donderdag 29 december 2011

Het Grote Denken..

Eigenlijk is er maar één ding wat ik vierentwintig uur per dag zou kunnen doen, het liefst zeven dagen in de week. In feite heb ik maar één hobby, één liefhebberij waar ik zielsgelukkig mee ben en waar ik nooit en te nimmer zonder zou kunnen. Sterker; weiger mij dit en ik ga dood. Binnen een week. Van pure ellende. Van kommer en kwel. Omdat het bij me hoort. Omdat het een deel is van wie ik ben. Ik kan mij zo voorstellen dat u nu denkt dat ik met één of andere flauwe bezigheid aankom. Iets grofs, maar allesbehalve lolligs. U kent het wel. Maar vanavond niet. Ik ben er sowieso niet zo voor in de stemming, maar bovendien wilde ik van de gelegenheid gebruik maken, op de valreep van 2011, eerlijk tegen u te zijn. Ik wil namelijk niets liever dan gewoon voor mij uit zitten staren. Punt. Meer niet. Dat is echt alles.

Ik ben een Denker. Het is niet anders. Wij Grote Denkers zijn in gedachte altijd bezig met andere dingen. Wij vragen ons van alles af, maken ons zorgen om de kleinste dingen en zijn in staat om, bij wijze van spreke, van een mug een olifant te maken. Men heeft hier zelfs een spreekwoord aan besteed. Kunt u nagaan. Grote Denkers hebben het altijd druk. Wij lossen in gedachte de problemen op waar u mee zit. Soms zijn wij helden, lijkt iedereen ons te mogen of aardig te vinden. En soms zijn we reëel en wijst niets hierop. Onze gedachten staan nooit stil. Wij vragen onszelf wel eens af wat wij ons zouden moeten afvragen, als we onszelf uiteindelijk alles al hebben afgevraagd. Begrijpt u? Onze hersenen zijn altijd in de weer. Altijd bezig. Altijd druk. En we kunnen er niets aan doen.
Wij zijn het die ons extreem druk kunnen maken van wat mensen van ons denken. Voor ons is het verleden nooit voorbij. We blijven ons altijd afvragen wat we anders hadden moeten doen. Wij zijn het die denken dat we een raar loopje hebben, als we langs een terras vol mensen lopen en we weten dat er naar ons gekeken wordt. Wij zijn het die geen woord meer weten uit te brengen als we in situaties komen die erom vragen verbaal een beetje knap uit de verf te komen. Wij doen in gedachten de hele voorbije dag nog eens dunnetjes over en corrigeren onszelf daar waar nodig. Die correcties zijn nooit op één hand te tellen. We doen namelijk nooit iets goed. Alles had anders gemoeten. En ons Grote Denken reikt ons de hand en geeft aan waar, hoe en waarom. Dag in, dag uit. Nooit stopt het. Nooit hebben wij eens de rust waar we zo verschrikkelijk naar verlangen. Het is om gek van te worden. Als we dat al niet zijn.
Ik, als Grote Denker, heb dus tijd en ruimte  nodig om na te denken. Niet gestoord te worden door wat of wie dan ook. Ik wil voor mij uit kunnen zitten staren zolang en zoveel als maar mogelijk is. Ik wil niet praten. Ik heb geen behoefte aan sociaal gedoe. Mij maakt u niet blij met gezelligheid, sfeer en liefde. Ik heb daar simpelweg de tijd niet voor. Ik moet denken. Ik moet analyseren. Ik moet fouten verbeteren, hoewel ik ook wel weet dat gedane zaken nu eenmaal geen keer nemen. Praat niet tegen me. Bemoei u niet met mijn zaken. Probeer me niet te helpen, maak u geen zorgen en vooral; verwijt het me niet. Maar laat me gewoon met rust. Ik heb mij op een dag neergelegd bij de feiten; Ik ben een Denker en met dat soort mensen kun je nu eenmaal niks. Die willen maar één ding en dat is -vierentwintig uur per dag, zeven dagen in de week- voor zich uit zitten staren. Alleen zijn. Zich laten sturen door Het Grote Denken. Nee, niet uit laksheid. Maar omdat ze ergens onderweg de moed en de kracht verloren zijn te strijden tegen iets zoveel groter dan zichzelf; De grootste vijand van alles en iedereen. Jezelf. Het eigen ik.