Goed. Dat was inderdaad geen kerstverhaal waarmee we prijzen gaan winnen. Die we jaarlijks, in vele versies verfilmd, op de buis gaan terugzien. Jammer is dat toch, want hoe mooi zou dat zijn. Toch een stukje erkenning en waardering dan. Zegmaar. Toegegeven; wil je echt iets neerzetten qua kerstfilmgebeuren is het natuurlijk onverstandig de Kerstman zo neer te zetten als wij dat deden, maar zo rond 5 december zou je toch zeggen dat er wel wat liefhebbers zijn te vinden. En het hoeft niet altijd zo lief en zoetsappig te zijn. Toch? Mag best een beetje harder. Beetje meer van deze tijd. Een tijd die nu eenmaal niet zo lief en zoetsappig is als we graag zouden willen geloven. Wat dat betreft sprak ook 2010 weer boekdelen. En kijk, daar is het bruggetje in dit verhaal naar vanavond. De naadloze overgang naar nu. Naar oud en nieuw. Op zich ook wel weer knap. Zeg dus nooit dat we helemaal geen talent hebben.
Want inderdaad, vanavond is het weer even tijd om terug te kijken. Om het jaar, wat zo goed als achter ons ligt, wat nader te beschouwen. Doen we niet, komt ons na al die voorgaande keren namelijk behoorlijk de strot uit, maar het zou er wel de gelegenheid voor zijn. Beetje ouwehoeren over hoe kudt het allemaal weer was, een opsomming van wat er zoal faliekant de mist inging en dat soort geneuzel. Maar we kijken dus wel beter uit. Klagen is niet volgens de normen en waarden van Het wakend Oog versie 2.0. Klagen is volstrekt nutteloos. Klagen is graag kinderen willen, maar dit denken te bereiken middels masturbatie. Het lucht dan misschien wel eens op, maar het kan verdomd lang duren voor je op een dag je grommetje voor het eerst bij de peuterspeelzaal afzet. Lijkt wellicht een wat bizarre vergelijking, zeker met het oog op de actualiteiten, maar het is dan inmiddels ook al bijna elf uur. Want klagen doen we dan niet, maar zuipen natuurlijk wel. Oud en nieuw is oud en nieuw. Zo is het ook nog een keer.
Feit is wel dat 2010 voorbij was, voor we er erg in hadden. In de winter keken we uit naar de lente, vergaten dit volledig toen het eenmaal zover was, en richtten toen noodgedwongen de blik op de zomer. Die kwam, maar werd niet bewust meegemaakt. Te druk. Andere dingen aan het hoofd. Wie zal het zeggen. Dus was het herfst voor we het wisten en of dat niet erg genoeg was sloeg de winter vervolgens meer dan genadeloos toe. Hup, weer een jaar verder. En kijk, dat we gaan we in 2011 eens heel anders doen. We zetten de handrem op de tijd door nou niet eens te kijken naar wat gaat komen, maar simpelweg te ervaren wat er nu, op dit moment, is. Kijk, voelt u hem al aankomen? Kun je dus een beetje de toffe peer uithangen met voornemens die slaan op stoppen met roken, minder vreten, zuipen en vreemdgaan, maar uiteindelijk is dit de beste raad, het mooiste voornemen, wat wij u mee kunnen geven. Ga nou eens blij zijn met de dag van vandaag. En doe eens stoppen met dat nutteloze gewacht op dat, wat misschien ooit komen gaat.
Vanaf morgen is vandaag, niets meer of minder dan vandaag. Zullen we dat zo afspreken? Laat dat stoppen met roken maar. Gaat toch niets worden. Morgen is het één januari en dat is de eerste dag van een lange reeks die u eindelijk bewust gaat meemaken. Waarvan u gaat genieten alsof het de laatste is. En dat dag na dag. 2011 gaat een prachtig jaar worden omdat we niet meer gaan wachten, maar gaan ondernemen. 2011 is het jaar van Het Grote Doen. 2011 is het jaar dat geklaag zo vreselijk 2010 zal klinken. 2011 is het jaar van al het mooie. Het jaar dat uiteindelijk alles op zijn plek viel. Het jaar dat met zich meebracht dat de volgende dag inderdaad eindelijk alles anders was. Wij hebben er zin in. Kunnen haast niet wachten. Zijn klaar voor de lente, maar gaan het restant van deze winter bewust meemaken. Precies, hoe positief kan een mens eigenlijk zijn? Ga weg 2010. Geef het maar gewoon op. Het is tijd voor wat anders. Het is tijd voor 2011. Met ingang van nu. En heel bewust.
vrijdag 31 december 2010
donderdag 30 december 2010
Noodlottige Kerst.. 2 van 2..
Ik was de chauffeur van die bestelbus geweest. Sterker, het was mijn Mercedes Vito die, als dit ooit zou uitkomen, legendarisch dan wel veelbesproken zou worden. Ik was op een parkeerplaats aangesproken, er was mij heel veel geld geboden en ik was akkoord gegaan. Niet eens alleen om het geld. Ik vond werkelijk dat ze gelijk hadden. Het moest maar eens afgelopen zijn. Het moest maar eens duidelijk zijn wie het hier in dit land nu eigenlijk voor het zeggen had. Normen en waarden, maar vooral tradities. De tradities van het land wat mij zo lief is. Wat wilde ik graag meewerken. Wat dacht ik te strijden voor de goede zaak. Maar het geweld, de grofheid, het meedogenloze schokte mij pas op het moment dat het te laat was. Toen ik zag hoe een aantal Zwarte Pieten inhakte op de Kerstman. Hem tot bloedens aan toe buiten westen sloegen. Toen hij levenloos in de laadruimte van mijn Vito lag en één van de pieten tijdens de vlucht over hem heen urineerde. Toen we hem deze kelder binnensleepte. Vastbonden. En zij met hun roe op hem in bleven slaan. Tot het leek of zijn hoofd elk moment af kon breken.
