maandag 29 april 2013

Het Definitieve Inzicht..


Ik stond vanmorgen voor de spiegel. Normaal gesproken probeer ik dat altijd een beetje kort te houden, maar vandaag niet. Ik weet niet waarom. Ik bekeek mijzelf eens goed. Mijn hemel nog aan toe zeg. Mijn moeder kan het allemaal mooi vertellen, maar ik zie er dus gewoon echt niet uit he. Nou ben ik nooit iemand geweest die je snel in de Wehkampgids zou aantreffen -heel eerlijk- maar mijn lelijkheid begint inmiddels toch wel groteske vormen aan te nemen. Het heeft een pact gesloten met de aftakeling en zo hand in hand zijn zij samen lekker bezig. Man, wat gaat het hard. Mijn gebit, toch al nooit een tandheelkundige dijenkletser, heeft inmiddels RAL-kleur 9010 aangenomen. Soms neigend naar klassiek urine-geel. Mijn ogen kijken vermoeid, verveeld en ronduit dom de wereld in. De kraaiepoten, die mijn kijkers nadrukkelijk flankeren, zijn zo diep dat zij zich uitstekend lenen mijn post in te bewaren.
Sowieso is mijn gezicht  inmiddels één grote rimpelige chaos. Of iemand bij wijze van grap mijn zak heeft getransplanteerd over mijn gezicht heen. Wat trouwens wel zou verklaren waarom er tegenwoordig overal haar groeit. Een week niet alert zijn en ik kan vuilniszakken dichtknopen met de haren die uit neus en oren groeien. Of iemand zou zich lelijk kunnen bezeren als er onvoldoende afstand in acht wordt genomen als men mij voorbij fietst. Verder ben ik nogal vadsig geworden. Kwestie van drank, slecht voedsel en veel voetbal op tv kijken. Daar krijg je dus onderkinnen van. De eerste schatting was drie maar al snel moest ik dit aantal bijstellen. Ook viel het mij op dat ik kalend begin te worden. Dus overal haar, behalve daar waar het welkom zou zijn. En mijn hoofdhaar is toch altijd al een hekel punt geweest. Ik ben namelijk rossig moet u weten. En net als u, doet mij dat ook altijd direct  denken aan Corcky. Ja, google die naam maar, indien nodig. Mij heeft u er niet mee.
Mijn haar is raar van kleur en vreemd van samenstelling. Een beetje of je die pluizen uit je navel op een kale schedel zou plakken, zo ziet het er een beetje uit. En nu mist er dus ook nog eens een groot deel. Is het niet meer schedelvullend. In de wirwar van een pluizig rommeltje is een opvallend, in het zonlicht zelfs glimmend, niemandsland ontstaan. Je kunt er poëzieplaatjes op plakken, met viltstift obscure teksten op plaatsen of er veilig een glas wijn op kwijt. De wallen onder mijn ogen lijken een voortdurende strijd te voeren met mijn wangen. Ik heb in elk geval de grootst mogelijke moeite te ontwaren waar de ene partij ophoudt te bestaan en de ander verdergaat. Vroeger had ik een tante die de vervelende gewoonte  had in mijn kinderwangetjes te knijpen. Ha, die zou nu echt niet meer weten waar ze het heeft.
Toch is lelijk zijn niet erg. Als je maar weet dat het zo is. Dan kijk je anders naar het leven. In de supermarkt zoekt u altijd de kassa met de kassière die er het beste uitziet. Ik niet. Ik ga voor de allerlelijkste.  En dat zeg ik haar dan ook. ‘Ik ging in jouw rij staan omdat je ook lelijk bent.’ Je zou ze dan moeten zien glunderen. Wat een vriendelijk woord wel niet kan doen he? Trouwens, eigenlijk is iedereen altijd heel aardig tegen me. Omdat ik al met al in feite op een soort van halfje lijk. En daar doe je nu eenmaal niet naar tegen. Toch? Ik stond vanmorgen voor de spiegel en keek eens goed maar mezelf. Ik weet niet waarom. Maar ik wist wel dat mijn moeder blijkbaar ontzettend veel van mij houdt. Een mooie gedachte, ik kan niet anders zeggen. Ik knipte het licht uit en poetste mijn tanden in het donker. En aan mijn haar deed ik niets.