Er werd hier op dit blog onlangs een melding gemaakt die sloeg op het verlenen van service. Zou enkel tussen negen en zes plaatsvinden. Dit was niet zomaar een loze kreet. Feit is namelijk dat je van een blog als dit niet kunt leven. Iets met brood op de plank. En dus verkoop ik mijn lichaam. En ziel. Dagelijks. Noodgedwongen. Omdat het niet anders kan. Voor geld. Koud, kil en zonder liefde. Ik werk dus in een winkel. De detailhandel, zoals dat zo mooi heet. Ik ga hier geen betoog houden hoe erg dat wel niet is. Nu niet althans. Sommige dingen hebben tijd nodig. Over andere dingen heb je het gewoon liever niet. Nooit niet. Een ieder is verantwoordelijk voor het verloop van zijn of haar eigen leven. Ik ben hierop geen uitzondering, hoe graag ik dat soms ook zou willen. Ik werk in een winkel en of dat op zich al niet ellendig genoeg is, ook nog eens een plek waar men kerstartikelen verkoopt. Nee, ikzelf denk inderdaad ook niet dat het nog erger kan. Middels een voorbeeld ga ik u overtuigen van mijn gelijk.
Een zo op het oog gezonde vrouw van, pak hem beet, een jaar of zestig haalt uit een verkreukeld Vomar tasje een item wat ik in eerste instantie niet thuis kan brengen. Ze is boos. Dat zie ik wel al direct. Woest toont ze mij het enge roodwitte ding wat daar nu in zijn geheel het daglicht ziet. Het blijkt een reuzenmuts te zijn. Een enorme muts waarvan het de bedoeling is dat je die over de rugleuning van je stoel hangt. Daarmee decoreer je dus je eetkamerstoelen, omdat iedere vorm van kerstdecoratie tenslotte nooit te prominent aanwezig kan zijn. Is mooi. Is gezellig. Zoiets. Een soort van stoelhoes in de vorm van de muts van de Kerstman. Ik persoonlijk zou het een prima reden vinden minimaal drie maanden, zonder enige vorm van schaamte, volledig impotent te geraken, maar er zijn dus echt mensen die zoiets mooi vinden en kopen. En zelfs terug naar de winkel gaan als het product niet aan de groteske verwachtingen voldoet. En daar moet ik dus, in het kader van mijn functie, serieus mee omgaan.
De gewraakte stoelleuningmuts bleek er één te zijn uit een set van vier. Demonstratief toonde ze mij de kassabon. Haar hand leek wat te trillen. Was dit de leeftijd of de mate van opwinding over het onrecht wat haar was aangedaan? Ik zou er niet om hebben durven wedden. Nog steeds niet trouwens. Ze frommelde het bonnetje weer in haar jaszak zodat ze haar handen vrij had mij eens haarfijn te wijzen op het leed en de ellende wat haar was aangedaan. Ze vouwde de muts uit en warempel, de witte donsachtige voering onderaan de rode driehoek was weinig netjes afgewerkt. Eén of ander rottig ondervoed kutkind, ergens in één of ander fucking derde wereldland, was niet bepaald zorgvuldig omgegaan met de stiksels. Duidelijk zichtbaar waren de lijnen van ronduit slordig naaiwerk. Belachelijk. Schande. Zo wil natuurlijk geen mens zijn kerstdagen in. Vier stoelhoezen in de vorm van kerstmutsen waarvan één met slordige stiksels? Het moet inderdaad allemaal niet gekker worden.
Omdat er blijkbaar nog meer mongolen waren geweest die de aankoop van hun leven hadden gedaan, en het product dus volledig was uitverkocht, kon ik het niet omruilen. Ik bracht haar dit gruwelijke nieuws met alle tact die ik had, maar als blikken konden doden lag ik nu met mijn handen op mijn buik te wachten op de finale plechtigheid. Mijn hoofd vredig rustend op het kantige kussentje, in een aan de binnenzijde verder keurig met stof afgewerkte licht eiken kist. Bij voorkeur met zoveel mogelijk stik- en naaifouten als maar kon. Ik zag het haar denken. Dus stelde ik voor dat ze haar geld terug kon krijgen. Haar reactie zou geen mens voor mogelijk hebben gehouden. Ik in elk geval niet. Dan had ze (gudverdegudver) niets om over haar stoelen te doen! Ze vervloekte vervolgens in niet mistenverstane bewoordingen mij, én het bedrijf wat mij maandelijks het brood op de plank brengt. Natuurlijk was ik op mijn hoede. Ik ben niet gek. Voorzichtig keek ik dan ook om mij heen op zoek naar de verborgen camera’s. Dit moest een grap zijn. Maar het was echt. Ze meende alles wat ze zei.
Omdat zelfs mijn geduld en begrip bepaalde grenzen kent, vroeg ik of dit nu echt het einde van de wereld was. Ze gaf geen antwoord maar frommelde des donders de reuzenmuts weer in het tasje. Ze zou het er met haar man over hebben. Ze wist het te brengen als een heus dreigement. In een flits zag ik hem in gedachten al binnenkomen. Een haarband om het hoofd gesnoerd, een ketting van kogels om de gespierde nek en een mitrailleur die zo groot was dat het met twee handen gedragen moest worden. De regen van kogels zou zo nu en dan slechts onderbroken worden door zijn onduidelijk, binnensmonds gebral. Ik zag Rambo. Ik zag Rambo op zijn best. Op zoek naar gerechtigheid. En niets of niemand die hem daarvan zou kunnen weerhouden. We gingen er allemaal aan en uiteindelijk volkomen terecht. Stoelhoezen in de vorm van kerstmutsen, maar ronduit slordig gestikt. Het recht zou eindelijk zegevieren. En voor ik het wist was ze weg. Allerlei verwensingen, maar toch ook vooral een enorm belangrijke vraag, achterlatend.
Want wat moeten we nu nog? Als volwassen mensen zich serieus druk kunnen maken om de stiksels in reuzenpuntmutsen. Wat valt er dan nog te redden? Hebben we het dan niet wat te goed met zijn allen? Als er verder niets meer is om je voor in te zetten, als je idealen en dromen van weleer op een dag in puntmutsen zijn uit te drukken, dan zijn we ergens onderweg toch volledig mank gegaan? Ik werk in een winkel omdat je van een blog als dit niet kunt leven. Zodoende heb ik met grote regelmaat te maken met mensen zoals dit. Mensen zoals u, wellicht. Gezien de enorme hoeveelheid lieden die de weg kwijt is, moet daar namelijk statistisch gezien wel een kern van waarheid in zitten. Ik sta met mijn neus bovenop de totale teloorgang van de mensheid. En sta die ondergang vriendelijk te woord. Koud en kil. Zonder liefde. Zonder hoop dat het tij nog valt te keren. Evolutionair zijn we op ons retour. Laat het vanaf nu nog sneller gebeuren. Stop ons lijden. Fijne feestdagen. Nu het nog kan.