woensdag 26 februari 2014

In Alle Wijsheid..


Er is mij in het verleden weleens verweten dat ik op mijn  vader lijk. U weet hoe vrouwen zijn als ze geen argumenten meer hebben. Daar kon ik dan erg boos om worden. Want ik lijk helemaal niet op mijn vader. Mijn vader is namelijk nogal een bijzonder geval moet u weten. Zo iemand die verstand heeft van alles. Maakt niet uit waar het om gaat. En dat, in combinatie met zijn verbale vermogens, maakt dat je het in een discussie altijd aflegt, ook al heb je alle gelijk van de wereld. Hij laat je verbaal alle hoeken van de kamer zien. En die van de gang, overloop, keuken en alle andere ruimtes die op Funda het vermelden waard zouden zijn. Die gave heeft hij. Dat bewonder ik. Daar kijk ik tegenop. Maar soms is het ook best lastig. Want zijn woorden kunnen scherp zijn en bikkelhard. Met hem in discussie gaan is gelijk aan op de snelweg springen om, druk zwaaiende, die aanstormende vrachtwagen tot stoppen te dwingen. Moet je niet doen. Gewoon, omdat het kansloos is. Maar soms wil jij ook weleens gelijk hebben. Zeker als zoon. Want zo zijn zonen. Komt nog uit de natuur, van toen we nog apen waren en het recht van de sterkste gold. En toen wilde die jonge aap ook weleens gelijk. Zo werken die dingen.

Maar bij hem kon je dat wel vergeten. Vaders hebben sowieso altijd een voorsprong. Komt omdat ze ouder zijn en kunnen leunen op net een stukje levenservaring meer. Kennis. Geleerdheid. Inzicht. Wijsheid. Daar kun je niet tegenop, als zoon. En zeker niet bij hem. Want hij is echt goed. Verbaal gezien een koning. Echt; als hij ook nog een typmachine had gehad en de tijd om zijn gedachten op papier te zetten, dan zag het literaire landschap in Nederland er nu heel anders uit. Hij zou een autoriteit zijn. Boekenbal na boekenbal, signeersessie na signeersessie. En op zondag misschien net de tijd om thuis het vlees te snijden. Maar als eenvoudige nakomeling heb je het gedurende het opgroeien best lastig. En dus ga je je afzetten. Uiteindelijk. Ga je in protest. Niet in woord, je kijkt wel beter uit, maar in daad. Daar komt ook bij dat je soms gewoon graag wilt horen dat je iets goed doet. Zonder mitsen en maren. Zonder verbale strijd te moeten leveren. Soms wil je gewoon een simpele uiting van trots zien. Geen betogen, maar een ‘doe je goed!’. Of ‘je hebt gelijk!’. Gewoon, lekker basic, lekker simpel. Maar vooral met een beetje gevoel. Woorden zijn niet alles. Soms is een knikje of een glimlach genoeg.

En dus nam ik mij voor het allemaal anders te gaan doen. Als ik op die rots zat en die kleine aap bezig was zijn plek op te eisen. Van mij mocht ie. Ik zou luisteren en niet puur voor mijn eigen gelijk gaan. Ik zou ruimer denken. Mijn aanpak zou volledig afwijken van wat ik gewend was. En dus kon ik boos worden als ik het verwijt kreeg op mijn vader te lijken. Want dat was onzin, in mijn optiek. Want ik deed veel dingen anders. Veel beter natuurlijk. Ik maakte slechts gebruik van mijn kennis. En goot dat in woorden om aan te tonen dat ik het bij het rechte eind had. Verbaal ging ik er niet zelden vol in. Voor een ieders eigen bestwil, laat dat duidelijk zijn. Ik deed wat ik dacht dat goed was. Ik wilde slechts mijn kennis overdragen. Maar de mens zit vreemd in elkaar, denkt u niet? Want onlangs kreeg ik weer het verwijt dat ik op mijn vader leek. En weet u wat ik toen voelde? Trots. Ik was blij. Voelde mij vereerd. Ik ben blij hem te kunnen zijn, voor als hij er ooit niet meer is. Ik lijk uiteindelijk toch nog op mijn vader en dat maakt ons beide tot een geval apart. Voor sommigen misschien onuitstaanbaar, maar dat is maar tijdelijk. Dat is slechts tot het moment dat iedereen ons begrijpt. En die tijd komt. Geen ontkomen aan, dat heb ik nu zelf gezien. En misschien moet ik in die tussentijd wel een typmachine kopen. Je weet maar nooit.

zaterdag 1 februari 2014

Feestelijk Leed..


