maandag 25 augustus 2008

Strijd der Verleiding..


Eigenlijk had ik zin om mij te bezatten. Maar leek me gewoon niet zo handig. Ik moet morgen namelijk weer werken en werken met een kater is gewoon kudt. Sowieso is het natuurlijk verstandig je soms af te vragen waarom het nodig is je vol te gieten met drank. In zijn algemeenheid, maar op zomaar een maandagavond in het bijzonder. Deze maandagavond bijvoorbeeld. Het is niet zo dat ik alcoholist ben. Denk ik. Maar toch heb ik die behoefte soms gewoon even. Heel sterk zelfs. En dan lijkt het moment niet van belang te zijn. Hoewel mijn weerstand nu uiteraard groter was, dan wanneer ik morgen verder geen verplichtingen zou hebben. Dat dan weer wel. Het is een benijdenswaardig plichtsbesef. Zeg maar gerust een ijzeren discipline.

En wat denk ik er eigenlijk mee op te schieten? Is het echt zo dat het mij goed zou doen? Zou het de zaken zoals ze zijn echt veranderen? In de loop van de avond zou lijken van wel; dat verloop heb ik al eens in een eerder betoog geschetst. Maar het effect is maar kort. Het uiteindelijk nut minimaal. Wat dat betreft zou het niet gek zijn om het gewoon dagelijks op een zuipen te zetten. Bij voorkeur vanaf het moment van wakker worden. Of anders na het ontbijt. Ontbijten schijnt de belangrijkste maaltijd van de dag te zijn. Reuze gezond, en zo. En met je gezondheid moet je nu eenmaal zuinig omgaan. En daarna kan de wodka of vieux op tafel. En kan het Grote Vergeten gaan beginnen. Dag in dag uit. Tot er niets meer is om te vergeten. Simpelweg omdat het vermogen te onthouden niet meer aanwezig is. Probleem opgelost.

Ik had nog anderhalve fles wijn in de kast staan. Troep. Bocht. Maar wit en van een goed jaar. Dit jaar namelijk. Blijkt tot nu toe een uitstekend jaar te zijn om het regelmatig op een ongenadig zuipen te zetten. Hoewel het afgelopen jaar wat dat betreft ook helemaal niet gek was. Ik ben al een aantal keren naar de kast gelopen en heb naar de flessen gekeken. De reeds geopende heb ik even bij de hals gepakt om te kijken in hoeverre ze al geledigd was. Meer dan ik dacht. De inhoud viel zelfs een beetje tegen, hoewel het nog steeds de moeite zou lonen. Ik heb haar weer neergezet en ze de rug toegekeerd. Vandaag even niet. Niet op maandagavond. Discipline. Plichtsbesef. Daarna toch weer naar de kast teruggelopen. Even naar ze gekeken. Meer niet. Weer weggegaan. Dit ritueel herhaalde zich een keer. Toen nog eens. En nog eens.

Klinkt misschien raar, maar uiteindelijk ben ik zelfs naar die kast toegelopen om die twee flessen wijs, doch streng toe te spreken. Dat ze moesten stoppen met het trekken van aandacht. Zich maar eens moesten gaan gedragen. Ik bepaal wanneer ik wel en niet wijn ga drinken. Niet twee nietszeggende groenglazen flessen die denken alle wijsheid in pacht te hebben. Kappen nou. Wegwezen. Het half lege exemplaar draaide haar etiket een beetje mijn kant op en leek te knipogen. Ook het volle exemplaar mengde zich in de strijd der verleiding. Ik echter, bleef volharden en liep weer weg. Hoofdschuddend. Met die gasten viel blijkbaar niet te praten. Maar ze hielden niet op. Kenden geen genade. Echt niet. Ze gingen maar door. Die halflege fles is dus inmiddels niet meer. Ze kreeg haar zin. En het volle exemplaar is ook geen lang leven meer beschoren. Zo gaan die dingen soms. Discipline is voor mietjes. Zeker op maandag.

 

zondag 10 augustus 2008

SuperOma..


