zondag 13 december 2009

De Uitvaart..


Ik hoorde op de radio een reclamespotje over het regelen van je uitvaart. Dat het handig is daar nu al over na te denken. Omdat achteraf minder praktisch is. En makkelijker voor je nabestaanden die het al druk genoeg hebben onder je schuldenlast uit te komen. Of juist met het verloten van je spullen, dat kan ook natuurlijk. Bovendien kan het raar lopen in het leven. Zo ging een kennis van me onlangs naar de dokter, die hem vertelde goed en slecht nieuws te hebben. Het goede nieuws; Hij had nog 24 uur te leven. Het slechte nieuws was dat hij hem eigenlijk de dag daarvoor even had moeten bellen. Klopt, een oude grap. Maar wel lekker om het ijs te breken bij een zwaar onderwerp als dit.
Ik wil gecremeerd worden en dus niet begraven. Ik heb namelijk een hekel aan beestjes. En u maakt mij niet wijs dat kisten van FSC -hout beestjesbestendig zijn. Vroeg of laat zal dat glibberige tuig haar weg naar binnen weten te vinden. Dat zou ik slecht kunnen hebben. Cremeren heeft meer voordelen. Die zwarte gezinsauto kan vaak gewoon voor de deur stoppen, alwaar het lossen verder een koud kunstje is. Eenmaal binnen blijf je binnen. Na de formaliteiten ga je zo die uit de kluiten gewassen Panini-oven in. Geen getrek en gesjor aan een kist door het grind op een kerkhof. Bovendien zal het die dag koud zijn en regenen, let maar op. Neem je een vrije ochtend, sta je nog te blauwbekken ook. Drukt dan gelijk een nare stempel op zo’n dag.
Aan de kist stel ik geen hoge eisen. Al zou het huisvlijt zijn van een iemand met een ruime schuur en het juiste gereedschap. Maakt niet uit. Wat ik niet wil is een foto van mij op de spaanplaat creatie. In zo’n lullig Xenos-lijstje. Niet doen. Wat wel mag, is zo'n tafelkleedje wat je vaak ziet in bruine kroegen. U kent ze wel; zonder bierviltje blijft je glas niet staan en na drie dagen heb je nog rode plekken op je ellebogen. Zo'n kleedje dus. Ik wil er een half gevulde asbak op, een aangebroken pakje Winston en een sixpack Heineken. Halve liters uiteraard. En doe er maar een toetsenbord bij trouwens. Je wordt maar één keer gecremeerd, nietwaar? Daarna kan alles gewoon de afvalbak in. Gestopt met roken ben ik dan toch al. Hoewel,  nog wel even zwaaien naar de schoorsteen als u naar buiten loopt he?
Gelul met cake wil ik trouwens ook niet hebben. Low-budget snap ik, maar het kan te gek ook. Ik wil chips. En geen koffie, maar drank. Vieux, Vodka en witte Lambrusco. En waarom niet iedereen die naar huis gaat een blikje bier meegeven? Net als na een trouwerij. Dan  krijg je ook altijd een lullig presentje mee.  'Bedankt dat je er was'. Dat wil ik ook. Allemaal een blikje Heineken mee. Met een leuke tekst op een kartonnen kaartje, vastgezet aan een guitig lintje. 'You’re next.’ Of gewoon ‘Dikke vinger' of de klassieker 'Bel mij niet'. Ik krijg die kaartjes wel vol, echt. En als u echt van me zou houden huurde u samen een kroeg af. Om jullie helemaal de rondte in te zuipen. Om een voor mij belangrijke dag extra elan te geven. Maar goed, dat is een geldkwestie. Snap ik. Er is nu eenmaal geen uitvaartverzekering die dat dekt. En ja, dat heb ik uitgezocht.
Ik wil afscheid nemen in joggingbroek, met afgetrapte schoenen, ongeschoren kop en mijn haar door de war. Omdat anders niemand mij zou herkennen. Laat mij zijn wie ik was. Flik het dus in elk geval niet om mij in een C & A pak te hijsen. Serieus, echt niet he? Ik wens trouwens ook geen driedelig pakken onder de bezoekers van mijn dienst. Die gasten zijn mijn hele leven al slecht voor de sfeer geweest. Uniformen en pakken. Het ging niet, het werkte niet, we misten altijd de klik. Dus ik wil ze niet. Bij de deur weigeren of ter plekke in elkaar slaan. Volgens dat spotje op de radio moest ik duidelijk zijn. Ben ik duidelijk?
Het enige waar ik nog niet uit ben, is de muziek. Ik schijn maar drie nummers uit te mogen kiezen. Drie. Dat is toch onmogelijk kiezen. Ik zou gvd een festival kunnen organiseren van alles wat ik wil laten horen. Ga ik nog even studie van maken, ik brand nog wel een cd-tje. En die ligt dan in de onderste la, van het middelste kastje in de keuken. Eerder ga ik niet dood. Verder wil ik benadrukken dat eventuele dubieuze items, die bij het leeghalen van mijn woning worden gevonden, niet van mij zijn. Geen idee van wie wel, maar ik heb ze nog nooit gezien. Belangrijk; ik hoop middels dit betoog alvast een hoop zorgen te hebben weggenomen. Ik schenk mij er nog eentje in, pluk een Lucky Strike uit mijn bijna lege pakje, flikker nog wat kroketten in de frituur en ik ga voor een lang, gezond en gelukkig leven. En mag doodvallen als het niet waar is.

