dinsdag 17 februari 2009

Koe en Ik..


In een vage kroeg, hier in de stad, zat ik aan de bar. Je kon niet bepaald stellen dat het een drukte van belang was. De kale man achter de bar zat in schaars licht een vunzig tijdschrift te lezen. Het leek hem te storen als je om een nieuw glas wodka vroeg. Hij liep dan een beetje te zuchten of deed net of hij nog even snel die laatste regels moest lezen. Zijn vale lichtblauwe overhemd zat onder de vlekken, hing aan één kant uit zijn broek en onder zijn armen waren duidelijk de donkere plekken van oud en nieuw zweet zichtbaar. Overlappende kringen variërend in donkerte van kleur. In close-up of zwaar uitvergroot zou het ongetwijfeld een boeiend schouwspel kunnen zijn. Een wirwar van elkaar overlappende onregelmatige cirkels, die een onrust symboliseerden of een eng soort tunnel naar een andere wereld. Een doorgang naar een betere wereld. Of juist niet. Dat kun je aan zweetplekken nu eenmaal slecht zien. Het was de gok die je dan zou moeten nemen. Maakte je die overstap, of liet je liever alles bij het oude? Ik dacht niet dat ik hier één twee drie uit zou komen en bestelde opnieuw een wodka.

Voor de kale man bestond kort daarna alleen zijn magazine weer. Heel even vroeg ik me nog af of ik de stap door de cirkels van zweet ooit zou durven wagen. Ik dacht van niet en leegde direct daarop mijn glas weer. Deed ik dat om maar zo snel mogelijk dronken te worden of wilde ik die vent een beetje lopen sarren? Ik dacht aan een combinatie van beide, veroorzaakt door het eerste. Eenmaal dronken, of serieus op weg naar een dergelijke gemoedstoestand, kan ik zomaar een heel vervelend ventje zijn. Ook wel grappig. Hoewel ik over het algemeen de enige ben die deze mening is toegedaan. Links van mij waren alle barkrukken leeg. Rechts één. Op die daarnaast zat een koe. Naast haar was weer een aantal krukken weinig te beleven, en aan het einde van de bar zat een verliefd stelletje aandacht voor elkaar te hebben. Ik vroeg aan de koe of zij zich ook zo stierlijk verveelde. Ik moest de grap vanwege de harde muziek tweemaal herhalen. Toen vond ze hem nog steeds niet leuk. ‘Of ik niet een originelere binnenkomer had’.  Die had ik niet. Ik was nog nooit een gesprek met een koe aangegaan. En het was omdat ik mij écht verveelde, anders had ik het nu ook niet gedaan. Ik heb het niet zo op koeien. Zeker niet in de kroeg.

Op de muziek na, was het weer even stil. Ik dacht koortsachtig na hoe deze fout, deze vreselijke blunder, recht te zetten. Moest ik haar wat te drinken aanbieden? Maar wat drinkt een koe? Melk? Of zou ze dat zien als wéér een flauwe grap? Maar het onverwachte gebeurde; ze schoof een kruk op, mijn richting uit. Zo kon het gebeuren dat ik die avond wodka dronk met een koe. En dat we samen een kale barman sarden en treiterden, door onafhankelijk van elkaar onze bestellingen te plaatsen. Wat hadden we een lol. Je moet er bij zijn geweest om het te geloven. En op het einde van de avond namen we het risico. Gewoon, omdat we er dronken genoeg voor waren. We vonden onze weg door de onregelmatige donkere cirkels van zweet onder de armen van de barman, naar dat, wat ons stond te wachten. Ik nam haar hoef in mijn hand en samen waagden wij loeiend van plezier de grote sprong. We zweefden, laveerden, stuurden en vielen naar die andere wereld, die zoveel beter zou zijn dan we waren gewend. Na een reis die net zo kort was als lang, kwamen we aan in een wereld waar het gras altijd groener was en kille dinsdagavonden niet bestonden. Koe en ik keken elkaar aan en wisten dat het goed was. En onder een boom vielen wij in slaap.