Ik ben vandaag bij mijn oma langs geweest. Ze is morgen pas jarig, maar dan was het er misschien niet van gekomen. Dan moet ik werken en zou het wellicht te laat worden. Ik weet namelijk niet hoe het zit met de openingstijden van begraafplaatsen. Ik heb een beetje opgeruimd en geprobeerd de vervaalde witte lettertjes op de steen weer een beetje leesbaar te krijgen. Het schoonmaken ging wel, maar de leesbaarheid is er niet direct op vooruit gegaan. Uiteraard heb ik haar gefeliciteerd (het ‘en nog vele jaren’ weglatend), moest ik huilen en heb ik ‘sorry’ tegen haar gezegd. Een aantal keren. Soms kun je niet duidelijk genoeg zijn.
Als het inderdaad waar is dat je vlak voor je overlijden je leven aan je voorbij ziet gaan, weet ik ook zeker dat er nog even tijd en gelegenheid is om je een aantal mensen voor de geest te halen, die in je leven belangrijk zijn geweest. Ik denk dat het er maar enkelen zullen zijn. Ondanks de honderden, duizenden mensen die je in je leven hebt leren kennen, blijken er uiteindelijk maar een paar indruk genoeg te hebben gemaakt om dat plekje te krijgen aan het einde van je rit. Misschien zeggen ze nog even wat tegen je, maar het kan ook zijn dat je ze gewoon even ziet. Op de manier waarop ze waren toen je ze voor het laatst zag. Of hoe je ze altijd het liefst hebt gezien. Afhankelijk van de hoeveelheid mensen die je hebt gekend zullen het er nooit meer dan tien zijn. Waarschijnlijk zelfs niet eens de helft. In ieder geval zal zij er bij mij tussen staan. Ze is er belangrijk genoeg voor geweest.
Mijn oma was een bijzonder mens. Uniek kan ik wel stellen. En ik heb, toen ik klein was, heel erg veel tijd bij haar doorgebracht. Het was een oma die iedereen zichzelf zou toewensen. Of zijn kinderen. Uiteraard was ze lief. Dat zijn denk ik veel oma’s, maar wat mij betreft zou ik haar in deze de heldenstatus willen toekennen. Of eigenlijk heb ik dat destijds als kind al gedaan. Ik zag haar als een soort van tweede moeder. Dit overigens in zijn geheel niet ten koste van, of als verwijt naar moeder nummer één. Maar met oma’s werkt het net even anders. Je mag altijd toch even wat meer, en ze worden bijna nooit boos. En in mijn geval werd ze zelfs nooit boos. Ik heb mij achteraf wel eens laten vertellen dat ik ook bij haar een bijzondere status had. Dat moet inderdaad zo zijn geweest. Want iedereen was of is wel eens boos op me. Zij dus niet. Niet dat ik weet.
Ik zou uren kunnen vertellen over de dingen die me zijn bijgebleven. De logeerpartijen. Haar kaasblokjes met schijfjes ananas. Limonade wat nooit limonade is gaan heten maar voor mij altijd ‘Ranja’ is gebleven. Anijsmelk. De ritjes achter op de fiets. Kilometers heb ik bij haar achterop gezeten in de loop van de tijd. Dammen met haar. We waren redelijk aan elkaar gewaagd of ze deed het daarop lijken. Dat ze me achteraf gezien gewoon vaak heeft laten winnen. Ik zie haar ervoor aan. Uiteraard hoef ik niet te vertellen dat ze op mijn verjaardag altijd wel wist aan te komen met net iets meer, als waar ik op gehoopt of gerekend had. Maar wat ik vooral nooit zal vergeten is het gevoel van rust. Gezelligheid. Bij haar was alles leuk. Alles was goed. Bij haar was ik thuis.
Maar ook herinner ik mij haar verdriet nadat mijn opa was overleden. Dan zat ze in een soort van leunstoel foto’s te bekijken en begon ze uiteindelijk zachtjes te huilen. Ik deed dan vaak net of ik het niet zag.  Omdat ik niet wist of ze dat wel zou willen. Als we elkaar dan toch even aankeken glimlachte ze even en zei ze dat er niks aan de hand was. Of ik misschien Ranja wilde. Of kaasblokjes. Als we soms samen de foto’s gingen kijken keek ik regelmatig voorzichtig haar kant op. In de hoop dat ze niet zou gaan huilen. Oma’s horen niet te huilen. Zeker geen superoma’s met een heldenstatus. Of oma’s die het juist met anderen zo goed voorhebben.
Toen ik veertien was, vierde mijn vader op een zaterdagavond zijn verjaardag. Ik was die dag met hem mee geweest om hem te helpen. Hij stond toen op de markt en ik ging regelmatig mee. Blijkbaar was het een lange dag geweest want ik was die avond moe en chagrijnig. Mijn oma zat naast me en probeerde op alle mogelijke manieren een gesprek met me aan te gaan. Ik ging er niet op in. Ik had gewoon geen zin. Ik gaf slechts korte antwoorden en negeerde haar min of meer,  in al mijn chagrijnigheid. Eigenlijk deed ik misschien zelfs wel een beetje bot. Aardig in elk geval niet. Ze bleef het proberen. Ze vroeg dingen, vertelde wat of maakte een grapje. Het resultaat was nul. Ik ben uiteindelijk naar bed gegaan en heb niet eens knap gedag gezegd. Als ik mijn dag niet had dan had ik hem niet. En redelijkheid was dan wel eens ver te zoeken.
Toen ik de volgende dag thuiskwam van een bezoek aan AZ (verloren met 0-1 van Feyenoord) stond mijn moeder in de keuken te huilen. Mijn oma was overleden. Ik geloofde het niet. Wilde er niets van weten. Ik ben zelfs die avond nog de samenvatting van de wedstrijd gaan kijken. Want waar je niet aan denkt dat is er niet. En dit was er dus gewoon niet. Ze kon niet dood zijn. Ik heb dit nog best lang volgehouden. Tegenwoordig ga ik heel af en toe bij haar op bezoek. Zoals vandaag bijvoorbeeld. Omdat ze morgen jarig is. Want hoewel het inmiddels al vijfentwintig jaar geleden is, gaat er geen week voorbij dat ik niet even haar denk. En heel soms vraag ik me ook wel eens af of het normaal is dat je als volwassen vent, na zoveel jaar, af en toe moet huilen om een oma die al zo lang dood is.
Ik heb vandaag weer ‘sorry’ gezegd. Mijn excuses aangeboden voor die avond. Dat heb ik al eerder gedaan, maar zal dat wel altijd blijven doen. Terwijl dat helemaal niet hoeft. Ze zou haar hand op mijn hoofd leggen, zachtjes door mijn haar strijken en zeggen dat ik me niet zo druk moet maken. ‘Ik was toch nooit boos op je?’ Ze zou Ranja maken, kaasblokjes snijden en me gewoon weer laten winnen met dammen. Want zo doen heel bijzondere mensen dat. En zo zou zij het zeker doen. Van harte alvast, superoma. Je bent nog lang niet vergeten.

