De zon heeft ook deze ochtend lak aan mijn verduisterende
rolgordijnen. Volgens die gast van de bouwmarkt waar ik ze kocht waren ze die extra
drie tientjes per rolgordijn meer dan waard. Maar dat was allemaal gelul. Hij
heeft me genaaid of hij wist niet beter. Zodra de zon opkomt schijnt het licht
opdringerig in mijn waffel. Het slaat tegen mijn voorhoofd, op mijn neus en
tegen mijn kin. ‘Wakker worden’ Roept het. Kleine vuistjes van licht bonken op
mijn oogleden. Net zolang tot ik ze wel moet openen. Weer veel te vroeg als
echt nodig was. Maar toch lijkt het dit keer anders. Het licht wat zachter, het
gebonk milder. Volgens mij is het zelfs wat later dan gister. Ik voel me
uitgeruster. Opgewekter. Anders. Ik kan het zo één, twee, drie niet helemaal
goed omschrijven.
In de badkamer steun ik met twee handen op de wastafel. In
het donker zie ik de contouren van mijzelf in de spiegel. Net als iedere
ochtend oogt dat wat onwaarschijnlijk. Ik lijk groter dan ik in werkelijkheid
ben. Mijn schouders gaan mee in die fantasie van het duister. Ze ogen als twee kleine
vleugels. De warrigheid van mijn haar creëert twee hoorntjes op mijn hoofd.
Verder trekt de schaarse lichtval mijn hoofd uit verhouding. Met als resultaat
een enorm hoofd op een te klein lichaam. In feite oog ik als een duivel met een
aantal lichamelijke beperkingen. Althans, normaal gesproken. Nu lijkt het net
even anders. Ik kan de veranderingen niet direct benoemen, maar het is niet zoals
het altijd is. Ook niet als ik het licht heb aangeknipt. Geen lege ogen die me
middels mijn spiegelbeeld dom aanstaren. Ik zie vrolijkheid. Ik zie optimisme. Ik
zie glinstering. Leven. En verder een prachtig lichaam met daarop een knappe
kop. Of in elk geval nu volledig in verhouding.
Alles is vandaag anders lijkt wel. Voor het eerst sinds
tijden droomde ik vannacht niet. Ik lag niet in een ziekenhuis. Was niet ziek. Ik
werd niet geopereerd en dus ging er niks mis. Geen artsen die elkaar
vertwijfeld aankeken. Geen beelden van paniekerige lieden met groene gewaden en
idem mondkapjes. Ik ging niet dood. Na jaren van onrustig dromen maakte ellende
plaats voor niets. Dusdanig, dat niets ineens alles was. Het soort alles waar
ik ooit zo naar uitgekeken had. Het alles wat de dingen zo anders zou moeten
maken. En vandaag was het zover. Het licht was mijn vriend dat vriendelijk
vroeg de dag aan te vangen. Mijn eigen beeld in de spiegel was helemaal zo gek
nog niet. En de dromen over dat wat mis ging lieten verstek gaan. Omdat vanaf
vandaag alles anders was. Zomaar ineens. Ik begon een nieuw leven. Het mooiste
ooit geleefd. En ik liet vandaag eindelijk al het oude achter me.