vrijdag 11 februari 2011

Men In Black..

Ik zat vanmorgen aan mijn ontbijt in het restaurant van één of ander hotel en ik zag allerlei mannen in pak. Mannen in pak zijn eng. Ik voel mij er niet bij op mijn gemak. Het is één van de redenen waarom ik liever niet in restaurants van hotels aan mijn ontbijt zit. Er is een tijd geweest dat ik dacht dat het aan mij lag, maar dat stadium ben ik voorbij. Het ligt aan hun. Als je in de tuin bezig bent en je trekt een stoeptegel van zijn plek heb je wel eens dat het daar krioelt van de enge zwarte beestjes. Dat is een onaangenaam gezicht. Kun je lang en kort over praten, is gewoon zo. En zo is het ook met grote groepen mannen in pak. Dat wemelt daar een beetje door zo’n restaurant als ware het de veilige ondergrond van nat zand en stinkende aarde onder de eerste de beste steen die je licht. Waar insecten gewoon doorgaan met waar ze mee bezig zijn; mannen in pakken kijken je aan als ze je zien. Want jij hebt geen pak. En mensen zonder pak zijn minderwaardig. Dat weet iedereen. Althans, zij met pak. En alleen daarom al zijn ze eng.

Nu denkt u natuurlijk; ‘Maar waarom dan ook niet met pak aan, daar gezeten in dat restaurant van dat hotel?’ Dat is, buiten het feit dat dit erg kort de bocht is, bovenal volslagen nutteloos. Want ze herkennen je. Ze pikken je er zo uit. Dat jij niet echt bent. Niet pakwaardig, zegmaar. Om hoe je loopt, hoe je beweegt, hoe je kijkt. Dat zien ze gewoon. En je gaat het pakmatig gewoon niet redden. Jij driedelig; zij vierdelig. Jij dan ook vierdelig; Hup, zij vijfdelig. Draaien die gasten hun hand niet voor om, echt niet. Als er niets meer te deligen valt pakken ze je op de manchetknopen, de stropdas, schoenen, de vouwen in de broek (pantalon) of simpelweg op de prijs. Duizenden euro’s kan zo’n ding kosten en de mongolen die het er voor uit willen geven zijn op één hand niet te tellen. Sta jij dan vol trots met je, inmiddels, 74-delige outfit van de C&A aangeschaft voor net honderd euro. Ze lachen je uit, wuiven je weg. Je bent een pakdrager of je bent het niet. Genetisch bepaald, voorbestemd, geef het een naam, maar je zult nooit echt deel uitmaken van het pakdragende rapalje. Nooit.

Of ik nu niet een beetje kort door de bocht ben door deze lieden allemaal over één kam te scheren? Geenszins. Het is allemaal tuig van de richel. Stuk voor stuk en zonder uitzondering. Ga maar na; wie heeft u ooit die auto verkocht die altijd had binnengestaan, maar het na aanschaf binnen no time opgaf? Wie stelde zich voor, in naam de Koningin, als deurwaarder? Wie verkocht u dat huis met gebreken die daarna nog maar kort verborgen zouden blijven? Beschrijf die vent van het uitvaartcentrum nog eens? Politici? Bazen? Bankdirecteuren? Gaat het lichtje al een beetje branden? Samenvattend kun je stellen dat al het leed, waar ook ter wereld, veroorzaakt wordt door mannen in pak. Door lieden die onmenselijkheid denken te kunnen afkleden. Klein geschapen kereltjes die voor dit euvel compensatie hopen te vinden in het dragen van God mag weten uit hoeveel delen bestaande pakken. Eng volk, allemaal, en levensgevaarlijk. Dus kort door de bocht? Nee toch? Kunnen ze me allemaal aan zitten kijken als ik die denkbeeldige steen oplicht als ik het restaurant van mijn hotel binnenloop, ik heb ze door. En goed ook. Maar ooit is de wereld weer van ons. Van ons zeg ik u. De paklozen.