Snel en zonder mededogen van haar grootste steun tot nu toe; de wind. Voor mijn voeten, op de houten vlonder, spatte ze uiteindelijk uiteen. Als een zeepbel. Zoals dat nu eenmaal gaat met dromen.

donderdag 2 augustus 2012

De Vreemde Gewoonte..

.

De Herkansing..


Het kan soms verkeren denkt u niet? Tot nu toe was ik gewoon een ranzige, asociale, pauperachtige roker. Maar binnen nu en week ben ik dus een ranzige, asociale, pauperachtige niet-roker. Ik zie hierin wel degelijk vooruitgang. Vanaf aanstaande maandag stop ik met roken. Maar nu een keer echt. Definitief. Klopt, de trouwe lezer van dit blog (Hoi mam!) weet dat ik dit onderwerp al een aantal keer eerder heb behandeld, maar nu is alles anders. Of in elk geval net even anders dan al die andere keren. Mijn vastberadenheid is er dit keer één die zijn weerga niet kent. Gewoon stoppen met die zooi. Niet meer doen en het er niet meer over hebben. Zo simpel is het in feite. Waarom het die afgelopen vierentachtig keer dan is niet gelukt? Mwah, weet niet. Denk een samenloop van omstandigheden. Kan een keer gebeuren. Een paar keer zelfs. En ja, zelfs vierentachtig keer. Net of dat zoveel zegt over mijn wilskracht en discipline. Lijkt mij erg kortzichtig.  
Of ik blind ben voor de valkuilen die mij in grote getalen staan te wachten? Neen, integendeel. Maar ik ken ze allemaal al. Dus misschien dat ik daar een voorsprong heb weten op te bouwen. Ooit heb ik maanden niet gerookt. Dus dacht ik op een gegeven moment dat ik dus best kon roken omdat ik blijkbaar kon stoppen als ik dat wilde. Ik vond hem verdomd goed gevonden. Ik heb mijzelf ook weer aan het roken weten te zetten door mij te overtuigen van het feit dat ik het nodig had. Kon simpelweg niet zonder. Ging ik dood of weet ik veel wat. Vond het ooit een pracht van een argument. Verder is roken helemaal niet zo erg als men graag doet beweren. Soort van complottheorie; In feite is het juist heel gezond, maar dan kun je heel oud worden en dat wil de overheid natuurlijk niet. Kwestie van pensioengelden, u weet wel. Tja, wie steekt er niet nog eentje op als hij daarmee de Staat der Nederlanden dwars kan zitten? Precies. Verder ben je gewoon heel cool met een Winston of een Marlboro in het gelaat gedrukt. En wie wil er niet cool zijn als hij dat in feite helemaal niet is? Dat bedoel ik dus. Afijn. Smoesmatig gezien zou ik zo nog uren door kunnen gaan.
Maar stoppen met roken is toch gewoon heel moeilijk? Maar natuurlijk. Ik zou de laatste zijn dit te ontkennen. Stoppen met roken is naar. Doet erg rare dingen met de mens. Sterker, op een gegeven moment lijkt het wel of alles in het teken staat van sigaretten. Je ziet ze overal. Ze zijn daar, waar ze onmogelijk zouden kunnen zijn. Er zijn dieptepunten die je in een bepaalde roes brengen. Ben je er gewoon even niet meer bij. Je zuigt dan aan Hema rookworsten, aan pennen, vingers van wie dan ook, langwerpige papieren lampen van de Ikea of de keukenkraan. Maakt dan allemaal niet meer uit. Ikzelf ben ooit eens uit een dergelijke roes ontwaakt terwijl ik op een schaars verlichte parkeerplaats een wildvreemde vent stond te pijpen. Schokkend toch? Zal het gezicht van die kerel nooit vergeten. Zo van; ‘Ho ho, tuttut, stop maar hoor. Het begint nu onderhand een beetje pijn te doen.’ Dus nee, makkelijk zal het ook dit keer niet zijn. Maar toch. Dit keer is alles anders, ik voel het gewoon. Vanaf aanstaande maandag gaan we het dus gewoon doen. Zonder mitsen en maren. Puur op discipline. Echt waar.  Mooi. Ga ik nu even proberen of je shag eigenlijk ook kunt snuiven.