God, wat was het koud. Ik keek naar de wolkjes die via mijn mond het levenslicht zagen. Ik probeerde leuke vormen te ontdekken, maar zag niets anders dan gruwelen. Vage vormen die je alleen maar naar de strot leken te willen grijpen. Ik zocht in het duister naar een vallend blaadje dat mijn enige contact was met alles zoals het ooit was geweest. Ik probeerde de ademhaling te negeren van de man die er eigenlijk ook allemaal niets aan kon doen. Ik sloot mijn ogen, probeerde mijzelf op te lossen, maar werd telkens vroegtijdig wakker door hatelijk gelach van aanwezige pieten of het geluid van houten roes die neerkwamen op het levensloze lichaam van de Kerstman. Soms slaakte hij even een kreet. Soms uitte hij zijn ongenoegen met een gehoest en gekuch. Soms stelde hij vragen. Waar hij was. Waarom dit was. Wat hij fout had gedaan. Of ze wilde stoppen hem pijn te doen. Dat hij het koud had. Eén keer moest hij huilen. Onbedaarlijk. Zijn grote lichaam bewoog heftig bij iedere uithaal. Wat was ik blij toen zijn geest het daarna weer even opgaf. Iedereen moest lachen. Ik niet. Ik keek naar mijn wolkjes. Zocht het blaadje. Voelde mij schuldig en wanhopig.
Bij aanvang hadden ze gelijk gehad. Sinterklaas is het helemaal. Sinterklaas is de held. En er was inderdaad iets vreemds gaande. Nog voordat het vijf december was liepen mensen al reeds met kerstbomen te slepen. Vanaf oktober was het tegenwoordig al mogelijk allerlei zaken te kopen die met kerst te maken hadden. En ieder jaar werd het gekker. Sinterklaas leek niet meer te tellen. Neerlands Tokkies leken hun keuze te hebben gemaakt. De Sint was uit, de Kerstman helemaal in. Terwijl Sinterklaas helemaal 100% echt is en de Kerstman, zo dacht ik, puur verzonnen. Door één of ander Cola merk, had ik mij laten vertellen. Veel triester kun je het inderdaad niet verzinnen. Maar soms lijkt het verstand niet te tellen. Mensen doen maar wat. Lieten kerst door hun strot duwen. Omdat de commercie nu eenmaal een partij is die je onmogelijk kunt negeren. Het ging ten koste van mijn jeugdheld. Langzaam maar gestaag. Tot de dag dat Sinterklaas definitief niet meer mee leek te tellen. Een onbeduidend, nietszeggend tussendoor - omdat het moet- feestje. Nee, het is niet raar dat mensen het daar moeilijk mee hebben en roepen dat het anders moet. En daar moeite voor doen. En ik dus ook. Maar dit was volledig van God los. Dit ging echt veel te ver. Mij althans wel. Ik stel het nog maar een keer heel duidelijk.
In het midden van een vochtige en bovenal koude kelder zit een man met overgewicht vastgesnoerd op een houten stoel. Zwarte pieten maken in de schaars verlichte ruimte grappen waar iedereen om moet lachen. Ze gebruiken geweld of tonen op zijn minst weinig compassie met iemand die het ongekend zwaar heeft. Hoewel ik slechts de status van chauffeur heb, is er ook voor mij geen weg terug. Hoe vaak ik mijn ogen ook sluit. Ik ben getuige van een oorlog die slechts in eerste instantie de mijne was. Ik heb het koud, maar het is waarschijnlijk niets bij wat die man op de stoel in het midden van de kelder voelt. Iemand krijgt een sms. De Sint is onderweg. Er is gejuich en men zingt op hatelijke toon sinterklaasliedjes. Het hoofd op het levensloze lichaam beweegt, maar breekt niet af. Rolt niet over de grond mijn richting uit, om mij vervolgens vragend aan te kijken. In feite is dat een meevaller. Op welke vraag dan ook, zou ik hem nu namelijk geen antwoord meer hebben kunnen geven. Hard en zonder mededogen gooit men pepernoten zijn kant op. Iemand pakt zijn bel van de grond en roept ‘ho ho ho’. Lachend. Op een wijze ronduit minderwaardig. Het is kerstavond. Kerstavond 2010. De avond dat Sinterklaas eindelijk het feestje van een ander verstoorde. Meedogenloos en definitief.