vrijdag 28 augustus 2009

Uiting Van Ongenoegen..


‘Potverdikke’ Dacht het mannetje, terwijl hij op de bank voor zich uit zat te staren. Om enkele momenten daarna datzelfde woord zachtjes uit te spreken. ‘Potverdikke’. Maar het leek de lading niet te dekken. Het klonk niet en het luchtte niet op. Het moest harder, dacht hij. Dan zou het misschien beter werken. Met iets meer kracht in zijn stem probeerde hij het nog eens. ‘potverdikkie!’ Maar het deed niks. Hij was nog net zo boos als toen hij dat woord voor het eerst in gedachten nam. ‘Potverdikke nog aan toe!’ Riep hij nu. Met nog net iets meer volume dan vlak daarvoor. Hij schrok heel even van zichzelf, maar voelde zich niet beter. Wat was dit dan ook eigenlijk voor een slappe uiting van ongenoegen? Iedere verhouding tot zijn gevoel, bleek in deze volkomen zoek.

Hij stond op en liep naar de gangkast. Hij opende de deur en zijn ogen moesten even wennen aan het duister wat daar al sinds mensenheugenis de baas is. Toch duurde het niet lang voor hij, ergens diep in de hoek van de kast, de glinstering zag van de aluminium honkbalknuppel. Hij pakte hem en hield hem losjes in zijn hand toen hij de huiskamer weer binnenliep. Even liet hij hem op zijn schouder rusten. Zoals je dat allerlei schorriemorrie wel eens ziet doen in films, alvorens zij overgaan tot bruut geweld. Daarna pakte hij met beide handen het met tape ingewikkelde handvat vast en liep naar de hoek van de kamer waar de pc stond.

Er was slechts één klap nodig de computer het zwijgen op te leggen. Stukken kunststof vlogen in het rond en die tweede klap was enkel nog voor de vorm. Daarna sloeg hij behendig de monitor aan gort. Klap na klap vervormde het frame en deed het glas paniekerig een ander heenkomen zoeken. Tot het voor een buitenstaander lastig te raden zou zijn wat de verfrommelde rotzooi, op zijn eveneens gehavende bureaublad, ooit was geweest. Daarna was het geluid van de exploderende beeldbuis van de tv bijzonder spectaculair. Net als het geluid van brekend glas van de diverse fotolijsten en de enorme spiegel aan de wand. Sterker, het was heerlijk om te horen.

