donderdag 11 december 2008

De Bewuste Slaper..


Ik zou eigenlijk vroeg gaan slapen. Was er aan toe, zoals dat zo mooi heet. Ik voelde mij brak en ellendig. Slapen is dan normaal gesproken hét wondermiddel. Slaap is namelijk alles. Ik begrijp dat het niet mogelijk is, maar slapen zou je eigenlijk gewoon je hele leven moeten doen. Droom je dromen en rust zacht. Draai je nog eens om en nestel je in de wirwar van dekens en lakens of, zo u wilt, het vier seizoenen dekbed. Alle ellende die eventueel over je wordt uitgestort is voortaan slechts een vervelende droom. Het kan wel eens gebeuren, maar het geeft niet. Dromen zijn nu eenmaal bedrog. Als geoefend slaper weet je niet beter.

Niemand die lelijk tegen je kan doen. Niemand die het je moeilijk maakt. Je slaapt. Niemand die je kan kwetsen. Niemand die met stemverheffing zijn of haar ongenoegen tegen je kan uiten. Want je slaapt. En ook andersom scoort het effect. Niemand die jij boos kunt maken. Niemand die jij meer dwars kunt zitten. Je slaapt. Niemand die jou, eigen schuld of niet, oprecht kan haten. Niemand meer het slachtoffer van jouw daden. Want je slaapt. En niet alleen jij, maar de hele wereld. De hele wereld is in rust. En problemen bestaan dus niet. Slechts het zachte geronk, geknor of gesnurk van slapende mensen die het allen goed hebben.

Nog mooier zou het zijn als je bewust kon slapen. Dus dat je weet dat je slaapt. Dit gevoel is, zo stel ik mij voor, te vergelijken met wakker worden een aantal uur vóór je wakker zou moeten worden. Kent u dat gevoel? Je ontwaakt en ziet op de klok dat je veel te vroeg bent. Geweldig, want je hebt nog een aantal uur. Dat heerlijke gevoel zou je dan je hele leven hebben. Bewust slapen. Weten dat je slaapt en altijd zal blijven slapen. Dat dit het is. Gelukkig met je mooie dromen en de ultieme rust. Warm in bed met het geluid van de regen tegen je raam. Laat het tegen die tijd zelfs maar gewoon altijd regenen en waaien. Het verhoogt het genot van de bewuste slaper.

Ik zou eigenlijk vroeg gaan slapen. Ik was er aan toe, zoals dat heet. Maar het zou er niet meer in zitten. Want een deel van de wereld was net zo wakker als ik. En dus gingen de zaken zoals ze gingen. Vielen de woorden zoals ze vielen. Niks geen tevreden zacht geronk, geknor of gesnurk van slapende mensen die het goed hebben. Geen vervelende dromen, wetende dat het slechts bedrog is. Alles is echt. Meer dan echt. Terwijl de regen tegen de ramen tikt, en er een behoorlijke wind lijkt op te steken, weet ik dat ik een lange slapeloze nacht in ga. U wens ik welterusten. Droom zacht. Ga ik nog even noodgedwongen meedoen met de wakkere wereld.

maandag 10 november 2008

Mijn Goedheiligheld..


Zoals ik vast al eens eerder heb vermeld, heb ik weinig scholing gehad. Verder kunnen mij weinig positieve eigenschappen worden aangerekend, heb ik geen bijzondere talenten en ben ik overal te lui voor. Al met al met zit er weinig leven meer in. Laat staan dat ik een leven zou hebben. En dus werk ik in een winkel. ‘In de detailhandel’ zeggen mensen weleens, die nog wel  gevoel van schaamte kennen. Klinkt mooier. Maar laat u niet voor de gek houden. Nog iets lager op de maatschappelijke ladder en je trekt in een onguur stadspark voor twee tientjes bejaarde kerels af. In die hoek moet u werken in winkels een beetje zoeken. Dat is het niveau. Het begrip ‘trots’ komt in ons woordenboek dan ook niet voor. Hebben we geen flauw benul van.
Verder ben een landverrader. Een ontzettende hufter. Ik ben normaal gesproken best blij met Nederland. Kan daar erg groots over zijn. Maar ook deze trots heb ik totaal verloochend. Aan de kant gegooid. De Nederlandse cultuur en gebruiken terzijde geschoven alsof ze nooit hebben bestaan. Ik heb u verraden. Ik ben een moderne SS-er. Bikkelhard en ogenschijnlijk zonder enig gevoel van schaamte. En dat alles voor een paar rotcenten. Omdat het moest van mijn pooier werkgever. In de winkel waar ik werk ben ik de afgelopen week druk in de weer geweest met kerst. Stomme bomen, idem ballen, slingers en andere Tokkie-zooi. Niet eens voordat Sinterklaas zijn hielen heeft gelicht, welnee, de goede man is nog niet eens aangekomen. Maar dat moest dus. Dat willen ze graag. En dan doe ik dat. Maar met pijn in mijn hart.

