Ik was de chauffeur van die bestelbus geweest. Sterker, het was mijn Mercedes Vito die, als dit ooit zou uitkomen, legendarisch dan wel veelbesproken zou worden. Ik was op een parkeerplaats aangesproken, er was mij heel veel geld geboden en ik was akkoord gegaan. Niet eens alleen om het geld. Ik vond werkelijk dat ze gelijk hadden. Het moest maar eens afgelopen zijn. Het moest maar eens duidelijk zijn wie het hier in dit land nu eigenlijk voor het zeggen had. Normen en waarden, maar vooral tradities. De tradities van het land wat mij zo lief is. Wat wilde ik graag meewerken. Wat dacht ik te strijden voor de goede zaak. Maar het geweld, de grofheid, het meedogenloze schokte mij pas op het moment dat het te laat was. Toen ik zag hoe een aantal Zwarte Pieten inhakte op de Kerstman. Hem tot bloedens aan toe buiten westen sloegen. Toen hij levenloos in de laadruimte van mijn Vito lag en één van de pieten tijdens de vlucht over hem heen urineerde. Toen we hem deze kelder binnensleepte. Vastbonden. En zij met hun roe op hem in bleven slaan. Tot het leek of zijn hoofd elk moment af kon breken.
God, wat was het koud. Ik keek naar de wolkjes die via mijn mond het levenslicht zagen. Ik probeerde leuke vormen te ontdekken, maar zag niets anders dan gruwelen. Vage vormen die je alleen maar naar de strot leken te willen grijpen. Ik zocht in het duister naar een vallend blaadje dat mijn enige contact was met alles zoals het ooit was geweest. Ik probeerde de ademhaling te negeren van de man die er eigenlijk ook allemaal niets aan kon doen. Ik sloot mijn ogen, probeerde mijzelf op te lossen, maar werd telkens vroegtijdig wakker door hatelijk gelach van aanwezige pieten of het geluid van houten roes die neerkwamen op het levensloze lichaam van de Kerstman. Soms slaakte hij even een kreet. Soms uitte hij zijn ongenoegen met een gehoest en gekuch. Soms stelde hij vragen. Waar hij was. Waarom dit was. Wat hij fout had gedaan. Of ze wilde stoppen hem pijn te doen. Dat hij het koud had. Eén keer moest hij huilen. Onbedaarlijk. Zijn grote lichaam bewoog heftig bij iedere uithaal. Wat was ik blij toen zijn geest het daarna weer even opgaf. Iedereen moest lachen. Ik niet. Ik keek naar mijn wolkjes. Zocht het blaadje. Voelde mij schuldig en wanhopig.
Bij aanvang hadden ze gelijk gehad. Sinterklaas is het helemaal. Sinterklaas is de held. En er was inderdaad iets vreemds gaande. Nog voordat het vijf december was liepen mensen al reeds met kerstbomen te slepen. Vanaf oktober was het tegenwoordig al mogelijk allerlei zaken te kopen die met kerst te maken hadden. En ieder jaar werd het gekker. Sinterklaas leek niet meer te tellen. Neerlands Tokkies leken hun keuze te hebben gemaakt. De Sint was uit, de Kerstman helemaal in. Terwijl Sinterklaas helemaal 100% echt is en de Kerstman, zo dacht ik, puur verzonnen. Door één of ander Cola merk, had ik mij laten vertellen. Veel triester kun je het inderdaad niet verzinnen. Maar soms lijkt het verstand niet te tellen. Mensen doen maar wat. Lieten kerst door hun strot duwen. Omdat de commercie nu eenmaal een partij is die je onmogelijk kunt negeren. Het ging ten koste van mijn jeugdheld. Langzaam maar gestaag. Tot de dag dat Sinterklaas definitief niet meer mee leek te tellen. Een onbeduidend, nietszeggend tussendoor - omdat het moet- feestje. Nee, het is niet raar dat mensen het daar moeilijk mee hebben en roepen dat het anders moet. En daar moeite voor doen. En ik dus ook. Maar dit was volledig van God los. Dit ging echt veel te ver. Mij althans wel. Ik stel het nog maar een keer heel duidelijk.
In het midden van een vochtige en bovenal koude kelder zit een man met overgewicht vastgesnoerd op een houten stoel. Zwarte pieten maken in de schaars verlichte ruimte grappen waar iedereen om moet lachen. Ze gebruiken geweld of tonen op zijn minst weinig compassie met iemand die het ongekend zwaar heeft. Hoewel ik slechts de status van chauffeur heb, is er ook voor mij geen weg terug. Hoe vaak ik mijn ogen ook sluit. Ik ben getuige van een oorlog die slechts in eerste instantie de mijne was. Ik heb het koud, maar het is waarschijnlijk niets bij wat die man op de stoel in het midden van de kelder voelt. Iemand krijgt een sms. De Sint is onderweg. Er is gejuich en men zingt op hatelijke toon sinterklaasliedjes. Het hoofd op het levensloze lichaam beweegt, maar breekt niet af. Rolt niet over de grond mijn richting uit, om mij vervolgens vragend aan te kijken. In feite is dat een meevaller. Op welke vraag dan ook, zou ik hem nu namelijk geen antwoord meer hebben kunnen geven. Hard en zonder mededogen gooit men pepernoten zijn kant op. Iemand pakt zijn bel van de grond en roept ‘ho ho ho’. Lachend. Op een wijze ronduit minderwaardig. Het is kerstavond. Kerstavond 2010. De avond dat Sinterklaas eindelijk het feestje van een ander verstoorde. Meedogenloos en definitief.