De vensterbank was met één goed gemikte actie volledig leeg en de hanglampen waren al helemaal geen partij voor het aluminium geweld. Toen alle roerende zaken, zoals men dat zo mooi noemt, aan gort geslagen waren, ging zijn aandacht uit naar de gipsplaat wanden en de dubbele beglazing. Hoe lang de sloop heeft geduurd zal altijd een raadsel blijven, maar feit is wel dat hij het grondig deed. Al zijn boosheid liet hij los op alles wat maar stuk kon. Tot er niets meer was om stuk te maken. Hijgend en met het zweet op zijn voorhoofd nam het mannetje weer plaats op de bank. En hij keek om zich heen.

Boosheid is een naar soort ziekte. Het is er gewoon en je kunt er weinig aan doen. Net als een griepje. Je kunt iemand afraden griep te hebben. Om het maar gewoon te negeren. Maar of dit werkt? Boosheid bouwt zich op, soms langzaam en gestaag en andere keren juist in slechts enkele momenten. Maar negeren is nooit een optie. Uiteindelijk niet. Je moet er wat mee. Of je dit nu wilt of niet. Het mannetje zat op de bank naar de chaos te kijken. Hij voelde zich vreemd. Anders. Opgelucht. Maar potverdikke, wat een rommel. En zo kwam niet lang na de boosheid, de spijt. Zodat hij uiteindelijk weer geen stap verder was. ‘Ongezien de tyfus en sterf. Allemaal.’ Sprak hij zachtjes. En kijk, hij was er dan misschien nog niet helemaal, maar dit dekte in elk geval al iets beter de lading.

zaterdag 15 augustus 2009

Het Krachtig Optreden..


Het mannetje zat aan de keukentafel wat voor zich uit te staren, zonder helemaal te weten waarom hij juist daar was gaan zitten. De rieten stoelen zonder armleuningen zaten namelijk vreselijk oncomfortabel. Na enige tijd kreeg je last van je rug en deden de ellebogen een beetje pijn door de net wat te scherpe randen van de tafel. Destijds waren de stoelen thuisbezorgd door twee grote sterke kerels die vooral grapjes met elkaar maakten, maar weinig oog voor het mannetje hadden gehad. Direct had hij gezien dat het niet de stoelen waren die hij in de winkel had besteld, maar hij durfde het op dat moment niet aan hun onderlinge grappenmakerij te onderbreken. Hij besloot op een later tijdstip de winkel nog wel even te bellen.

Het mannetje had ze nog wel een fooi gegeven, maar ook dat had hem even hoofdbrekens gekost. Toen hij zijn portemonnee had geopend zag hij dat er keuze was tussen een briefje van vijf en één van vijftig. Plus nog wat kleingeld waarmee hij eventueel het briefje van vijf had kunnen aanvullen. Dan kwam hij op ruim acht euro. Vier euro per grote kerel. Hij dacht niet dat ze daarmee akkoord zouden gaan, maar om eerlijk te zeggen vond hij vijftig euro fooi ook wel wat veel. Verdorie, waarom had hij van te voren ook niet even gewisseld? Tien euro was toch wel genoeg geweest? Hij had nog getwijfeld bij de geldautomaat toen hem de keuze werd gesteld, hoe zijn gevraagde bedrag op te nemen. Maar achter hem stonden een paar mensen te wachten. Hij had de tijd dus niet gehad hierover na te denken en snel voor de optie ’éénmaal vijftig’ gekozen.

Eén van de grote kerels maakte een grapje en hoewel het mannetje te zenuwachtig was om te horen wat hij nou precies zei, moest het wel over zijn portemonnee gaan. Het was inderdaad een lelijk ding, maar hij had hem ooit eens voor zijn verjaardag gehad dus kon het niet maken hem niet te gebruiken. Hij was van echt leer, dat wel, en het werd geopend door de twee messingkleurige knoppen aan de bovenzijde met lichte kracht uit elkaar te trekken. Het leer zelf leek qua vorm een soort van mini knapzak. Het was een raar en lelijk ding. En nu werd hij er blijkbaar nog om uitgelachen ook. Als het mannetje toch de winkel zou bellen omdat hij de verkeerde stoelen had ontvangen, zou hij ook gelijk de slechte service ter sprake brengen. En de gegeven fooi terug eisen. Hij pakte het biljet van vijftig euro uit de antracietkleurige mini knapzak en drukte het in de enorme hand van één van de grapjassen. Het lachen zou ze nog wel vergaan.

