Ik zal maar gewoon eerlijk zijn, relatie-technisch gezien
ben ik gewoon niet zo handig. Het lijkt wel of er altijd wel wat is. En iedere
keer als het weer achter de rug is, de storm weer wat is gaan liggen, neem ik
mijzelf voor er nooit meer aan te beginnen. Soms hou ik dat een redelijke tijd
vol. Heb ik er ook echt allemaal geen zin meer in. Maar niets menselijks is mij
vreemd. En dus begeef ik mij vroeg of laat weer op het glibberige pad der
liefde. Voorzichtig, dat wel. Ietwat wantrouwend, geef ik ook gelijk toe. Maar
wel vol hoop en goede moed. En zo had ik afgelopen vrijdag een date met, ik kan
niet anders zeggen, een prachtige dame. En het klikte direct. Zaten prachtig op
één lijn. En dat is redelijk uniek. Meestal verlopen die eerste ontmoetingen
wat stroef. Onwennig. Ik weet nooit zo goed wat ik moet zeggen. Waar heb je het
over, tijdens zo’n eerste echte ontmoeting? Lastig hoor. Maar nu was alles
anders. Het ging als vanzelf. Of we elkaar al jaren kenden.
Heb ik al gezegd dat ze er werkelijk prachtig uitzag? En ze
had humor. Een vrouw met humor! Daar zijn er ongeveer vijf van op de hele
wereld! En één daarvan zat met mij aan tafel. Kunt u zich een beetje het ongeloof
voorstellen waarmee ik van doen had? Ik was in gesprek met een buitengewoon
mooie vrouw, met humor dus, en we bleken het één na het ander overeen te komen.
Werk, hobby’s, inzichten, meningen. Alles. Ja, echt. Er was niets waarin we
elkaar niet vonden. Maar toch was het niet eng. Want het was niet gemaakt. Uit
alles bleek dat we elkaar niet naar de mond probeerden te praten. We waren
onszelf. Honderd procent. De klik tussen ons moet straten verder nog hoorbaar
zijn geweest. Honderduit praatten we over de meest uiteenlopende onderwerpen.
Of we genoten even van de stilte. Maakten dan van de gelegenheid gebruik elkaar
in de ogen te kijken. Dat voelde ik dan in mijn buik. Of ik in werelds grootste
en hoogste achtbaan zat.
‘Heb je morgenmiddag wat te doen?’ Vroeg ze opeens. Ik kon
niet eens antwoord geven. Mijn gedachten buitelden over elkaar heen;
‘Natuurlijk heb ik morgen wat te doen. En overmorgen ook. En de dag daarna. En
daarna. De rest van mijn leven heb ik wat te doen. Want dan ben ik met jou
samen. En dan praten we over van alles en nog wat. En hebben de grootste lol.
We leren van elkaar. Samen strijden we tegen, met en voor het leven. Ik ben
jouw steun en jij mijn toeverlaat. En als het een keer andersom is dan is dat
ook goed. In feite heb ik het vanaf nu vreselijk druk. Want ik ga leven. Intens
leven. Ik ga genieten. De mens zijn die ik altijd al heb willen zijn. Ik ga je
onderdompelen in liefde. En jij mij. Ik ga houden van. Vierentwintig uur per
dag. Zeven dagen in de week. En op datzelfde moment zal er ook van mij gehouden
worden.’ Ze onderbrak mijn gedachten en herhaalde haar vraag. ‘Heb je
morgenmiddag wat te doen? Ik moet namelijk nog de stad in om wat kleding te
kopen. Lijkt me zo leuk als je meegaat.’
Wederom gaf ik geen antwoord. ‘De stad in’. Ze had het echt
gevraagd. Of ik met haar doelloos door een mistroostig winkelgebied wilde gaan
sjouwen. Of ik winkel uit, winkel in wilde gaan. Voor een keertje zou het niet
erg zijn. Maar zo werkt dat niet. Voor je het weet sta je elke vrije zaterdag
met je poffertjesporem tegen de gevel van één of andere kledingwinkel aangekleefd,
te wachten op wat niet komen gaat. Gaat ze lopen zeiken dat ik niet echt laat
merken het ‘gezellig’ te vinden met haar de stad in te mogen. Wat tegen die
tijd natuurlijk ‘moeten’ is geworden. En dan moet ik zeggen wat ik van haar
potentiele aankopen vind. Compleet zinloos, want ze koopt het toch niet. Omdat
het niet om het kopen gaat. Het gaat om doelloos dingen passen, aanraken en
kijken wat het kost. Urenlang. Hele zaterdagen. Van vroeg tot laat. En mijn God
nog aan toe, stel dat ze op zondag met me naar de Ikea wil? Of naar een
meubelboulevard. Op tweede paasdag. Ik keek haar nog een keer in de ogen. Weer
die achtbaan. Ik stond op, gooide de inhoud van mijn bierglas in haar gezicht
en liep weg. Het was de kortste relatie ooit.
En de beste.