donderdag 28 februari 2013

Van Generlei Waarde..


Mwah, ik heb toch al best een hoop gezien. En meegemaakt. Je zou haast zeggen dat ik alles nu wel gehad heb. Aan alles gewend zou zijn. Maar hoezeer het mijzelf ook verbaast, het antwoord is een driewerf neen. Nog steeds valt met enige regelmaat mijn mond open. Weiger ik te geloven wat ik zie. Is er geen haar op mijn hoofd die eraan denkt zomaar aan te nemen wat mij dan -op dat moment- aan het overkomen is. Dit heeft altijd betrekking op het gedrag van mensen. Zij zijn het die mij blijven verbazen. Die mij bezighouden. En me telkens weer met de neus op de feiten drukken dat niets is zoals het lijkt. En, eigenlijk nog veel erger, dat het in feite allemaal tuig is.  Egoïstische hufters. Is de aard van het beestje. Doe je verder niets aan. Heel soms lijken ze mee te vallen. Kun je heel even deel uitmaken van hun levens. Tot het moment dat je niet meer nodig bent. Niet meer interessant genoeg. En dan is het over en uit. Kun je hoog en laag springen, lullen als Brugman. Maar sterf gewoon, klootzak. Of flikker op zijn minst een eind op.
Ikzelf ben met deze materie al jaren bezig. Ik probeer het te begrijpen. Omdat ik gewoon niet wil geloven dat de dingen zijn zoals ze lijken. Ik bedoel, het kan toch zeker niet waar zijn dat we zo met elkaar omgaan? Dat je vandaag alles voor iemand kan zijn, maar je kort daarna aan de kant van de weg gezet wordt. Of je een Komo huisvuilzak bent, dat idee. Daar zit toch geen logica in? Ik kon mij hier maar moeilijk bij neerleggen. Ik ging dan vaak de dialoog aan. Dacht het met een goed gesprek wel op te kunnen lossen. Maar wat ik ook probeerde, ze bleven me naar de kant van de weg slepen. Men snoerde met een wit geplastificeerd ijzerdraadje vakkundig mijn bovenkant dicht en hup, daar stond ik dan weer. Wachtend op de mannen van het huisvuil. Vaak omringd door een groepje sip kijkende zwarte bakken. Maar gaf ik op? Nooit. Eenmaal ontsnapt aan de gehandschoende lieden van de vuilophaaldienst kwam ik hun leven weer binnenhoppen. Om het nog eens te proberen. Maar ze hadden al afscheid van me genomen. Wat niet nuttig is staat nu eenmaal in de weg.

Duizenden jaren evolutie achter de rug en uiteindelijk zijn we verworden tot wat we nu zijn. Hebzuchtig dom volk wat er geen enkele moeite mee heeft haar Vraatzucht der Inhaligheid te stillen ten koste van anderen. Met zoveel dom- en kortzichtigheid is het bijna een wonder dat we nu al rechtop lopen. En niet kwijlen. Je bent van nut zolang het duurt. Zolang je opbrengt. Ik dacht altijd dat het anders was. Er zat een groot gapend gat tussen mijn denken en dat van de mens. Ik was nog steeds in de veronderstelling dat wie goed doet op een dag heus wel goed zou ontmoeten. Stom. Naïef. Ja, nu weet ik het. Nu wel. Mensen zijn raar. Je bent van nut zolang je hun doelen weet te dienen. Daarna ga je aan de kant. In het grijs. In gepast kunststof. Met grote zwarte letters op je reet. Komo. Probeer maar niet meer  te ontsnappen aan de grijpgrage handen van de gemeentelijke huisvuildienst. Ze zijn nog altijd zachtmoediger dan het gajes wat ooit zei het beste met je voor te hebben. Deze wijk is morgen aan de beurt. Zoek het uit met zijn allen. Ik ga alvast buiten staan.

zondag 17 februari 2013

De Kinderlijke Onschuld..


Weet u wat het is? Ik zie altijd beren op de weg. Obstakels. Enorme kuilen of huizenhoge bergen. Alles wat ik bedenk lijkt niet mogelijk te zijn omdat ik dingen zie waarom het niet zou kunnen. Ik ben er een meester in problemen te zien nog voor deze in de verste verte van toepassing zijn. Ik weet dat dit niet goed is , maar ik kan er niks aan doen. Dat is mijn Grote Denken. Sowieso heb ik nooit ergens tijd voor. Ik heb het altijd druk. Vraag me niet precies waarmee. Ik weet het gewoon niet. Maar feit is dat mijn dagen altijd tot in de laatste uurtjes gevuld zijn. Ik moet dit en voel mij verplicht tot dat. Met mij is het moeilijk afspraken maken. Want ik ben altijd bezig. Heb slechts zelden een moment de tijd adem te halen en om mij heen te kijken. Dagen zijn steevast te kort. In feite is 24 uur dan ook belachelijk. Wat kan een mens nou doen in zo weinig tijd?
Ik werd vanmorgen vermoeider dan ooit wakker. Beneden op de bank staarde ik wat voor me uit. Bak koffie in de hand, u kent het wel. Ik probeerde mijn dag in te delen. Te overzien wat ik allemaal moest. En te bedenken wat niet zou lukken. Mijn staren en overpeinzingen waren niet omdat ik daar van harte de tijd voor nam. Nee, meer omdat ik de status van moedeloosheid had bereikt. Het gewoon niet meer wist. Ik moest zoveel. Er werd zoveel van mij verwacht. Maar niets zat echt mee. Iedere stap voorwaarts leken er twee terug. Minimaal. Als u op dat moment de kamer was binnengelopen, zag u iemand zitten die relaxed met een bak koffie in de hand rustig wakker zat te worden. Maar het zou de meest foute conclusie ooit zijn. God, wat had ik het druk. Wat was ik alweer diep verzonken in de sores van alledag. En wat zag ik er geen heil meer in.
‘Gaan we dansen?’ Sprak ineens een stem. Ik hoorde het zonder mij direct te beseffen wat ik hoorde. Mijn dochtertje, die naast mij had gezeten, had mijn hand gepakt en háár Grote Vraag van dat moment gesteld. ‘Gaan we dansen?’ Ik keek haar aan en was met stomheid geslagen. Zag ze dan niet hoe druk ik het had? Nee, absoluut niet. Dus vroeg ze het nog maar een keer. ‘Gaan we dansen?’ Geloof het of niet, maar ik stond op en beende mij een weg naar de computer. Op YouTube tikte ik een relevante naam in en momenten daarna dansten we samen door de kamer. Draaiden elegant rondjes of ik tilde haar op, om zo ‘samen’ onze pasjes te doen. Ze moest lachen. Heel hard. We dansten we het ene nummer na het andere. En ik had ineens alle tijd. De enige beer op de weg was haar beer. En dus dansten mijn dochter, een pluizige teddybeer en ik, onze passen. Ik denk niet dat ik ooit eerder zo gelukkig ben geweest. Vanaf nu? Dansen. Met kinderlijke onschuld. Met alle tijd van de wereld. Dankzij haar. Mijn kleine dansende, alles relativerende held.