Na vier dagen pas had het mannetje voldoende moed verzameld om de winkel te bellen. Hij was op één van de slecht zittende stoelen gaan zitten en had drie mappen met allerlei bonnetjes en ingewikkelde papieren voor zich liggen. Zouden ze moeilijke vragen gaan stellen dan zou hij op alles een antwoord hebben. Tweemaal had hij direct na het intikken van het telefoonnummer de hoorn weer op de haak gelegd. Hij had het niet zo op bellen. Hij belde eigenlijk nooit. De derde keer zette hij door en bleken ze in gesprek. Hij voelde zich vooral opgelucht. Met het idee er alles aan gedaan te hebben, maar dat ze gewoonweg onbereikbaar waren voor klagende klanten, had hij het er uiteindelijk bij gelaten. Nooit zou hij meer een voet zetten in die winkel en geen goed woord voor ze over hebben. Wat was hij boos geweest om zoveel onbegrip en slechte service. Nu zat hij daar rustig voor zich uit te staren en bedacht zich hoe fijn het eigenlijk was, zo goed voor zichzelf op te durven komen.

woensdag 10 juni 2009

Het Volmaakte Geluk..


Het risico lopend zijn buren zo laat nog te storen, spijkerde hij die avond de ramen van zijn huis dicht. Soms waren de massiefhouten platen voor het mooie wat te groot, terwijl juist anderen net niet pasten, en er twee per raam nodig waren. Hij joeg grote, ietwat roestige spijkers de kozijnen of de muur in, tot hij was overtuigd van het feit dat ‘dicht’ ook echt dicht was en ‘vast’ echt vast. Bij twijfel kwam er een nieuwe spijker uit de kunststof emmer tevoorschijn en sloeg hij met een verbeten gezicht de zware nagel op zijn plek. Hoewel het niet bepaald warm was die avond, zeg zelfs maar gerust frisjes, stond door al deze inspanning al snel het zweet op zijn voorhoofd.

Na het laatste raam deed hij een paar passen achteruit en keek tevreden naar het resultaat. Met de mouw van zijn jas depte hij het vocht zo goed en zo kwaad als dat ging van zijn gezicht. Hoewel het niet direct een verfraaiing van zijn woning betekende, vroeg hij zich toch af waarom hij dit niet al jaren eerder had gedaan. Alsof hij wakker schrok na even te zijn ingedommeld, beende hij zich plots een weg naar de schuur. Hij haalde daar vervolgens een aantal balken vandaan, die hij via de voordeur naar binnen bracht. Hij was blijkbaar niet voornemens halve maatregelen te nemen; hij moest maar liefst vier keer heen en weer lopen. Pas toen was hij tevreden met de hoeveelheid hout. Met een harde klap sloeg hij daarna de deur achter zich dicht.

Al timmerend verscheen een wirwar van balken die de deur moest barricaderen. Het eindresultaat was een soort van web, bestaande uit ongeschaafd hout van diverse diktes en lengtes. Knappe jongen die deze deur ooit nog open zou kunnen krijgen. Wederom keek hij even tevreden naar het resultaat van zijn noeste arbeid. Hij voelde zich triest en blij tegelijk, maar nam aan dat de blijdschap uiteindelijk de overhand zou nemen. Hij liep naar zijn telefoon en sloeg er een aantal keer met zijn hamer op. Het ding kwam bij iedere klap verschrikt even los van zijn vaste ondergrond. Alsof het probeerde te ontsnappen of helse pijnen leed. Na een vruchtbare zoektocht door jas- en broekzakken, onderging zijn mobiel enige momenten daarna hetzelfde lot.