God, wat was het koud. Ik keek naar de wolkjes die via mijn mond het levenslicht zagen. Ik probeerde leuke vormen te ontdekken, maar zag niets anders dan gruwelen. Vage vormen die je alleen maar naar de strot leken te willen grijpen. Ik zocht in het duister naar een vallend blaadje dat mijn enige contact was met alles zoals het ooit was geweest. Ik probeerde de ademhaling te negeren van de man die er eigenlijk ook allemaal niets aan kon doen. Ik sloot mijn ogen, probeerde mijzelf op te lossen, maar werd telkens vroegtijdig wakker door hatelijk gelach van aanwezige pieten of het geluid van houten roes die neerkwamen op het levensloze lichaam van de Kerstman. Soms slaakte hij even een kreet. Soms uitte hij zijn ongenoegen met een gehoest en gekuch. Soms stelde hij vragen. Waar hij was. Waarom dit was. Wat hij fout had gedaan. Of ze wilde stoppen hem pijn te doen. Dat hij het koud had. Eén keer moest hij huilen. Onbedaarlijk. Zijn grote lichaam bewoog heftig bij iedere uithaal. Wat was ik blij toen zijn geest het daarna weer even opgaf. Iedereen moest lachen. Ik niet. Ik keek naar mijn wolkjes. Zocht het blaadje. Voelde mij schuldig en wanhopig.
Bij aanvang hadden ze gelijk gehad. Sinterklaas is het helemaal. Sinterklaas is de held. En er was inderdaad iets vreemds gaande. Nog voordat het vijf december was liepen mensen al reeds met kerstbomen te slepen. Vanaf oktober was het tegenwoordig al mogelijk allerlei zaken te kopen die met kerst te maken hadden. En ieder jaar werd het gekker. Sinterklaas leek niet meer te tellen. Neerlands Tokkies leken hun keuze te hebben gemaakt. De Sint was uit, de Kerstman helemaal in. Terwijl Sinterklaas helemaal 100% echt is en de Kerstman, zo dacht ik, puur verzonnen. Door één of ander Cola merk, had ik mij laten vertellen. Veel triester kun je het inderdaad niet verzinnen. Maar soms lijkt het verstand niet te tellen. Mensen doen maar wat. Lieten kerst door hun strot duwen. Omdat de commercie nu eenmaal een partij is die je onmogelijk kunt negeren. Het ging ten koste van mijn jeugdheld. Langzaam maar gestaag. Tot de dag dat Sinterklaas definitief niet meer mee leek te tellen. Een onbeduidend, nietszeggend tussendoor - omdat het moet- feestje. Nee, het is niet raar dat mensen het daar moeilijk mee hebben en roepen dat het anders moet. En daar moeite voor doen. En ik dus ook. Maar dit was volledig van God los. Dit ging echt veel te ver. Mij althans wel. Ik stel het nog maar een keer heel duidelijk.
In het midden van een vochtige en bovenal koude kelder zit een man met overgewicht vastgesnoerd op een houten stoel. Zwarte pieten maken in de schaars verlichte ruimte grappen waar iedereen om moet lachen. Ze gebruiken geweld of tonen op zijn minst weinig compassie met iemand die het ongekend zwaar heeft. Hoewel ik slechts de status van chauffeur heb, is er ook voor mij geen weg terug. Hoe vaak ik mijn ogen ook sluit. Ik ben getuige van een oorlog die slechts in eerste instantie de mijne was. Ik heb het koud, maar het is waarschijnlijk niets bij wat die man op de stoel in het midden van de kelder voelt. Iemand krijgt een sms. De Sint is onderweg. Er is gejuich en men zingt op hatelijke toon sinterklaasliedjes. Het hoofd op het levensloze lichaam beweegt, maar breekt niet af. Rolt niet over de grond mijn richting uit, om mij vervolgens vragend aan te kijken. In feite is dat een meevaller. Op welke vraag dan ook, zou ik hem nu namelijk geen antwoord meer hebben kunnen geven. Hard en zonder mededogen gooit men pepernoten zijn kant op. Iemand pakt zijn bel van de grond en roept ‘ho ho ho’. Lachend. Op een wijze ronduit minderwaardig. Het is kerstavond. Kerstavond 2010. De avond dat Sinterklaas eindelijk het feestje van een ander verstoorde. Meedogenloos en definitief.
woensdag 29 december 2010
Noodlottige Kerst.. 1 van 2..
De ruimte was koud en vochtig. Zo koud dat als wij ademden, uit onze monden vreemde wolken tevoorschijn kwamen. De grove stenen van de wand glommen in het schaarse licht. Ze waren nat, maar het zou me niets verbazen als het water op sommige plekken had plaatsgemaakt voor een laagje ijs. Buiten vroor het minimaal twaalf graden, om over de gevoelstemperatuur nog maar te zwijgen. Op de straffe oostenwind van vandaag was het onmogelijk geweest je te kleden. ’’Of je in je blote reet de Elfstedentocht hebt gereden’’. Zei één van de aanwezigen. Iedereen moest lachen. Ik niet. Ik vond al een tijdje dat er niet zo heel erg veel meer te lachen viel. Een windvlaag blies door het gat van het gebroken glas, van het kleine raampje op straathoogte, dode bladeren de kelder binnen. De meeste vielen bijna direct en zonder omhaal op de vloer, één dwarrelde nog wat rond als door een onzichtbare hand gedragen. Ik stond erbij een keek erna. Zoals ik de rest van de nacht ook zou doen. Machteloos. Te bang om te doen wat mijn verstand van mij verlangde.