Want ik ben een heuse fan van Sinterklaas. En die doen we zo chronisch tekort. We slaan een feest over wat vele malen mooier is dan je eigen twee dagen lang de tyfus vreten en zuipen, in de hoop dat de tijd dan wel een beetje op wil schieten. Sinterklaas is cool. Sinterklaas is Nederland. Sinterklaas dat zijn wij. De aankomst van de man. Hoe cool is dat. Je kinderlongetjes uit het lijf zingen. Met de tong uit je bek je best doen op tekeningen voor je Grote Held. Weet u het nog? Weet u hoe dat voelde als kind? Die heerlijke spanning. Het zetten van je schoen. Pakjesavond. Wat een geweldig sprookje. Prachtig, toch? En wat doen we dus? Wuiven we allemaal weg. Want wekenlang met je kudtkop tegen een boom in je huiskamer aankijken vinden we veel cooler. Sorry, Sinterklaas. Dat ik hieraan meedeed. Maar het was de laatste keer. Beloofd.

Dus, iemand nog een opa die graag ommetjes maakt in het stadspark?

vrijdag 24 oktober 2008

Niet Bestaande Liefde..


Had ik vandaag al gezegd dat ik van je hou? Nee, echt niet? Mijn excuses. Dan ben ik dat gewoon helemaal vergeten. Of  ik heb er even geen tijd voor gehad. Kan ook. Dat het er gewoon even niet van kwam. Stom, ja. Ik weet het. Want het kost geen tijd en al helemaal geen moeite. Ik had het dan op zijn minst terloops even kunnen zeggen, in een kort voorbijgaan. Maar nog beter had ik voor je kunnen gaan staan. Gewoon, een momentje. Dan had ik je beide handen even in de mijne genomen. En terwijl ik je aankeek had ik het je gezegd. Daarna een kus. En vervolgens zou ik de tijd hebben genomen je tegen me aan te houden. Dan had je het weer even geweten. Wat meer zekerheid gehad. Maar ik deed het vandaag niet. En dat was niet handig.

Maar het komt omdat je zo ver bent. Onbereikbaar ver, lijkt het soms wel. Maar ook omdat je misschien niet eens bestaat. Wellicht heb ik je zelf bedacht, en is er verder niemand die van je bestaan weet. Fluister ik regelmatig een fictieve naam, en denk ik aan ogen die aan niemand toebehoren. Net zoals ik je stem denk te horen, en waarde hecht aan je woorden. Maar ook hoe je ruikt, de blikken in je ogen, en je humor. Het lijkt allemaal zo echt. Soms sta je voor me, en dan praten we. Hebben we het naar ons zin, en moeten we lachen om de kleine dingen. Anderen zien mij dan staan, en vragen zich af waarom ik in mijzelf sta te praten. En wat er te lachen valt. Dan praat en lach ik met jou. Jij, die helemaal niet bestaat. Die ik ooit, god mag weten waarom, helemaal zelf heb verzonnen. Is het daarom dat het weleens kan gebeuren dat ik vergeet te zeggen dat ik van je hou?

Ik ben een fantast. Dromen en fantasieën houden mij op de been. In mijn wereld kan ik alles. Alles wat ik wil. En in mijn wereld heb ik alles. Alles wat ik ooit maar zou kunnen wensen. Er zijn geen winters, er bestaat geen geestelijke eenzaamheid en er zijn geen tegenslagen die het vermelden waard zijn. Alles gaat zijn gangetje en complexe problemen zeggen mij helemaal niets. Omdat ze er nu eenmaal niet zijn. Niet bestaan. Omdat eenvoud hoogtij viert. Eenvoud in de vorm van liefde. Mijn liefde voor jou. Voor die die niet eens bestaat. Nee, herstel; waarvan anderen zeggen dat je niet bestaat. Maar wij weten wel beter. Toch? Want ik zie die blik in je ogen als ik jouw handen in de mijne neem. Als ik je aankijk. En als ik zeg dat ik van je hou.