Even stond hij daarna in de huiskamer om zich heen te kijken. Alsof hij er zeker van wilde zijn niets over het hoofd te hebben gezien. Zonder het zelf te merken liet zijn hand de hamer los. Een lelijke blus in het laminaat achterlatend. In de kamer was het donker, op het schemerige licht van zijn 21 inch monitor na. Hij liep naar Het Licht, nam plaats achter zijn computer en startte na enig zoeken de muziek die hij wilde horen. Zonder ook maar één moment zijn blik los te laten van het beeldscherm, schonk hij zich zijn eerste glas wodka in. Afgezonderd van de buitenwereld. Niemand die hem meer iets kon doen. Eindelijk rust. Blijdschap begon inderdaad de overhand te krijgen en hij schreef een verhaal over iemand die zijn ramen en deur dichtspijkerde. En zo uiteindelijk de gelukkigste mens op aarde werd.

 

dinsdag 17 februari 2009

Koe en Ik..


In een vage kroeg, hier in de stad, zat ik aan de bar. Je kon niet bepaald stellen dat het een drukte van belang was. De kale man achter de bar zat in schaars licht een vunzig tijdschrift te lezen. Het leek hem te storen als je om een nieuw glas wodka vroeg. Hij liep dan een beetje te zuchten of deed net of hij nog even snel die laatste regels moest lezen. Zijn vale lichtblauwe overhemd zat onder de vlekken, hing aan één kant uit zijn broek en onder zijn armen waren duidelijk de donkere plekken van oud en nieuw zweet zichtbaar. Overlappende kringen variërend in donkerte van kleur. In close-up of zwaar uitvergroot zou het ongetwijfeld een boeiend schouwspel kunnen zijn. Een wirwar van elkaar overlappende onregelmatige cirkels, die een onrust symboliseerden of een eng soort tunnel naar een andere wereld. Een doorgang naar een betere wereld. Of juist niet. Dat kun je aan zweetplekken nu eenmaal slecht zien. Het was de gok die je dan zou moeten nemen. Maakte je die overstap, of liet je liever alles bij het oude? Ik dacht niet dat ik hier één twee drie uit zou komen en bestelde opnieuw een wodka.

Voor de kale man bestond kort daarna alleen zijn magazine weer. Heel even vroeg ik me nog af of ik de stap door de cirkels van zweet ooit zou durven wagen. Ik dacht van niet en leegde direct daarop mijn glas weer. Deed ik dat om maar zo snel mogelijk dronken te worden of wilde ik die vent een beetje lopen sarren? Ik dacht aan een combinatie van beide, veroorzaakt door het eerste. Eenmaal dronken, of serieus op weg naar een dergelijke gemoedstoestand, kan ik zomaar een heel vervelend ventje zijn. Ook wel grappig. Hoewel ik over het algemeen de enige ben die deze mening is toegedaan. Links van mij waren alle barkrukken leeg. Rechts één. Op die daarnaast zat een koe. Naast haar was weer een aantal krukken weinig te beleven, en aan het einde van de bar zat een verliefd stelletje aandacht voor elkaar te hebben. Ik vroeg aan de koe of zij zich ook zo stierlijk verveelde. Ik moest de grap vanwege de harde muziek tweemaal herhalen. Toen vond ze hem nog steeds niet leuk. ‘Of ik niet een originelere binnenkomer had’.  Die had ik niet. Ik was nog nooit een gesprek met een koe aangegaan. En het was omdat ik mij écht verveelde, anders had ik het nu ook niet gedaan. Ik heb het niet zo op koeien. Zeker niet in de kroeg.