De kelder was slechts schaars verlicht. Ergens aan de wand, rechts naast de oude doch onverwoestbare stalen deur, kwamen wat draadjes uit de muur waar ooit iemand een fitting aan had gezet. Het wattage van het lampje was niet bepaald afgestemd op de grootte van de ruimte. Laat staan op de mate van duisternis die kelderruimtes nu eenmaal eigen zijn. Al op een paar meter afstand werden gezichten schimmen. Nog verder weg kwamen stemmen uit een compleet duister. Ik weet dan ook niet hoe het afgelopen is met het blaadje dat op verkenningstocht ging, al dan niet met behulp van een onzichtbare hand. Misschien heeft het nog uren rondgezweefd. Misschien is het getuige geweest van de ellende die hier plaatsvond. Maar ik ga ervan uit dat het al met al nog vrij vlot op de grond is beland, waar het later die nacht ongetwijfeld is vertrapt door één van ons. Het was al dood, zo werkt dat met blaadjes die van bomen vallen, maar toch. Het was het laatste teken dat dingen waren zoals ze behoorden te zijn. En daarom denk ik er nog wel eens aan.
Ik had het koud, maar durfde me niet te bewegen. Want hoewel iedereen wist dat ik er was, hoopte ik dat ze het allemaal zouden vergeten. Door mij maar zo lang mogelijk stil te houden, net te doen of ik niet bestond, zou ik misschien vanzelf verdwijnen. Ik zou langzaam oplossen. Op een gegeven moment zou ik mijn ogen sluiten om ze pas weer open te doen als ik de stemmen van hier niet meer hoorde of als ik voelde dat het warmer werd. Ik zou wakker worden, in bijvoorbeeld mijn eigen bed, doordat mijn gordijnen geen bescherming meer boden tegen het licht van de stralende zon die zojuist was opgekomen. Ik zou nog even blijven liggen, denkend aan deze waanzinnige droom en waar ik het toch allemaal vandaan haal, en uiteindelijk blij mijn dag aanvangen. In geen geval zou ik zijn in een donkere vochtige kelder met een aantal lieden die elk gevoel voor menselijkheid volledig waren verloren. Een groep gestoorden, zo wist ik nu, waar ik wel degelijk deel van uitmaakte. Ik had niet geweten dat het zo zou gaan, maar was medeplichtig tot en met. Ik zocht dan ook geen excuses. Slechts een kleine uitweg mijn geweten de kans te geven, hier ooit bovenop te komen.
In het midden van de ruimte stond een houten stoel met daarop een man. Zijn benen waren met lederen banden aan elkaar gebonden. Banden die op hun beurt stevig vastgenageld waren aan het massieve hout van de stoel zelf. Ook zijn armen waren vakkundig met dezelfde soort banden vastgemaakt aan de leuningen. Zo strak dat zijn handen dik waren geworden en de vage, ongezonde kleur van zijn huid zelfs de allerlaatste schijn van levenslustigheid had weggenomen. Dat was zelfs in het schaarse licht nog te zien. Zijn hoofd hing schuin op de romp alsof het elk moment kon afbreken. Zijn baard lag in diepe rust, tot ver op zijn opgezette buik, mee te bewegen met een moeizaam maar duidelijk hoorbare ademhaling. Op het witte bont van zijn rode jas zat bloed. Sommige plekken leken vers, anderen waren inmiddels donkerrood van kleur en klaarblijkelijk dus minder recent. De nogal gewelddadige gebeurtenissen van eerder die avond hadden ook zijn pantalon geen goed gedaan. Ook hier donkerrode plekken afgewisseld met scheuren en de stille getuigen in de vorm van vuil, wat nu eenmaal onvermijdelijk is als je iemand meterslang verdoofd over straat sleept, je bestelbus in. Aan de ene kant van de stoel lag op de grond een messing bel met houten handvat, aan de andere kant een jute zak met een, zo op het oog, beperkte inhoud.
De kelder was slechts schaars verlicht. Ergens aan de wand, rechts naast de oude doch onverwoestbare stalen deur, kwamen wat draadjes uit de muur waar ooit iemand een fitting aan had gezet. Het wattage van het lampje was niet bepaald afgestemd op de grootte van de ruimte. Laat staan op de mate van duisternis die kelderruimtes nu eenmaal eigen zijn. Al op een paar meter afstand werden gezichten schimmen. Nog verder weg kwamen stemmen uit een compleet duister. Ik weet dan ook niet hoe het afgelopen is met het blaadje dat op verkenningstocht ging, al dan niet met behulp van een onzichtbare hand. Misschien heeft het nog uren rondgezweefd. Misschien is het getuige geweest van de ellende die hier plaatsvond. Maar ik ga ervan uit dat het al met al nog vrij vlot op de grond is beland, waar het later die nacht ongetwijfeld is vertrapt door één van ons. Het was al dood, zo werkt dat met blaadjes die van bomen vallen, maar toch. Het was het laatste teken dat dingen waren zoals ze behoorden te zijn. En daarom denk ik er nog wel eens aan.
