Ik woon in een klein kudtdorp ergens ver weg in de provincie. En het is hier geweldig. Sterker, het past bij me. Ik zou niet meer anders kunnen. Ik heb altijd in steden gewoond maar daar werd eigenlijk niemand beter van. Anderen hadden last van mij en ik van anderen. Wat betreft dat eerste; het is verstandig zo nu en dan naar jezelf te kijken. En ik snap dus best dat mensen last van mij hadden. Ik ben nu eenmaal niet de meest aangepaste persoon ooit. Maar wat betreft dat tweede; ik snap ook heel goed dat ik last van anderen had. U bent zo met zijn allen nou ook niet bepaald de makkelijkste. Het verleden heeft geleerd dat u en ik het samen niet geweldig konden vinden. En ja, soms geeft het verleden wel degelijk garanties voor de toekomst. En dus is het maar goed dat ik in een of ander klein kudtdorp woon, ergens ver weg in de provincie. Het is voor iedereen het beste.
Rechts van mij, voor de lezer links, woont een meneer die
tegen zijn kippen praat. Ik doe dat ook dus hebben we een band. Eerst deed ik het
stiekem en fluisterend, maar sinds ik hem heb gehoord laat ik mij volledig
gaan. Want het kan dus blijkbaar gewoon. Verder zeggen we elkaar met
onregelmaat gedag, hebben het even over kortgevleugelde eierenleggers of over
het weer. Maar de keren dat ik even een handje nodig had voor sjouw- of
tilklusjes en hem vroeg die uit te steken, was hij present. Zweet op de kop en zonder
morren. Toen ik een paar jaar terug een andere buur vroeg of hij tegen een
kleine vergoeding met zijn tractor een stacaravan mijn tuin in wilde parkeren weigerde
hij dat resoluut. Hij wilde het doen als vriendendienst. Niet voor geld. En dat
was de eerste keer dat we elkaar spraken.
En zo kan ik nog wel even doorgaan over mijn dorpsgenoten. Over
mijn buren links, rechts voor u, twee dames die voor hun zoontje onderhand een
speeltuin hebben getimmerd waar de Efteling jaloers op kan zijn. Ik vind dat
mooi. Ik hou daarvan. Of over mijn overbuurvrouw, dik in de 70, die niet de
makkelijkste is/lijkt, maar een leven erop heeft zitten waar je een fuck’n
geweldig boek over zou kunnen schrijven. Iedereen hier heeft een verhaal.
Iedereen hier is net even anders dan wat u daar, in de stad, als normaal zou
beschouwen. U lacht schamper om hen in de provincie, om hen in kleine kudtdorpjes.
Maar vergeet hoe dat nou ook alweer zat met wie uiteindelijk het laatste lacht.
En ik woon dus in zo’n klein kudtdorp ergens ver weg in de
provincie. En tjesus, wat is het hier geweldig. Leven in een soort van enclave,
helemaal los en ver van de waan van de dag. Van al die gekkigheid van u daar in
de stad. Waar iedereen last heeft van iedereen. Waar iedereen wat te zeiken en
te zeuren heeft. Waar je alleen jezelf nog kunt zijn door je aan te passen. Waar
niemand anno 2021 nog zichzelf kan zijn. Wij hier doen niet mee. U kunt allemaal
een ongezien de tyfus krijgen. In Warfstermolen is het ontzettend fijn, een
contactgestoorde idioot te zijn. En dat rijmt. Dat zal heus niet voor niks
zijn. De groetjes dus. Uit de provincie. Uit een klein kudtdorp. Groots in
alles. En bovenal de mijne.