Ik doe het zo voorzichtig mogelijk. Ik heb het kopje heel zachtjes van het schoteltje genomen en roer mijn koffie met een concentratie die je normaliter enkel ziet bij die gasten van de explosieven opruimingsdienst. Zij knippen voorzichtig of het rode of het zwarte draadje door, vaak met trillende handjes en gutsend zweet op het gelaat. Ik probeer de koffie zich te laten mengen met de suiker en het scheutje melk, zonder dat het metaal van mijn lepeltje de keramische binnenkant van het kopje raakt. Want dat maakt geluid. En geluid trekt aandacht. En dat wil je niet als je op een verjaardag zit. Want dan kijkt iedereen naar je. Dan ben jij de afleiding waar iedereen zo naar snakte. Jij bent het die de ijzige stilte en intense verveling doet verdrijven. Eindelijk actie! Iemand die zijn koffie roert en daarbij niet schroomt een kabaal te maken die zijn weerga niet kent. Gaat het dan toch nog gezellig worden?
De jarige vraagt of ik gebak wil. Ik kijk wel uit. Gebakjes vallen om als je daar met je vorkje mee aan de gang gaat. Gebakjes eten op een verjaardag waar iedereen elkaar aan zit te staren is gewoon niet handig. Kun je net zo goed direct in je blote reet op de vensterbank het ‘lang zal hij leven’ gaan staan zingen, onderwijl ritmisch het dubbelglas swaffelende, qua aandacht trekken. Je koffie roeren zonder aangekeken te worden door de overige bezoekers is heel knap, maar strijd leveren met een fucking sneeuwster of Vomar slagroompunt met je kunststof vorkje is van een heel andere orde. Dat onding in kleine stukjes verdelen, het vorkje naar je mond bewegen, bidden dat er onderweg niets afvalt. Dat je mishapt. Dus je bent er bijna maar op het laatste moment flikkert dat stukje gebak toch nog van je vork af. Terwijl iedereen naar je kijkt. Omdat ze toch niks anders te doen hebben. Man, dat wil je toch niet? En okey, dan lukt het wel. Dan heb je wat in je mond. Ligt het dan aan mij of lijkt mijn gesmak ineens oorverdovend?  
Goddank. Iemand zegt iets. En goddank-en-hemel-nog-an-toe, iemand anders gaat daarop in. De stilte is gebroken dus snel doorroeren. Want als regelmatige bezoeker van verjaardagsfeestjes weet je dat het zomaar afgelopen kan zijn. Als iemand iets zegt gaat er altijd een zucht van verlichting door de ruimte. Meerdere nemen het woord. Maar voor je het weet, zomaar ineens, is het weer stil. Blijkbaar werkt dat zo. Geforceerde gesprekjes zijn geen lang leven beschoren. Je kunt de natuurlijke gang van zaken niet dwingen middels het onnatuurlijke. Gaat niet. Voor je het weet zijn talloze ogen weer op zoek naar hij die luidruchtig roert of een persoonlijke strijd voert met zijn gebakje op een lullig schoteltje, wankelend -zeg maar gerust uitdagend-  geplaatst op het bovenbeen. Soms kijk ik even naar de jarige. Die blijk geeft niet te begrijpen waar hij ook dit jaar weer aan is begonnen. Hij biedt iemand anders een gebakje aan. Weer een ‘nee, dank je.’ Hij kijkt mij aan. Ik kijk weg. Heel voorzichtig licht ik mijn lepeltje uit het kopje. Maar net  niet voorzichtig genoeg. Men kijkt me aan. Hoopvol. En minuten duren uren.