donderdag 28 april 2011

Het Meelijwekkend Rapalje..

Altijd als ik weer een groep agenten langs de weg zie staan die automobilisten naar de kant dirigeren, geeft mij dat in eerste instantie een veilig gevoel. Ik ben namelijk een positief mens moet u weten. Positief en logisch bovendien. Als ze hier tijd voor hebben kan het niet anders of alle misdaad is opgelost. Men dronk nog een paar bakkies op het bureau, gespannen kijkend naar de telefoon die maar niet over wilde gaan. Men zat te wachten op de laatste stuiprekkingen van het kwaad, maar zelfs die kwamen maar niet. De stad was in rust. Geen geweld, diefstallen, overvallen, gelummel met drugs of ander onheil. Een ieder ging zijn gang en liefde en vrede was wat overbleef. En dan moet je wat, als agent. Dat snap ik best.

En dus stond uiteindelijk één agent op, gooide zijn plastic bekertje in de daarvoor bestemde bak en gaf aan dat hij een goed idee had. Dat er nog één manier was om de burger te kunnen helpen. Om hen van dienst te zijn. Zijn collega’s keken hem blij en hoopvol aan. Hij mijmerde vervolgens wat over de gevaren die het verkeer met zich meebrengt en dat het fijn was dat zij daar nu eindelijk eens tijd voor hadden. ‘Laten we dus langs de weg gaan staan en passerende automobilisten op deze gevaren wijzen’. Sprak het Orakel. En zo geschiedde. Met een mannetje of twaalf togen zij naar zomaar een straat in onze stad en namen hun stelling in. Om ons, de weerloze burger, de helpende hand te reiken.

Ik ben positief en logisch ingesteld bovendien. Maar ik ben bovenal een naïeve klootzak. Er is namelijk helemaal geen gebrek aan tuig, schorriemorrie en andersoortig oud vuil wat, als je dat als agent tenminste zou willen, aan zou kunnen pakken. Overuren zou je kunnen maken. Het wemelt er namelijk van. Als ik drie straten van mijn huis een strategische plek in zou nemen kan ik binnen het half uur vijf drugsdealers aanwijzen. Een collega van mij kreeg tijdens zijn werk rake klappen, maar men wilde zijn aangifte niet opnemen omdat hij geen letsel had. En zo kan iedereen, denk ik, wel wat voorbeelden noemen wat betreft de daadkracht en heldhaftigheid van onze lange arm der wet.

Met twaalf man staan ze langs de weg en de één na de andere automobilist is de lul. Hoewel de wezenloze, ronduit stompzinnige oogopslag anders doet vermoeden, is het geüniformeerde rapalje slimmer dan je zou denken. Je krijgt namelijk een bekeuring; hoe lang en hoe diep ze ook moeten zoeken. Ze staan daar slechts met één doel, één missie. En daar gaan ze voor. Ze naaien jou een oor aan. Wat er ook moge gebeuren. Ondanks dat ze overal harder en dringender nodig zijn als daar op die parkeerplaats, gelegen aan zomaar een straat in onze stad, nemen ze alle tijd je ergens op te kunnen pakken. Soms grijnzen ze dan even of maken ‘vader-spreekt-zoon-neerbuigend-toe’ opmerkingen. Bij dergelijke controles staan altijd politiebusjes. Is het u wel eens opgevallen? Nou, daar kunnen ze dus om de zoveel bekeuringen, na al die opwinding, even rustig klaarkomen.

Uiteraard kreeg ook ik een bekeuring. Twee zelfs. Niets menselijk is mij tenslotte vreemd. Terwijl men druk schrijvende was keek ik het groepje eens rond. Het was een zielige vertoning. Jochies met te grote brillen, vrouwen met achterwerken waar zelfs een gummiknuppel geen indruk op zou maken. Dit laatste trouwens zowel letterlijk als figuurlijk. Lieden die ongetwijfeld een leven van pesterij achter zich hadden liggen. Nooit geen vrienden, altijd en overal buiten de groep. Je kiest er niet voor buitenbeen te worden, dat ben je gewoon. De één geeft het uiteindelijk op en werpt zich voor de trein, de ander gaat bij de politie. De ultieme plek om al die lelijke en nare mensen een keer terug te pakken. Gek he, maar ondanks alles voelde ik toch een vreemd soort van medelijden over mij heenkomen. Ik nam mij dan ook voor de bedragen van de opgelegde sancties zo snel mogelijk over te maken. Vergelijk het maar met liefdadigheid. Voor zieke randdebiele kindertjes zou u tenslotte precies hetzelfde doen. En inderdaad, ik ben nu eenmaal een naïeve klootzak. Vooral dat.