Ik had de boel al opgeruimd. Eerst had ik het in
kastjes en lades opgeborgen. Maar toen het erop leek dat het niet meer van
toepassing zou zijn, ging het in dozen. Die hebben nog een tijdlang tegen de
muur in de huiskamer opgestapeld gestaan. Voor het idee, denk ik. Dat als ik
het toch nodig had ik er snel bij kon. En soms, als ik niks te doen had, opende
ik weleens zo’n doos. Maar als ik erin keek deed het me niet zo gek veel meer.
Een beetje als een achttienjarige die zijn speelgoed van vroeger terugvindt.
Het is allemaal wel leuk en aardig, maar niet meer actueel. Het lijkt allemaal
uit een ander leven te komen.
Op een gegeven moment begonnen die opgestapelde dozen hier
in de huiskamer toch ook wel wat te storen. Ze namen ruimte in en het oogde
allerminst fraai. Verhuizen naar de zolder was dan ook een logische stap. Maar
ook een lastige. Want de ervaring had een beetje geleerd dat alles wat op
zolder terecht kwam, vroeg of laat door
het plaatselijke kringloopbedrijf werd opgehaald. Op zolder belanden was een
soort van allerlaatste stap. Er was nog een weg terug, maar die kans was akelig
klein. Veel dozen heb ik nog een keer geopend. De inhoud ervan bekeken. Maar
het waren mijn dingen niet meer. En dus gingen ze naar zolder.
En toch heb ik in het ook daar nog weleens dozen staan
openmaken. In het schaarse licht van een 25 watt lampje, bengelend aan een
verhuisfitting van de Praxis. Want, zo eerlijk moet ik zijn, ik had wel
behoefte aan dat wat ik had opgeborgen. Maar het werkte niet. De magie was er
niet meer. En uiteindelijk verkleurden en verstofte de dozen. Oogden ze bleek
en vermoeid. De laatste jaren raakte ik ze niet meer aan. Ze stonden daar, maar
ze hadden niets meer met mij te maken. En met het negeren van die dozen sloot
ik ook een hoofdstuk af. Ik was klaar. Het zat erop. Blijkbaar was dit het. Ik
werd er goed in mijn schouders op te halen. En dacht eraan de kringloop te
bellen. Om de boel af te ronden. Om dingen voor eens en voor altijd af te
sluiten.
En toen kwam jij.
En toen kwam jij.