Op de muziek na, was het weer even stil. Ik dacht koortsachtig na hoe deze fout, deze vreselijke blunder, recht te zetten. Moest ik haar wat te drinken aanbieden? Maar wat drinkt een koe? Melk? Of zou ze dat zien als wéér een flauwe grap? Maar het onverwachte gebeurde; ze schoof een kruk op, mijn richting uit. Zo kon het gebeuren dat ik die avond wodka dronk met een koe. En dat we samen een kale barman sarden en treiterden, door onafhankelijk van elkaar onze bestellingen te plaatsen. Wat hadden we een lol. Je moet er bij zijn geweest om het te geloven. En op het einde van de avond namen we het risico. Gewoon, omdat we er dronken genoeg voor waren. We vonden onze weg door de onregelmatige donkere cirkels van zweet onder de armen van de barman, naar dat, wat ons stond te wachten. Ik nam haar hoef in mijn hand en samen waagden wij loeiend van plezier de grote sprong. We zweefden, laveerden, stuurden en vielen naar die andere wereld, die zoveel beter zou zijn dan we waren gewend. Na een reis die net zo kort was als lang, kwamen we aan in een wereld waar het gras altijd groener was en kille dinsdagavonden niet bestonden. Koe en ik keken elkaar aan en wisten dat het goed was. En onder een boom vielen wij in slaap.

 

donderdag 22 januari 2009

Het Koude Lentelicht..

Wat was het koud. Ik zag de rommelige, onregelmatige laag ijs op het water. De kale, bijna woest ogende bomen. Zo kaal dat het een wonder is dat ze ooit nog trots met hun bladeren naar de zon zullen wuiven. Op een dag doen ze het, dat weet ik. Maar op dat moment was er niets wat daar op wees en leek dat moment onwaarschijnlijk ver weg. De wind was bikkelhard en zonder mededogen voor alles op haar pad. Messcherp en allesverwoestend. Niet in kracht en omvang. Maar in haar koude geniepigheid. Een bankje met graffiti. Uitzicht op een kasteel. En stapels metalen steigeronderdelen. Er was ergens een renovatie bezig, las ik onderweg op een bord. Het moment laat zich beschrijven als het meest akelige denkbaar. Maar hey, het leven zit vol verrassingen. Altijd weer. En het liefst op de momenten dat je dat het minst verwacht.

Twee glazen uit een vrolijk gekleurde tas. Een klein flesje champagne. Ingewikkeld ingepakt in doorzichtig folie met strikjes en touwtjes. Hoewel, zo ingewikkeld was het allemaal niet. Maar soms laten gedachten zich maar moeilijk spreiden. Soms weet je dat iets unieks staat te wachten. Ook al is op dat moment nog niet duidelijk wát. Dan die eerste kus. Vluchtig. Maar zo één die je direct te pakken heeft. Een zachtheid en warmte die duizend procent haaks staat op de situatie waarin je je bevindt. Maar die roept om meer. Zachte handen van verlangen spelen met je gedachten. Trekken je naar haar toe. Natuurlijk gaat het inschenken van de glazen niet helemaal goed. Glazen moet je schuin houden. Waarom denk je daar niet aan?


Ze nestelt zich tegen je aan. Jouw arm om haar heen. Zo dicht mogelijk tegen haar aan. Weer een kus. Zo eentje die in je buik kriebelt. Oprechte verbazing over de zachtheid van haar lippen. Nog wat dichter tegen haar aan. Die warmte. Haar geur. De kou doet haar best haar geniepigheid te laten gelden. Maar het werkt niet. Nu even niet. Duizenden gedachten komen razendsnel samen tot één eenvoudig overzichtelijk geheel; zij. Iedere aanraking van haar is een uniek moment en ik en mijn lichaam zijn ons daarvan bewust. Het kasteel verdwijnt. De dijk bestaat niet. Die steigers zouden bloemen kunnen zijn. Het ijs is spiegelglad. Als het er al zou zijn op deze lentedag. Passie steekt de kop op als krokussen op de eerste zonnige dag van dat jaar. Verlangen ontluikt als de mooiste bloem ooit door de natuur bedacht. Ik voel me blij. Een raar en moeilijk te beschrijven gevoel van oprechte tevredenheid. Wat was het koud. Maar wat voelde ik een warmte. Een glimlach pleegde een coup op mijn gezichtsuitdrukking. Ik laat hem zijn gang gaan. Zo lang als maar mogelijk is.