Enige tijd geleden verhaalde ik hier over het feit dat ik was gaan sporten. Moest. Ik was te dik. Ik was vadsig. Ik zag er niet meer uit. Zover had ik het namelijk laten komen. Nou is het niet zo dat ik ijdel ben, maar wil ik niet ooit na een aantal weken dood gevonden worden na in alle eenzaamheid te zijn gestorven, moest er actie ondernomen worden. Vrouwen hebben het niet zo op dikke, vadsige kereltjes zoals ik. Uiterlijk mag dan he-le-maal niet belangrijk zijn, maar eenmaal rondzeulend met een gigant van een pens lig je allesbehalve lekker in de markt. Zo werken die dingen nu eenmaal. Ik kan het ze niet eens kwalijk nemen. Uiterlijk zegt mij ook echt he-le-maal niets, dat moge voor zich spreken, maar mij maak je ook niet blij met een tot vlees verworden glasbak van boven de 100 kilo. Noem me koud en kil. Noem me maar oppervlakkig. Ik baseer mij slechts op de feiten. Meer niet.
Afijn, ik aan de gang dus. Minder eten. Minder drinken. En dus veel sporten. Minimaal drie maal in de week, maar ik draaide mijn worstenhandjes ook niet om voor vier keer in de week. En je kunt lullen wat je wilt; ik legde een ijzeren discipline aan de dag. Zonder dollen. Ik ga nu niet beweren dat ik al een kick krijg van een dergelijke vorm van zelfkastijding, maar het resultaat mag er zijn. Althans, is hard onderweg er uiteindelijk te mogen zijn. Laat ik het zo zeggen. Want, mijn waarde lezer, inmiddels ben ik een kleine tien kilo lichter. Jawel, dat leest u goed. Tien echte oud Hollandse kilo’s. Twintig pond. Tien pakken suiker. Twee zakken Bintjes. Drie jeugdige Afrikaantjes. Uitgedrukt in euro’s, naar de straatwaarde van cocaïne, een bedrag om van te duizelen. Dat gewicht ben ik dus kwijt. Loop ik niet meer nutteloos mee te slepen de godganse dag. Is het niet geweldig?
En behalve dat zoiets simpelweg heel erg gezond is, goed is voor je eigenwaarde en dat soort kleinzielig, onbelangrijk geleuter, kwam ik vanmorgen tot de ontdekking dat er nog iets veel grootser aan vastzit. Iets waar ik never nooit niet bij had stilgestaan. Een soort van bonus voordeel. Alstublieft en hebben die kip. Helemaal gratis en voor niks. Sinds vanmorgen, zo rond de klok van half acht, kan ik mijn kabouter weer zien. (Uitroeptekens) Dus óók als deze zich niet in gezwollen toestand bevindt. Moest ik het tot voor kort doen met af en toe de ronduit guitige en nieuwsgierige blik van het rood kloppende topje van de ijsberg van daar ergens onder mijn enorme buikpartij, tegenwoordig heb ik dus elk gewenst moment van de dag kijk op dat wat van mij is. Zei ik hem voorheen enkel ‘hallo’ als er even zicht op hem was, nu kan dat de hele dag door. Klopt, u plaatst nu kanttekeningen bij mijn sociale leven omdat ik blijkbaar mijn lul gedag zeg. Maar dat was slechts tijdelijk. Gaat allemaal anders worden. Na die volgende tien kilo. Als ik onweerstaanbaar ben. Een vrouwenmagneet. Noem me maar oppervlakkig. Maar het zijn wel de feiten.