Ik voel mij vies. Ik sta al drie kwartier onder de douche,
maar het helpt niet. Net zoals al die keren eerder vandaag. Mijn vingers zijn
wit en de rimpelingen vertonen een indrukwekkend schouwspel. Ik kijk ernaar.
Vol walging. Dezelfde walging die ik voel voor mijzelf. Ik knijp de laatste
restanten Axe uit de kunststof fles. Blauwe lijntjes douchegel zoeken hun weg
naar beneden via mijn lichaam. Sommigen komen een heel end, maar de meesten
worden op hun tocht ingehaald en gegrepen door het water. In doodsangst spreidt
de gel zich tot het zo verdund is, dat van een eerlijke strijd geen sprake meer
kan zijn. Geen van de lijnen haalt de weg naar het doucheputje dan ook ongeschonden.
Het is een ware slachting.
Ik voel mij vies. Ik schrob mijn lichaam met een huishoudborstel.
Centimeter voor centimeter. Het doet pijn, dat moet haast wel, maar ik voel het
niet. Ik zie mijn huid rood worden. Op sommige plekken bloeden kleine schaafwonden.
Maar ik blijf boenen. Ik wil van het gevoel af dat ik goor ben. Ik wil het idee
achter mij laten dat alle ranzigheid denkbaar mijn lichaam overvallen en bedekt
heeft. Ik durf al tijden niemand meer onder ogen te komen. Bang voor afkeurende
blikken of de walging die ik van de gezichten af zou kunnen lezen. En dus blijf
ik douchen. Blijf ik schrobben.
Ik voel mij vies en ik voel mij gebruikt. Alsof ik mijn
lichaam gedwongen af heb moeten staan aan alle 750 homoseksuele leden van een
motorclub. Mijn lichaam was daar, terwijl ik van afstand stond toe te kijken hoe
men het tienjarig jubileum van het clubhuis vierde, met heel veel drank, drugs
en mij. Ik was slechts een voorwerp ter vermaak. Een soort van Action-artikel welke
je koopt omdat het kan, zonder daar ook maar enige andere emotie bij te hebben
dan dat het gewoon verdomd goedkoop is. Ik voel mij vies. Ik voel mij gebruikt.
En ik schaam me. En ik blijf schrobben, ik blijf wassen, ik blijf douchen. Tot
het moment dat ik eindelijk vergeten ben ooit VVD gestemd te hebben.