Je was perfectie. Ja. Jij was het die mensen, die beweerden dat perefectie niet bestond, met de mond vol tanden liet staan. Jij kegelde zonder enige moeite dit beperkte wereldbeeld aan diggelen. Met je glimlach. Met je stem. Met die speciale blik in je ogen. En de manier waarop je met je hand door je haar streek. Maar ook door hoe je liep. Hoe jij je bewoog. Gewoon, door wie je was. Hoewel ik niet gelovig was zag ik in mijn fantasie God regelmatig kleien, kneden en scheppen. In opperste staat van concentratie. De tong met het puntje tussen zijn lippen geklemd. Wat hij nu ging maken zou de wereld doen verbazen. Met dit meesterwerk zou hij tot in lengte van eeuwigheid naam maken. Vanaf nu zou alles anders zijn. En dat was het. Of het hem uiteindelijk gelukt is de wereld te veranderen weet ik niet. Maar mijn wereld in elk geval wel. Vanaf één van de eerste momenten dat ik je zag.
Ik ben vaak verliefd geweest. Voordat je voor mij bestond en ook nadat ik je op een dag nooit meer zag. Maar achteraf gezien was het nooit helemaal zoals het hoorde. Want in mijn optiek is verliefdheid iets bijzonders. Daarvan hoor je wakker te liggen. Verliefdheid -echte dus- is aan iemand denken en dan bij voorkeur de klok rond. Het is raar als je je een uur niet zou afvragen wat iemand aan het doen is en waar ze is. Bij jou heb ik zelfs dat uur nooit gehaald. Je was altijd in mijn gedachten. Ik fantaseerde hoe ik je voor me zou winnen. Hoe blij je met me zou zijn. Hoe belangrijk ik voor je was. En hoe gelukkig we samen zouden zijn. Ik zou je held zijn. Ooit zou het goedkomen. En we zouden samen oud worden. Jij en ik. Ik wie ik was, jij het huzarenstukje van God zelf. De Perfectie hand in hand met hem, op wie op zich wel wat af te dingen viel. Maar in fantasie kan nu eenmaal alles. In de mijne zeker.
Toen ik je nooit meer zag bleef ik mij afvragen hoe het je was vergaan. Na een maand. Na een jaar. Na twee jaar. Na vijf. Na tien, zelfs na twintig jaar. Inmiddels ben je niet dagelijks en wekelijks meer in mijn gedachten, maar wel regelmatig. ik vraag me dan af af wie je bent en wat je doet. Zou het God gelukt zijn middels jou de wereld te veranderen of heb ik je destijds te hoog ingeschat? Wat zou ik doen als ik je nu tegenkwam? Zou ik het durven je aan te spreken of zou je voor mij nog steeds De Grote Perfectie zijn en je voorbij lopen om je voor te zijn in het negeren van mij? Nee. Ik zou mij groot houden. Cool en nonchalant reageren. Proberen de toffe peer uit te hangen. Heel stoer. Net zo dom en onhandig als toen dus. En jij zou dan doorlopen. Mij maar raar vinden. En ik zou daarna opnieuw twintig jaar aan je kunnen denken. Hoe je je hand door je haar streek. Je ogen. Je stem. Opnieuw verliefd op de totale perfectie. En God zou zien dat het goed was. De klootzak.