Weet u nog, dat ik bijna een jaar terug aandacht vroeg voor
een klein meisje dat ooit weer onzichtbare thee in kunststof kopjes zou moeten
kunnen schenken? Omdat kleine meisjes dat nu eenmaal hoorden te doen? Maar ze
was ziek en er was geld nodig. Geld om haar een kans te geven middels een
behandeling in Amerika. Dus niet eens met de garantie dat het daarna goed zou
komen. Nee, slechts een kans. Nou, dat geld kwam er. Hulde. Klasse. Uiteraard
heb ik het verloop destijds een beetje gevolgd en het was mooi te zien dat er
dus nog steeds mensen zijn die zich het leed van anderen aantrekken. Gaf hoop.
De burger moed. U kent het wel. Eind goed al goed, want zo positief ben ik dan
ook wel weer.
Dat moet ook wel. Want ik heb zelf een aantal kinderen.
Waaronder eentje net iets jonger dan dit meisje. En ik kan mij er geen
voorstelling bij maken wat het zou inhouden als één van hen zo ziek zou zijn.
Hoe ik me daarbij zou voelen. Dat ze daar doodziek in bed ligt en dan evengoed
nog naar je lacht, hoe beroerd ze zich ook voelt. Dat ze in al haar onschuld en
onwetendheid haar verhalen vertelt. En voor haar morgen altijd bestaat. Er zijn
duizenden redenen te bedenken waarom we trots moeten zijn op onze kinderen. Echt.
Maar de belangrijkste reden is dat ze ons leren relativeren. Datgene dus, wat
we ergens onderweg naar volwassenheid zijn vergeten.
Dat kleine meisje waar ik het over had gaat dood. Punt. Niks
geen onzichtbare thee in kunststof kopjes. Nooit meer. Behandeling sloeg niet
aan. Tussen nu en pak hem beet een maand of zes, staat er ergens een houten
kistje met daarin keurig opgebaard een klein meisje wat tot het laatste moment
niet heeft begrepen wat er aan de hand was. Niet wist dat er al heel snel geen
morgen meer zou zijn. Ik ga niet proberen het verdriet te beschrijven van de
mensen om haar heen, waarvan het verdriet toch niet te beschrijven is. Ik doe
slechts nogmaals een beroep op u. Relativeer. Denk er eens over na wat echt
belangrijk is. Leer iets van dat kleine meisje. Nu zij nog even is wie u ooit
was. Schenk ik onderwijl voor haar de onzichtbare thee in. We nemen een niet
bestaand koekje en we lachen. En pakken de hand van hen, van wie we denken de volgende dag weer terug
te zien.