Het regent.
En dat gaat alles behalve geruisloos.
Als ik de geluiden moet geloven hebben we het over druppels
van minimaal een meter in doorsnee. De herrie is oorverdovend. Of iemand
woedend staat te stampvoeten op mijn platdak. Of er een klein leger van
deurwaarders op mijn ramen staat te bonken.
Het regent.
En het maakt kabaal.
Of al mijn gedachten zich in één keer willen laten gelden. Bonkende
vuisten in mijn hoofd die zo laten weten naar buiten te willen. Dat mijn hoofd
te klein is voor al het groots wat ze de wereld willen laten weten. Ze roepen,
ze schreeuwen. Ze slaan op die dunne muur van wat echt is en wat niet.
Het regent.
Man, wat een herrie.
Grote druppels. Een spectaculair geluid. Dit zijn de
momenten dat de angst toeslaat. Alles staat blank. Nu naar buiten gaan is het
water tot aan de lippen hebben staan. Nat worden om nooit meer te drogen.
Sterker; om uiteindelijk te verdrinken. Wat nu gebeurt is extreem. Zo erg is
het nog nooit geweest. Maar dat dacht ik de vorige keren ook.
Woorden. Gedachten. Dingen die ik graag zou willen vergeten.
Waarheden die niet echt hadden mogen zijn.
Het regent.
Het regent in mijn hoofd.