Passanten kijken even om naar mij, met mijn uitgestoken handen. Ze vragen zich af tot wie ik het woord richt. Het maakt me niet uit. Zolang ik het weet, is het goed. Zolang ik die blik in je ogen zie, is alles zoals het zou moeten zijn. Want ook de realiteit is maar relatief. Want wij, jij en ik -jij die niet bestaat, maar door mij verzonnen is- weten dat. Ik voel de warmte van je handen. Ik hoor je zachte stem, en geniet van je lach. Ruik aan je haar, als je me in je armen neemt. Ik zeg dat ik van je hou, en beloof je oprecht dit morgen weer te doen. Als we elkaar dan treffen. Als we elkaar morgen tegenkomen. Je dan even niet onbereikbaar ver lijkt te zijn. En anders moet je het bij deze maar gewoon van me aannemen. Dat een dag, een week, een maand -een jaar voor mijn part- geen waarde heeft, als het gaat om mijn liefde voor jou. Jij, die niet bestaat. Behalve voor mij. Wie en waar je ook moge zijn. Ik hou van je. Had ik vandaag al veel eerder moeten zeggen. Stom he? Maar het kwam er gewoon niet van.

dinsdag 2 september 2008

De Akelige Perfectie..

Je was perfectie. Ja. Jij was het die mensen, die beweerden dat perefectie niet bestond, met de mond vol tanden liet staan. Jij kegelde zonder enige moeite dit beperkte wereldbeeld aan diggelen. Met je glimlach. Met je stem. Met die speciale blik in je ogen. En de manier waarop je met je hand door je haar streek. Maar ook door hoe je liep. Hoe jij je bewoog. Gewoon, door wie je was. Hoewel ik niet gelovig was zag ik in mijn fantasie God regelmatig kleien, kneden en scheppen. In opperste staat van concentratie. De tong met het puntje tussen zijn lippen geklemd. Wat hij nu ging maken zou de wereld doen verbazen. Met dit meesterwerk zou hij tot in lengte van eeuwigheid naam maken. Vanaf nu zou alles anders zijn. En dat was het. Of het hem uiteindelijk gelukt is de wereld te veranderen weet ik niet. Maar mijn wereld in elk geval wel. Vanaf één van de eerste momenten dat ik je zag.

Ik ben vaak verliefd geweest. Voordat je voor mij bestond en ook nadat ik je op een dag nooit meer zag. Maar achteraf gezien was het nooit helemaal zoals het hoorde. Want in mijn optiek is verliefdheid iets bijzonders. Daarvan hoor je wakker te liggen. Verliefdheid -echte dus- is aan iemand denken en dan bij voorkeur de klok rond. Het is raar als je je een uur niet zou afvragen wat iemand aan het doen is en waar ze is. Bij jou heb ik zelfs dat uur nooit gehaald. Je was altijd in mijn gedachten. Ik fantaseerde hoe ik je voor me zou winnen. Hoe blij je met me zou zijn. Hoe belangrijk ik voor je was. En hoe gelukkig we samen zouden zijn. Ik zou je held zijn. Ooit zou het goedkomen. En we zouden samen oud worden. Jij en ik. Ik wie ik was, jij het huzarenstukje van God zelf. De Perfectie hand in hand met hem, op wie op zich wel wat af te dingen viel. Maar in fantasie kan nu eenmaal alles. In de mijne zeker.