Ik had het koud, maar durfde me niet te bewegen. Want hoewel iedereen wist dat ik er was, hoopte ik dat ze het allemaal zouden vergeten. Door mij maar zo lang mogelijk stil te houden, net te doen of ik niet bestond, zou ik misschien vanzelf verdwijnen. Ik zou langzaam oplossen. Op een gegeven moment zou ik mijn ogen sluiten om ze pas weer open te doen als ik de stemmen van hier niet meer hoorde of als ik voelde dat het warmer werd. Ik zou wakker worden, in bijvoorbeeld mijn eigen bed, doordat mijn gordijnen geen bescherming meer boden tegen het licht van de stralende zon die zojuist was opgekomen. Ik zou nog even blijven liggen, denkend aan deze waanzinnige droom en waar ik het toch allemaal vandaan haal, en uiteindelijk blij mijn dag aanvangen. In geen geval zou ik zijn in een donkere vochtige kelder met een aantal lieden die elk gevoel voor menselijkheid volledig waren verloren. Een groep gestoorden, zo wist ik nu, waar ik wel degelijk deel van uitmaakte. Ik had niet geweten dat het zo zou gaan, maar was medeplichtig tot en met. Ik zocht dan ook geen excuses. Slechts een kleine uitweg mijn geweten de kans te geven, hier ooit bovenop te komen.
In het midden van de ruimte stond een houten stoel met daarop een man. Zijn benen waren met lederen banden aan elkaar gebonden. Banden die op hun beurt stevig vastgenageld waren aan het massieve hout van de stoel zelf. Ook zijn armen waren vakkundig met dezelfde soort banden vastgemaakt aan de leuningen. Zo strak dat zijn handen dik waren geworden en de vage, ongezonde kleur van zijn huid zelfs de allerlaatste schijn van levenslustigheid had weggenomen. Dat was zelfs in het schaarse licht nog te zien. Zijn hoofd hing schuin op de romp alsof het elk moment kon afbreken. Zijn baard lag in diepe rust, tot ver op zijn opgezette buik, mee te bewegen met een moeizaam maar duidelijk hoorbare ademhaling. Op het witte bont van zijn rode jas zat bloed. Sommige plekken leken vers, anderen waren inmiddels donkerrood van kleur en klaarblijkelijk dus minder recent. De nogal gewelddadige gebeurtenissen van eerder die avond hadden ook zijn pantalon geen goed gedaan. Ook hier donkerrode plekken afgewisseld met scheuren en de stille getuigen in de vorm van vuil, wat nu eenmaal onvermijdelijk is als je iemand meterslang verdoofd over straat sleept, je bestelbus in. Aan de ene kant van de stoel lag op de grond een messing bel met houten handvat, aan de andere kant een jute zak met een, zo op het oog, beperkte inhoud.
dinsdag 28 december 2010
Het Weerzien..
Het mocht even een paar dagen duren, maar we zijn er weer. Druk he? Feestdagen en zo. Toch een beetje onze tijd van het jaar. Zelden zo vreselijk veel drank in een dergelijk kort tijdsbestek zien verdwijnen. Gudverdegudver, het was me daar het kerstfeest wel zeg. Mijn hemel nog aan toe. Het was eigenlijk pas vanmiddag dat we weer een beetje wisten wie we waren en ons fit genoeg voelden op te staan, en voorzichtig een beschuitje naar binnen hebben kunnen werken. Gelijk de foto’s even teruggekeken omdat het niet helemaal duidelijk was wat nu precies het verloop van de afgelopen kerst was geweest. Dat van die eerste fles stond een ieder nog wel redelijk helder bij, maar daarna werd het al snel stukken minder.
Vooral de foto waarop ik in de vensterbank, met mijn broek op mijn enkels, in een kerststukje sta te zeiken spreekt tot de verbeelding. Die verbaasde gezichten van toevallige passanten en wijzende kinderkes op de achtergrond; Onbetaalbaar. Echt. U klinkt het wellicht wat banaal of kinderachtig in de oren, maar als je moet er dan ook gewoon bij zijn geweest. Denk ik tenminste, want dat weet ik natuurlijk niet meer. Feit is echter dat er op dit blog dus weinig meer is voorgevallen. Dat is jammer, want ons laatste betoog ging over hoop. En dus hoopte u hier dagelijks op nieuwe wijs- en vermakelijkheden. Toch? Het liep echter anders, maar we zijn er dus weer. En dat geeft ons mooi de gelegenheid ons kerstverhaal aan te kondigen.
Klopt. Veel te laat, maar u weet nu waarom. Vanaf morgen dus deel één en daags daarna het ongetwijfeld verrassende slot. Of de dag daarna. Je weet maar nooit. Morgen tenslotte eerst naar Belgie om ons bestelbusje vol te flikkeren met louter zwaar en ongekeurd vuurwerk. Daarna knutselen in de schuur om al deze aankopen nog wat extra elan te geven. Je bent nooit te oud voor stommiteiten of je kan er onmogelijk oud mee worden. Dat idee een beetje. Knallen gaan we. En hard. Eens kijken of we de buren eens een beetje beter kunnen gaan leren kennen. 2007 was kut. Idem wat betreft 2008 en 2009. En ook 2010 bracht niet wat er van werd verwacht. Mocht het dus echt mis gaan besparen wij ons de moeite voor wat betreft 2011. Kwestie van positief denken. Kwestie van vooruit kijken. Precies zoals u van ons bent gewend. Tot morgen dus. Iemand de foto´s nog zien trouwens?
Vooral de foto waarop ik in de vensterbank, met mijn broek op mijn enkels, in een kerststukje sta te zeiken spreekt tot de verbeelding. Die verbaasde gezichten van toevallige passanten en wijzende kinderkes op de achtergrond; Onbetaalbaar. Echt. U klinkt het wellicht wat banaal of kinderachtig in de oren, maar als je moet er dan ook gewoon bij zijn geweest. Denk ik tenminste, want dat weet ik natuurlijk niet meer. Feit is echter dat er op dit blog dus weinig meer is voorgevallen. Dat is jammer, want ons laatste betoog ging over hoop. En dus hoopte u hier dagelijks op nieuwe wijs- en vermakelijkheden. Toch? Het liep echter anders, maar we zijn er dus weer. En dat geeft ons mooi de gelegenheid ons kerstverhaal aan te kondigen.