vrijdag 1 augustus 2008

Het Grote Denken..


Als je een been breekt is dat eenvoudig op te lossen. Men verricht een aantal handelingen die op korte termijn de breuk moeten doen herstellen, en na een aantal weken in het gips te hebben gezeten is genezing inderdaad min of meer een feit. Je loopt misschien nog wat lastig, maar er komt een dag dat niets nog wijst op wat je ooit is overkomen. Ditzelfde is van toepassing op allerlei andere breuken. Het lost zich op en, nog mooier, de termijn is min of meer bekend. Dus je weet waar je aan toe bent.

Voor allerlei kleinere pijntjes zijn pilletjes, poedertjes of drankjes. Niet zelden gewoon zelfs bij de betere drogisterij verkrijgbaar. Voor de wat grotere klachten gelieve u zich te wenden tot uw huisarts. In een handschrift, gelijkend op geheimtaal, schrijft hij een briefje wat bij de plaatselijke apotheek kan worden verruild voor de oplossing van bijna al uw problemen. Slik, drink of breng in. Het komt allemaal goed. En dat komt het heel vaak. Echt waar. Je kijkt er van op.

Lukt dat niet, is daar nog altijd het ziekenhuis. Met allerlei prachtige apparaten of ouderwets chirurgisch handwerk komen ze doorgaans een heel eind. Natuurlijk kan het gebeuren dat u pech hebt. U iets onder de leden hebt wat echt niet valt op te lossen. Maar over het algemeen verlaten meer mensen levend het ziekenhuis dan dood. Dat zijn de feiten. Vaststaande gegevens. Men is vreselijk knap tegenwoordig. Geen berg te hoog. Geen zee te diep. Maar waarom heeft men dan verdomme nog steeds niets gevonden tegen Het Grote Denken?