Toen ik je nooit meer zag bleef ik mij afvragen hoe het je was vergaan. Na een maand. Na een jaar. Na twee jaar. Na vijf. Na tien, zelfs na twintig jaar. Inmiddels ben je niet dagelijks en wekelijks meer in mijn gedachten, maar wel regelmatig. ik vraag me dan af af wie je bent en wat je doet. Zou het God gelukt zijn middels jou de wereld te veranderen of heb ik je destijds te hoog ingeschat? Wat zou ik doen als ik je nu tegenkwam? Zou ik het durven je aan te spreken of zou je voor mij nog steeds De Grote Perfectie zijn en je voorbij lopen om je voor te zijn in het negeren van mij? Nee. Ik zou mij groot houden. Cool en nonchalant reageren. Proberen de toffe peer uit te hangen. Heel stoer. Net zo dom en onhandig als toen dus. En jij zou dan doorlopen. Mij maar raar vinden. En ik zou daarna opnieuw twintig jaar aan je kunnen denken. Hoe je je hand door je haar streek. Je ogen. Je stem. Opnieuw verliefd op de totale perfectie. En God zou zien dat het goed was. De klootzak.

maandag 25 augustus 2008

Strijd der Verleiding..


Eigenlijk had ik zin om mij te bezatten. Maar leek me gewoon niet zo handig. Ik moet morgen namelijk weer werken en werken met een kater is gewoon kudt. Sowieso is het natuurlijk verstandig je soms af te vragen waarom het nodig is je vol te gieten met drank. In zijn algemeenheid, maar op zomaar een maandagavond in het bijzonder. Deze maandagavond bijvoorbeeld. Het is niet zo dat ik alcoholist ben. Denk ik. Maar toch heb ik die behoefte soms gewoon even. Heel sterk zelfs. En dan lijkt het moment niet van belang te zijn. Hoewel mijn weerstand nu uiteraard groter was, dan wanneer ik morgen verder geen verplichtingen zou hebben. Dat dan weer wel. Het is een benijdenswaardig plichtsbesef. Zeg maar gerust een ijzeren discipline.

En wat denk ik er eigenlijk mee op te schieten? Is het echt zo dat het mij goed zou doen? Zou het de zaken zoals ze zijn echt veranderen? In de loop van de avond zou lijken van wel; dat verloop heb ik al eens in een eerder betoog geschetst. Maar het effect is maar kort. Het uiteindelijk nut minimaal. Wat dat betreft zou het niet gek zijn om het gewoon dagelijks op een zuipen te zetten. Bij voorkeur vanaf het moment van wakker worden. Of anders na het ontbijt. Ontbijten schijnt de belangrijkste maaltijd van de dag te zijn. Reuze gezond, en zo. En met je gezondheid moet je nu eenmaal zuinig omgaan. En daarna kan de wodka of vieux op tafel. En kan het Grote Vergeten gaan beginnen. Dag in dag uit. Tot er niets meer is om te vergeten. Simpelweg omdat het vermogen te onthouden niet meer aanwezig is. Probleem opgelost.

Ik had nog anderhalve fles wijn in de kast staan. Troep. Bocht. Maar wit en van een goed jaar. Dit jaar namelijk. Blijkt tot nu toe een uitstekend jaar te zijn om het regelmatig op een ongenadig zuipen te zetten. Hoewel het afgelopen jaar wat dat betreft ook helemaal niet gek was. Ik ben al een aantal keren naar de kast gelopen en heb naar de flessen gekeken. De reeds geopende heb ik even bij de hals gepakt om te kijken in hoeverre ze al geledigd was. Meer dan ik dacht. De inhoud viel zelfs een beetje tegen, hoewel het nog steeds de moeite zou lonen. Ik heb haar weer neergezet en ze de rug toegekeerd. Vandaag even niet. Niet op maandagavond. Discipline. Plichtsbesef. Daarna toch weer naar de kast teruggelopen. Even naar ze gekeken. Meer niet. Weer weggegaan. Dit ritueel herhaalde zich een keer. Toen nog eens. En nog eens.

Klinkt misschien raar, maar uiteindelijk ben ik zelfs naar die kast toegelopen om die twee flessen wijs, doch streng toe te spreken. Dat ze moesten stoppen met het trekken van aandacht. Zich maar eens moesten gaan gedragen. Ik bepaal wanneer ik wel en niet wijn ga drinken. Niet twee nietszeggende groenglazen flessen die denken alle wijsheid in pacht te hebben. Kappen nou. Wegwezen. Het half lege exemplaar draaide haar etiket een beetje mijn kant op en leek te knipogen. Ook het volle exemplaar mengde zich in de strijd der verleiding. Ik echter, bleef volharden en liep weer weg. Hoofdschuddend. Met die gasten viel blijkbaar niet te praten. Maar ze hielden niet op. Kenden geen genade. Echt niet. Ze gingen maar door. Die halflege fles is dus inmiddels niet meer. Ze kreeg haar zin. En het volle exemplaar is ook geen lang leven meer beschoren. Zo gaan die dingen soms. Discipline is voor mietjes. Zeker op maandag.