Klopt. Veel te laat, maar u weet nu waarom. Vanaf morgen dus deel één en daags daarna het ongetwijfeld verrassende slot. Of de dag daarna. Je weet maar nooit. Morgen tenslotte eerst naar Belgie om ons bestelbusje vol te flikkeren met louter zwaar en ongekeurd vuurwerk. Daarna knutselen in de schuur om al deze aankopen nog wat extra elan te geven. Je bent nooit te oud voor stommiteiten of je kan er onmogelijk oud mee worden. Dat idee een beetje. Knallen gaan we. En hard. Eens kijken of we de buren eens een beetje beter kunnen gaan leren kennen. 2007 was kut. Idem wat betreft 2008 en 2009. En ook 2010 bracht niet wat er van werd verwacht. Mocht het dus echt mis gaan besparen wij ons de moeite voor wat betreft 2011. Kwestie van positief denken. Kwestie van vooruit kijken. Precies zoals u van ons bent gewend. Tot morgen dus. Iemand de foto´s nog zien trouwens?
zondag 26 december 2010
donderdag 23 december 2010
De Simpele Behoefte..
Op zich heeft een mens niet zo heel erg veel nodig. Eten. Daar ontkom je niet aan. Net als zo nu en dan wat te drinken. Maar dan heb je ook echt wel de twee zaken te pakken, waarmee het zonder snel game over en exit zou zijn. Is namelijk omdat je lichaam dat nu eenmaal nodig heeft. Zonder eten en drinken houdt echt alles op. Zijn we namelijk niet op gebouwd. (Bron: Wikipedia) Maar verder? Wat verder heb je dan echt, absoluut en zondermeer nog nodig? Weinig. Een huis is mooi, maar hoeft niet. Die dakloze die me bij de ingang van de supermarkt altijd dat krantje probeert te slijten, doet dat altijd met een lach. Zo erg kan het dus niet zijn geen huis te hebben. Geen kosten aan gas, water, licht en andere dure onzin. Dan zou ik inderdaad ook wel, middels een vriendelijke glimlach, mijn rotte gebit aan de passerende klandizie kunnen laten zien. Een huis hoeft dus niet. Daar zijn we uit.
Geld dan? Het liefst veel. Onzin. Geld is handig. Het lijkt me zinloos dat te ontkennen. Maar is het de oplossing voor alles? Is dat inderdaad wat we zochten? Lost het bijvoorbeeld nare ziektes op? Ga je ineens niet meer dood, nadat de desbetreffende arts je hoofdschuddend het slechte nieuws heeft gebracht? Geld en rijkdom zijn zwaar overgewaardeerde onhebbelijkheden. Als je rijk bent sterft je fantasie. Je gaat er een vreemde kijk op de mensheid op nahouden en je vergeet hoe het was om niet rijk te zijn. Kortom; veegt allen, uit pure symboliek, om een statement te maken zegmaar, uwen reet af met uw oudejaarslot. Het is namelijk echt de oplossing niet. Het is niet wat u dacht te zoeken. U komt zonder twijfel van een koude kermis thuis. Want geld is het dus ook niet. Dat is bij deze rond, dacht ik zo.
Maar wat is het dan, wat wij allen wel zo nodig hebben? Liefde? Welnee joh, natuurlijk niet. Vrienden? Hou op schei uit. Dure spullen dan? Dikke auto. Grootst leverbare flatscreen aan het gestuukte wandje en dat soort zaken? Nee, je gaat het er niet mee redden. Lekkere wijven, drank, drugs en sexgerelateerde zaken dan? Nope. Niets van dat al. Maar wat dan? Wat in hemelsnaam heb je dan wel nodig, jezelf een beetje soepel door het leven te laveren? Hoop. En niet meer dan dat. De simpele hoop dat morgen alles anders is. Dat ooit de dingen zullen worden zoals je ze graag zou willen zien. Met hoop kun je honderd worden. Met hoop is alles goed. Is het niet nu, dan is het wel later. Of in elk geval ooit. Ziek zijn met de hoop op beterschap. Arm zijn met de hoop op rijkdom. Hoop is de plaat voor je kop die je altijd bescherming zal blijven bieden tegen het onheil van buiten. En dat lijkt me een verdomd mooie kerstgedachte. Blijf hopen dus. Wij doen met u mee.
Geld dan? Het liefst veel. Onzin. Geld is handig. Het lijkt me zinloos dat te ontkennen. Maar is het de oplossing voor alles? Is dat inderdaad wat we zochten? Lost het bijvoorbeeld nare ziektes op? Ga je ineens niet meer dood, nadat de desbetreffende arts je hoofdschuddend het slechte nieuws heeft gebracht? Geld en rijkdom zijn zwaar overgewaardeerde onhebbelijkheden. Als je rijk bent sterft je fantasie. Je gaat er een vreemde kijk op de mensheid op nahouden en je vergeet hoe het was om niet rijk te zijn. Kortom; veegt allen, uit pure symboliek, om een statement te maken zegmaar, uwen reet af met uw oudejaarslot. Het is namelijk echt de oplossing niet. Het is niet wat u dacht te zoeken. U komt zonder twijfel van een koude kermis thuis. Want geld is het dus ook niet. Dat is bij deze rond, dacht ik zo.
