Met drank op kan alles. Met voldoende drank op lijkt de wereld ineens heel anders. Nee, dat zeg ik verkeerd; Met drank op ís de wereld heel anders. Beter. Mooier. Er zit meer diepte in. Het lijkt ineens wel degelijk heel zinvol. Bestaande problemen verschrompelen als een leuter bij min tien en plots ben je geen slachtoffer meer van de wereld, maar hij die opstond om vol in de aanval te gaan en alles wat scheef stond nu eindelijk voor eens en voor altijd recht te gaan zetten. Dronkenschap is de hoofdletter ‘S’ op de borst van Superman. Het ongekende optimisme van de in de terminale fase verkerende patiënt die zijn middelvinger opsteekt naar de dood. Dronkenschap is als Viagra voor iedere man langer dan tien jaar getrouwd. Dronkenschap is macht. Hoop. Een soort van enorm bioscoopscherm waarop te zien is hoe je leven er eigenlijk uit had horen te zien. Inclusief het juichen en klappen van alle bezoekers die je buiten de zaal normaliter nooit zouden zien staan. Sterker; die je nooit en te nimmer zagen staan of je slechts de blik gunden vergelijkbaar met die, als op het moment ze op een stoeprand hondenstront van hun schoenzool stonden af te schrapen. Kortom, dronkenschap is macht. Een significante kwaliteitsverbetering van een gemiddeld bestaan.
In principe stap ik nooit in de auto als ik drank op heb. Behalve als ik zoveel drank op heb dat principes niet meer bestaan. Ik heb dat sowieso altijd mooi gevonden aan principes; de mogelijkheid deze te hanteren zolang ze je uitkomen. Ik weet dat dit puur een menselijke eigenschap is (zie ook politici en religieuzen) maar buiten dat is het mooi vrij te zijn in de beleving van je eigen normen en waarden. En dus stapte ik vanavond in mijn auto om gewoon even een rondje te rijden en om mijn gedachten even lekker te laten gaan. Heeft een mens nu eenmaal weleens nodig, laten we eerlijk zijn. In mijn auto mag dan misschien de stank hangen zoals eerder in dit betoog beschreven maar het doet niets af van de ervaring op zich. Het gevoel van vrijheid. Even lekker weg. Gaan daar waar je graag zou willen gaan. Ik leun enigszins onderuit gezakt in mijn stoel, ondanks de kou het zijraam dus wagenwijd geopend. Koos Alberts geeft in niet gering volume aan foto’s te verscheuren en brieven te verbranden. Nog een prachtig voorbeeld van de zegeningen van een ware dronkenschap; De kracht kunnen vinden met Koos Albert mee te zingen en op dat moment echt in de overtuiging leven dat dit de mooiste muziek is ooit gemaakt. Een leven vol eenvoud en dus automatisch vol vreugde. Prachtig.
Ik klem een fles wijn tussen mijn benen en probeer deze met één hand te openen, onderwijl mijn blik op de weg gericht. Het is even aankloten maar natuurlijk lukt het me. Kwestie van ervaring. Kwestie van doorzettingsvermogen. Op rechte stukken, waar ik niet hoef te schakelen, zet ik de fles aan mijn mond en geloof me als ik zeg dat ik na iedere slok beter ga rijden. Waar het me verkeersinzichtelijk normaliter niet handiger lijkt harder dan 40 te rijden, haal ik nu met gemak de 90 en maak ik niet zelden handig gebruik van afwisselend de linker- en rechter rijstrook. Dat is puur weten waar je mee bezig bent. Want ook dat is mooi van dronkenschap; het beste van jezelf naar boven kunnen halen. Het uitbuiten van je kwaliteiten. De laatste slokken van mijn wijn. Ik vraag mij af of de inhoud vermeld op het etiket wel strookt met de werkelijkheid. Ik zet de muziek nog iets harder.
Mijn god, wat ben ik blij. Wat voel ik mij goed. Ik geef nog een beetje gas bij. Ik lach. Uitbundig. Oprecht gemeend. Ik zie een auto achter me. Met een lichtbalk op dak. Ik neem direct aan dat het ‘Stop politie’ voor mij is bedoeld. Daarachter al snel nog een tweede auto met dezelfde tekst. Beide luiden nu sirenes en het flikkerde blauwe licht doet pijn aan mijn ogen. Andre Hazes heeft Koos Alberts overgenomen met het ‘zij gelooft in mij’. Ondanks deze lovende woorden concludeer ik verder niks te verliezen te hebben en ga ik vol overtuiging de uitdaging aan. Ik geef vol gas in de hoop dat de dronkenschap mij ook nu niet in de steek zal laten. In het onregelmatige licht van blauwe lampen zoekt mijn rechterhand naar die volgende fles wijn daar ergens op de passagiersstoel. Het kan kort duren, het kan lang duren; maar verdomd, wat ben ik weer even gelukkig. Ondanks de stank. Die verschrikkelijke lucht. Stephan King zou het de geur van de dood noemen. Ik niet. Ik hou het op frituurvet. Heel even moet ik hard lachen, al weet ik niet waarom. Maar het is inderdaad maar voor heel even.