 

zondag 10 augustus 2008

SuperOma..


Ik ben vandaag bij mijn oma langs geweest. Ze is morgen pas jarig, maar dan was het er misschien niet van gekomen. Dan moet ik werken en zou het wellicht te laat worden. Ik weet namelijk niet hoe het zit met de openingstijden van begraafplaatsen. Ik heb een beetje opgeruimd en geprobeerd de vervaalde witte lettertjes op de steen weer een beetje leesbaar te krijgen. Het schoonmaken ging wel, maar de leesbaarheid is er niet direct op vooruit gegaan. Uiteraard heb ik haar gefeliciteerd (het ‘en nog vele jaren’ weglatend), moest ik huilen en heb ik ‘sorry’ tegen haar gezegd. Een aantal keren. Soms kun je niet duidelijk genoeg zijn.
Als het inderdaad waar is dat je vlak voor je overlijden je leven aan je voorbij ziet gaan, weet ik ook zeker dat er nog even tijd en gelegenheid is om je een aantal mensen voor de geest te halen, die in je leven belangrijk zijn geweest. Ik denk dat het er maar enkelen zullen zijn. Ondanks de honderden, duizenden mensen die je in je leven hebt leren kennen, blijken er uiteindelijk maar een paar indruk genoeg te hebben gemaakt om dat plekje te krijgen aan het einde van je rit. Misschien zeggen ze nog even wat tegen je, maar het kan ook zijn dat je ze gewoon even ziet. Op de manier waarop ze waren toen je ze voor het laatst zag. Of hoe je ze altijd het liefst hebt gezien. Afhankelijk van de hoeveelheid mensen die je hebt gekend zullen het er nooit meer dan tien zijn. Waarschijnlijk zelfs niet eens de helft. In ieder geval zal zij er bij mij tussen staan. Ze is er belangrijk genoeg voor geweest.
Mijn oma was een bijzonder mens. Uniek kan ik wel stellen. En ik heb, toen ik klein was, heel erg veel tijd bij haar doorgebracht. Het was een oma die iedereen zichzelf zou toewensen. Of zijn kinderen. Uiteraard was ze lief. Dat zijn denk ik veel oma’s, maar wat mij betreft zou ik haar in deze de heldenstatus willen toekennen. Of eigenlijk heb ik dat destijds als kind al gedaan. Ik zag haar als een soort van tweede moeder. Dit overigens in zijn geheel niet ten koste van, of als verwijt naar moeder nummer één. Maar met oma’s werkt het net even anders. Je mag altijd toch even wat meer, en ze worden bijna nooit boos. En in mijn geval werd ze zelfs nooit boos. Ik heb mij achteraf wel eens laten vertellen dat ik ook bij haar een bijzondere status had. Dat moet inderdaad zo zijn geweest. Want iedereen was of is wel eens boos op me. Zij dus niet. Niet dat ik weet.
Ik zou uren kunnen vertellen over de dingen die me zijn bijgebleven. De logeerpartijen. Haar kaasblokjes met schijfjes ananas. Limonade wat nooit limonade is gaan heten maar voor mij altijd ‘Ranja’ is gebleven. Anijsmelk. De ritjes achter op de fiets. Kilometers heb ik bij haar achterop gezeten in de loop van de tijd. Dammen met haar. We waren redelijk aan elkaar gewaagd of ze deed het daarop lijken. Dat ze me achteraf gezien gewoon vaak heeft laten winnen. Ik zie haar ervoor aan. Uiteraard hoef ik niet te vertellen dat ze op mijn verjaardag altijd wel wist aan te komen met net iets meer, als waar ik op gehoopt of gerekend had. Maar wat ik vooral nooit zal vergeten is het gevoel van rust. Gezelligheid. Bij haar was alles leuk. Alles was goed. Bij haar was ik thuis.