Maar wat is het dan, wat wij allen wel zo nodig hebben? Liefde? Welnee joh, natuurlijk niet. Vrienden? Hou op schei uit. Dure spullen dan? Dikke auto. Grootst leverbare flatscreen aan het gestuukte wandje en dat soort zaken? Nee, je gaat het er niet mee redden. Lekkere wijven, drank, drugs en sexgerelateerde zaken dan? Nope. Niets van dat al. Maar wat dan? Wat in hemelsnaam heb je dan wel nodig, jezelf een beetje soepel door het leven te laveren? Hoop. En niet meer dan dat. De simpele hoop dat morgen alles anders is. Dat ooit de dingen zullen worden zoals je ze graag zou willen zien. Met hoop kun je honderd worden. Met hoop is alles goed. Is het niet nu, dan is het wel later. Of in elk geval ooit. Ziek zijn met de hoop op beterschap. Arm zijn met de hoop op rijkdom. Hoop is de plaat voor je kop die je altijd bescherming zal blijven bieden tegen het onheil van buiten. En dat lijkt me een verdomd mooie kerstgedachte. Blijf hopen dus. Wij doen met u mee.
maandag 20 december 2010
De Onzekerheid..
Had ik het niet moeten doen? Ik weet het niet. Zo vlak voor kerst was misschien niet zo handig. Is toch een bijzondere tijd van het jaar. Gezelligheid. Een zekere mate van vergevingsgezindheid en dat soort zaken. Had ik dus wat meer rekening met anderen moeten houden? Was het beter geweest een paar weken te wachten? Echt, ik weet het gewoon niet. Op dat moment was alles gewoon anders. Het is nog maar een paar uur terug en toch lijken het weken. Maanden misschien wel. Sterker; als iemand nu binnen zou komen om te vertellen dat het allemaal niet echt gebeurt is, zou ik het waarschijnlijk nog geloven ook. Een beetje de twijfel die heerst als je wakker schrikt en even tijd nodig hebt te beseffen, dat één en ander maar een droom is geweest. Maar ik denk niet dat het zo zal gaan.
Feit is namelijk dat ik vanmorgen de autohandelaar heb doodgeschoten, bij wie ik enkele maanden terug mijn auto heb gekocht. Het vehikel weigerde zo nu en dan dienst en dan voornamelijk op die momenten, dat het wel heel erg slecht uitkwam. Ik heb een hekel aan auto’s die niet willen starten en de grootste moeite met mensen die deze, ondanks dit soort onhebbelijkheden, aan de man trachten te brengen. Sterker; die mij uiteindelijk zo’n ding weten aan te smeren. Het eerste schot viel direct na zijn beleefde goedemorgen, nadat ik zijn Niet-Startende-Auto’s-Walhalla was binnengestapt. Vol in zijn knieschijf. Hoewel direct duidelijk was dat hij nooit meer zou kunnen voetballen, bleef hij staan alsof er niets aan de hand was. Tja, autohandelaren zijn natuurlijk wel wat gewend. Die kunnen wel tegen een stootje.
Wat ik echter nooit zal vergeten was de draaiing van zijn ogen na het tweede schot. Alsof hij met beide ogen wilde zien hoe zo’n gat in je voorhoofd er nou eigenlijk in het echt uitziet. Daarna zakte hij in elkaar. Morsdood. Niet in staat ooit nog een auto te verkopen. De wereld was er in luttele seconden iets op vooruit gegaan. Ik ving direct daarna mijn zorgvuldig geplande vlucht aan. Noodgedwongen op de fiets en om die reden dus van zeer korte duur. Fietsen is namelijk nooit helemaal mijn ding geweest. Ik denk dat je dat zo gerust wel kunt stellen. Nu zit ik hier, in een volledig betegeld, zeer matig van omvang ogend hok ergens op een politiebureau, mij af te vragen of ik er wel goed aan gedaan heb. Ik weet het niet. Altijd maar over je heen laten lopen of zo nu en dan eens je tanden laten zien, met alle gevolgen van dien? De eeuwige schlemiel of de echte vent? Ik weet het niet. Ik weet het gewoon echt niet.
Feit is namelijk dat ik vanmorgen de autohandelaar heb doodgeschoten, bij wie ik enkele maanden terug mijn auto heb gekocht. Het vehikel weigerde zo nu en dan dienst en dan voornamelijk op die momenten, dat het wel heel erg slecht uitkwam. Ik heb een hekel aan auto’s die niet willen starten en de grootste moeite met mensen die deze, ondanks dit soort onhebbelijkheden, aan de man trachten te brengen. Sterker; die mij uiteindelijk zo’n ding weten aan te smeren. Het eerste schot viel direct na zijn beleefde goedemorgen, nadat ik zijn Niet-Startende-Auto’s-Walhalla was binnengestapt. Vol in zijn knieschijf. Hoewel direct duidelijk was dat hij nooit meer zou kunnen voetballen, bleef hij staan alsof er niets aan de hand was. Tja, autohandelaren zijn natuurlijk wel wat gewend. Die kunnen wel tegen een stootje.
Wat ik echter nooit zal vergeten was de draaiing van zijn ogen na het tweede schot. Alsof hij met beide ogen wilde zien hoe zo’n gat in je voorhoofd er nou eigenlijk in het echt uitziet. Daarna zakte hij in elkaar. Morsdood. Niet in staat ooit nog een auto te verkopen. De wereld was er in luttele seconden iets op vooruit gegaan. Ik ving direct daarna mijn zorgvuldig geplande vlucht aan. Noodgedwongen op de fiets en om die reden dus van zeer korte duur. Fietsen is namelijk nooit helemaal mijn ding geweest. Ik denk dat je dat zo gerust wel kunt stellen. Nu zit ik hier, in een volledig betegeld, zeer matig van omvang ogend hok ergens op een politiebureau, mij af te vragen of ik er wel goed aan gedaan heb. Ik weet het niet. Altijd maar over je heen laten lopen of zo nu en dan eens je tanden laten zien, met alle gevolgen van dien? De eeuwige schlemiel of de echte vent? Ik weet het niet. Ik weet het gewoon echt niet.
zondag 19 december 2010
Het Grote Lijden..
Er werd hier op dit blog onlangs een melding gemaakt die sloeg op het verlenen van service. Zou enkel tussen negen en zes plaatsvinden. Dit was niet zomaar een loze kreet. Feit is namelijk dat je van een blog als dit niet kunt leven. Iets met brood op de plank. En dus verkoop ik mijn lichaam. En ziel. Dagelijks. Noodgedwongen. Omdat het niet anders kan. Voor geld. Koud, kil en zonder liefde. Ik werk dus in een winkel. De detailhandel, zoals dat zo mooi heet. Ik ga hier geen betoog houden hoe erg dat wel niet is. Nu niet althans. Sommige dingen hebben tijd nodig. Over andere dingen heb je het gewoon liever niet. Nooit niet. Een ieder is verantwoordelijk voor het verloop van zijn of haar eigen leven. Ik ben hierop geen uitzondering, hoe graag ik dat soms ook zou willen. Ik werk in een winkel en of dat op zich al niet ellendig genoeg is, ook nog eens een plek waar men kerstartikelen verkoopt. Nee, ikzelf denk inderdaad ook niet dat het nog erger kan. Middels een voorbeeld ga ik u overtuigen van mijn gelijk.
Een zo op het oog gezonde vrouw van, pak hem beet, een jaar of zestig haalt uit een verkreukeld Vomar tasje een item wat ik in eerste instantie niet thuis kan brengen. Ze is boos. Dat zie ik wel al direct. Woest toont ze mij het enge roodwitte ding wat daar nu in zijn geheel het daglicht ziet. Het blijkt een reuzenmuts te zijn. Een enorme muts waarvan het de bedoeling is dat je die over de rugleuning van je stoel hangt. Daarmee decoreer je dus je eetkamerstoelen, omdat iedere vorm van kerstdecoratie tenslotte nooit te prominent aanwezig kan zijn. Is mooi. Is gezellig. Zoiets. Een soort van stoelhoes in de vorm van de muts van de Kerstman. Ik persoonlijk zou het een prima reden vinden minimaal drie maanden, zonder enige vorm van schaamte, volledig impotent te geraken, maar er zijn dus echt mensen die zoiets mooi vinden en kopen. En zelfs terug naar de winkel gaan als het product niet aan de groteske verwachtingen voldoet. En daar moet ik dus, in het kader van mijn functie, serieus mee omgaan.
De gewraakte stoelleuningmuts bleek er één te zijn uit een set van vier. Demonstratief toonde ze mij de kassabon. Haar hand leek wat te trillen. Was dit de leeftijd of de mate van opwinding over het onrecht wat haar was aangedaan? Ik zou er niet om hebben durven wedden. Nog steeds niet trouwens. Ze frommelde het bonnetje weer in haar jaszak zodat ze haar handen vrij had mij eens haarfijn te wijzen op het leed en de ellende wat haar was aangedaan. Ze vouwde de muts uit en warempel, de witte donsachtige voering onderaan de rode driehoek was weinig netjes afgewerkt. Eén of ander rottig ondervoed kutkind, ergens in één of ander fucking derde wereldland, was niet bepaald zorgvuldig omgegaan met de stiksels. Duidelijk zichtbaar waren de lijnen van ronduit slordig naaiwerk. Belachelijk. Schande. Zo wil natuurlijk geen mens zijn kerstdagen in. Vier stoelhoezen in de vorm van kerstmutsen waarvan één met slordige stiksels? Het moet inderdaad allemaal niet gekker worden.
Omdat er blijkbaar nog meer mongolen waren geweest die de aankoop van hun leven hadden gedaan, en het product dus volledig was uitverkocht, kon ik het niet omruilen. Ik bracht haar dit gruwelijke nieuws met alle tact die ik had, maar als blikken konden doden lag ik nu met mijn handen op mijn buik te wachten op de finale plechtigheid. Mijn hoofd vredig rustend op het kantige kussentje, in een aan de binnenzijde verder keurig met stof afgewerkte licht eiken kist. Bij voorkeur met zoveel mogelijk stik- en naaifouten als maar kon. Ik zag het haar denken. Dus stelde ik voor dat ze haar geld terug kon krijgen. Haar reactie zou geen mens voor mogelijk hebben gehouden. Ik in elk geval niet. Dan had ze (gudverdegudver) niets om over haar stoelen te doen! