Mwah, ik heb
toch al best een hoop gezien. En meegemaakt. Je zou haast zeggen dat ik alles
nu wel gehad heb. Aan alles gewend zou zijn. Maar hoezeer het mijzelf ook
verbaast, het antwoord is een driewerf neen. Nog steeds valt met enige
regelmaat mijn mond open. Weiger ik te geloven wat ik zie. Is er geen haar op
mijn hoofd die eraan denkt zomaar aan te nemen wat mij dan -op dat moment- aan
het overkomen is. Dit heeft altijd betrekking op het gedrag van mensen. Zij
zijn het die mij blijven verbazen. Die mij bezighouden. En me telkens weer met
de neus op de feiten drukken dat niets is zoals het lijkt. En, eigenlijk nog
veel erger, dat het in feite allemaal tuig is. Egoïstische hufters. Is de aard van het
beestje. Doe je verder niets aan. Heel soms lijken ze mee te vallen. Kun je
heel even deel uitmaken van hun levens. Tot het moment dat je niet meer nodig
bent. Niet meer interessant genoeg. En dan is het over en uit. Kun je hoog en
laag springen, lullen als Brugman. Maar sterf gewoon, klootzak. Of flikker op
zijn minst een eind op.
Ikzelf ben
met deze materie al jaren bezig. Ik probeer het te begrijpen. Omdat ik gewoon
niet wil geloven dat de dingen zijn zoals ze lijken. Ik bedoel, het kan toch
zeker niet waar zijn dat we zo met elkaar omgaan? Dat je vandaag alles voor iemand
kan zijn, maar je kort daarna aan de kant van de weg gezet wordt. Of je een
Komo huisvuilzak bent, dat idee. Daar zit toch geen logica in? Ik kon mij hier
maar moeilijk bij neerleggen. Ik ging dan vaak de dialoog aan. Dacht het met
een goed gesprek wel op te kunnen lossen. Maar wat ik ook probeerde, ze bleven
me naar de kant van de weg slepen. Men snoerde met een wit geplastificeerd
ijzerdraadje vakkundig mijn bovenkant dicht en hup, daar stond ik dan weer.
Wachtend op de mannen van het huisvuil. Vaak omringd door een groepje sip
kijkende zwarte bakken. Maar gaf ik op? Nooit. Eenmaal ontsnapt aan de gehandschoende
lieden van de vuilophaaldienst kwam ik hun leven weer binnenhoppen. Om het nog
eens te proberen. Maar ze hadden al afscheid van me genomen. Wat niet nuttig is
staat nu eenmaal in de weg.
Duizenden
jaren evolutie achter de rug en uiteindelijk zijn we verworden tot wat we nu
zijn. Hebzuchtig dom volk wat er geen enkele moeite mee heeft haar Vraatzucht
der Inhaligheid te stillen ten koste van anderen. Met zoveel dom- en
kortzichtigheid is het bijna een wonder dat we nu al rechtop lopen. En niet
kwijlen. Je bent van nut zolang het duurt. Zolang je opbrengt. Ik dacht altijd
dat het anders was. Er zat een groot gapend gat tussen mijn denken en dat van
de mens. Ik was nog steeds in de veronderstelling dat wie goed doet op een dag heus
wel goed zou ontmoeten. Stom. Naïef. Ja, nu weet ik het. Nu wel. Mensen zijn
raar. Je bent van nut zolang je hun doelen weet te dienen. Daarna ga je aan de
kant. In het grijs. In gepast kunststof. Met grote zwarte letters op je reet.
Komo. Probeer maar niet meer te
ontsnappen aan de grijpgrage handen van de gemeentelijke huisvuildienst. Ze
zijn nog altijd zachtmoediger dan het gajes wat ooit zei het beste met je voor
te hebben. Deze wijk is morgen aan de beurt. Zoek het uit met zijn allen. Ik ga
alvast buiten staan.