Maar ook herinner ik mij haar verdriet nadat mijn opa was overleden. Dan zat ze in een soort van leunstoel foto’s te bekijken en begon ze uiteindelijk zachtjes te huilen. Ik deed dan vaak net of ik het niet zag.  Omdat ik niet wist of ze dat wel zou willen. Als we elkaar dan toch even aankeken glimlachte ze even en zei ze dat er niks aan de hand was. Of ik misschien Ranja wilde. Of kaasblokjes. Als we soms samen de foto’s gingen kijken keek ik regelmatig voorzichtig haar kant op. In de hoop dat ze niet zou gaan huilen. Oma’s horen niet te huilen. Zeker geen superoma’s met een heldenstatus. Of oma’s die het juist met anderen zo goed voorhebben.
Toen ik veertien was, vierde mijn vader op een zaterdagavond zijn verjaardag. Ik was die dag met hem mee geweest om hem te helpen. Hij stond toen op de markt en ik ging regelmatig mee. Blijkbaar was het een lange dag geweest want ik was die avond moe en chagrijnig. Mijn oma zat naast me en probeerde op alle mogelijke manieren een gesprek met me aan te gaan. Ik ging er niet op in. Ik had gewoon geen zin. Ik gaf slechts korte antwoorden en negeerde haar min of meer,  in al mijn chagrijnigheid. Eigenlijk deed ik misschien zelfs wel een beetje bot. Aardig in elk geval niet. Ze bleef het proberen. Ze vroeg dingen, vertelde wat of maakte een grapje. Het resultaat was nul. Ik ben uiteindelijk naar bed gegaan en heb niet eens knap gedag gezegd. Als ik mijn dag niet had dan had ik hem niet. En redelijkheid was dan wel eens ver te zoeken.
Toen ik de volgende dag thuiskwam van een bezoek aan AZ (verloren met 0-1 van Feyenoord) stond mijn moeder in de keuken te huilen. Mijn oma was overleden. Ik geloofde het niet. Wilde er niets van weten. Ik ben zelfs die avond nog de samenvatting van de wedstrijd gaan kijken. Want waar je niet aan denkt dat is er niet. En dit was er dus gewoon niet. Ze kon niet dood zijn. Ik heb dit nog best lang volgehouden. Tegenwoordig ga ik heel af en toe bij haar op bezoek. Zoals vandaag bijvoorbeeld. Omdat ze morgen jarig is. Want hoewel het inmiddels al vijfentwintig jaar geleden is, gaat er geen week voorbij dat ik niet even haar denk. En heel soms vraag ik me ook wel eens af of het normaal is dat je als volwassen vent, na zoveel jaar, af en toe moet huilen om een oma die al zo lang dood is.
Ik heb vandaag weer ‘sorry’ gezegd. Mijn excuses aangeboden voor die avond. Dat heb ik al eerder gedaan, maar zal dat wel altijd blijven doen. Terwijl dat helemaal niet hoeft. Ze zou haar hand op mijn hoofd leggen, zachtjes door mijn haar strijken en zeggen dat ik me niet zo druk moet maken. ‘Ik was toch nooit boos op je?’ Ze zou Ranja maken, kaasblokjes snijden en me gewoon weer laten winnen met dammen. Want zo doen heel bijzondere mensen dat. En zo zou zij het zeker doen. Van harte alvast, superoma. Je bent nog lang niet vergeten.

vrijdag 1 augustus 2008

Het Grote Denken..


Als je een been breekt is dat eenvoudig op te lossen. Men verricht een aantal handelingen die op korte termijn de breuk moeten doen herstellen, en na een aantal weken in het gips te hebben gezeten is genezing inderdaad min of meer een feit. Je loopt misschien nog wat lastig, maar er komt een dag dat niets nog wijst op wat je ooit is overkomen. Ditzelfde is van toepassing op allerlei andere breuken. Het lost zich op en, nog mooier, de termijn is min of meer bekend. Dus je weet waar je aan toe bent.

Voor allerlei kleinere pijntjes zijn pilletjes, poedertjes of drankjes. Niet zelden gewoon zelfs bij de betere drogisterij verkrijgbaar. Voor de wat grotere klachten gelieve u zich te wenden tot uw huisarts. In een handschrift, gelijkend op geheimtaal, schrijft hij een briefje wat bij de plaatselijke apotheek kan worden verruild voor de oplossing van bijna al uw problemen. Slik, drink of breng in. Het komt allemaal goed. En dat komt het heel vaak. Echt waar. Je kijkt er van op.

Lukt dat niet, is daar nog altijd het ziekenhuis. Met allerlei prachtige apparaten of ouderwets chirurgisch handwerk komen ze doorgaans een heel eind. Natuurlijk kan het gebeuren dat u pech hebt. U iets onder de leden hebt wat echt niet valt op te lossen. Maar over het algemeen verlaten meer mensen levend het ziekenhuis dan dood. Dat zijn de feiten. Vaststaande gegevens. Men is vreselijk knap tegenwoordig. Geen berg te hoog. Geen zee te diep. Maar waarom heeft men dan verdomme nog steeds niets gevonden tegen Het Grote Denken?

dinsdag 15 juli 2008

De Twee Werelden..

Ik keek naar je. Van afstand. En dan heb ik het niet over meters. Of over naar iemand kijken door dik glas of halfopen bosschages. Nee. Onze afstand bedroeg minimaal één wereld. Die van jou en, heel ver daar vandaan, die van mij. En die twee werelden hadden niet zo heel veel met elkaar gemeen. En dan druk ik mij nog voorzichtig uit. Als mijn wereld rond is dan is die van jou plat. Of andersom. Is het bij mij nacht dan zal het bij jouw wel midden op de dag zijn. En misschien duurt de dag bij jou wel niet eens vierentwintig uur. Of zijn jouw nachten niet zo donker als die van mij. Ik weet het niet. Want ik ken jouw wereld niet. Ik keek alleen maar naar je. Van veraf. Bij toeval. Ineens kon ik je zien. En, dat was misschien nog wel het mooiste, op een gegeven moment zag je mij ook. En keken we ineens naar elkáár. Van afstand dus. Jij vanaf jouw wereld. En ik vanaf die van mij.

Ik stak mijn hand naar je op. Een beetje overdreven voorzichtig. Of ik niet wilde dat iemand zou zien dat ik naar iets zwaaide wat er helemaal niet was. Maar je was verdomd scherp. Want je deed hetzelfde. Al net zo voorzichtig als ik, maar je deed het. Dat wist ik bijna zeker. Een tijdlang daarna probeerde ik het wat uitbundiger. En weer gaf je antwoord. Mijn blikken legden duizenden kilometers af, misschien wel miljoenen want ik weet niet hoever werelden van elkaar afliggen, en die van jou deden hetzelfde. En ergens onderweg, daar in die onmetelijke ruimte, vonden ze elkaar. Ze groetten elkaar. Zo hartelijk als maar mogelijk is. Ze pakten elkaars hand en draaiden vrolijke rondjes tussen de sterren, die als feestverlichting waren aan het donkere plafond boven de dansvloer van onze blikken.  


Ik keek heel vaak naar je. En als je er niet was dan keek ik naar je wereld. Want dáár ergens moest je zijn. Ik vroeg me dan af wat je dan aan het doen was. En of je ook weleens aan mij dacht. Daar op die platte schijf of ronde bol, zo ontzettend ver weg. En waar de nachten zo onwaarschijnlijk donker kunnen zijn. Soms, als ik begon met kijken, zag ik je direct. Stond je daar dan al een tijdje of kwam je net aanlopen? Ik hoopte altijd op het eerste, maar heb het nooit kunnen bewijzen. Soms keken we urenlang naar elkaar. Zwaaiden we of probeerden we elkaar dingen te vertellen. Moeizaam. Want de afstand was groot. Maar het heeft me nooit verveeld. Je bleek altijd een verrassing. Je was ver weg, maar soms leek je zó dichtbij. En dat maakte dan alles goed. En nog steeds. Want voor iemand die zo ver weg is ben je soms verdomd dichtbij. En dat maakt altijd alles goed. Jij in jouw wereld. Ik in de mijne. Wetende dat we ze samen allebei aankunnen.  

woensdag 18 juni 2008

Pak Mijn Hand..

.
Pak mijn hand
ga met me mee

Door het leven
langs problemen
naar de mooie dingen toe
richting horizon

De toekomst
die van ons

Pak mijn hand
en laat hem nooit meer los

Laat me je beschermen
wees niet meer alleen
bang zijn is niet nodig
en eenzaamheid bestaat niet

Lach om me

Lach met me

Pak mijn hand
stevig, met al je kracht
laat me je leiden
en leidt mij
langs de dalen van het leven
en pieken van verdriet

Pak mijn hand
liefdevol
tot in lengte van jaren
als ouderdom een feit is
en alles is gezien

Pak mijn hand
tot aan de allerlaatste dag
.

zondag 15 juni 2008

Sombertjes..

.
Somber geknars van het grind
onder de voeten van de stoet

Verder een statige stilte
uitgezonderd de wind

Grote bomen keken op het schouwspel neer
getuigen van zijn laatste meters

Zwijgende mensen
gezichten beschaamd

Want niemand had gezien
dat hij écht niet meer kon
.

dinsdag 1 april 2008

Terugkeer van het Inhoudelijke..

Ik had de boel al opgeruimd. Eerst had ik het in kastjes en lades opgeborgen. Maar toen het erop leek dat het niet meer van toepassing zou zijn, ging het in dozen. Die hebben nog een tijdlang tegen de muur in de huiskamer opgestapeld gestaan. Voor het idee, denk ik. Dat als ik het toch nodig had ik er snel bij kon. En soms, als ik niks te doen had, opende ik weleens zo’n doos. Maar als ik erin keek deed het me niet zo gek veel meer. Een beetje als een achttienjarige die zijn speelgoed van vroeger terugvindt. Het is allemaal wel leuk en aardig, maar niet meer actueel. Het lijkt allemaal uit een ander leven te komen.

Op een gegeven moment begonnen die opgestapelde dozen hier in de huiskamer toch ook wel wat te storen. Ze namen ruimte in en het oogde allerminst fraai. Verhuizen naar de zolder was dan ook een logische stap. Maar ook een lastige. Want de ervaring had een beetje geleerd dat alles wat op zolder terecht kwam,  vroeg of laat door het plaatselijke kringloopbedrijf werd opgehaald. Op zolder belanden was een soort van allerlaatste stap. Er was nog een weg terug, maar die kans was akelig klein. Veel dozen heb ik nog een keer geopend. De inhoud ervan bekeken. Maar het waren mijn dingen niet meer. En dus gingen ze naar zolder.


En toch heb ik in het ook daar nog weleens dozen staan openmaken. In het schaarse licht van een 25 watt lampje, bengelend aan een verhuisfitting van de Praxis. Want, zo eerlijk moet ik zijn, ik had wel behoefte aan dat wat ik had opgeborgen. Maar het werkte niet. De magie was er niet meer. En uiteindelijk verkleurden en verstofte de dozen. Oogden ze bleek en vermoeid. De laatste jaren raakte ik ze niet meer aan. Ze stonden daar, maar ze hadden niets meer met mij te maken. En met het negeren van die dozen sloot ik ook een hoofdstuk af. Ik was klaar. Het zat erop. Blijkbaar was dit het. Ik werd er goed in mijn schouders op te halen. En dacht eraan de kringloop te bellen. Om de boel af te ronden. Om dingen voor eens en voor altijd af te sluiten.

En toen kwam jij.

maandag 17 maart 2008

De Herinneringen..

.
Door een kille grens van glas, de vingertoppen elkaar rakend. In gedachten, want alles is geweest. Door een waas, als in de vaagste droom denkbaar, elkaar ontmoetende blikken. Grote ogen vol ongeloof, hoopvol starend naar elkaar. Als door een zwarte rook die nooit meer op zal trekken. Het gemis groot, in de wetenschap dat uiteindelijk zelfs dat gemis op een dag zal ontbreken. Handen vlakker tegen het glas gedrukt zodat vingers als palmen lijken, wuivend in de wind op een goudgeel strand. Pure schoonheid ooit ergens bedacht in de allermooiste fantasie. Een warme bries van mooie herinneringen, zo nu en dan bruut onderbroken door de donder van het onweer, hoorbaar voor slechts een enkeling. Dan weer de kilte van het glas, koud genoeg het op den duur pijn te laten doen.

Herinneringen.

Niets meer dan dat.

.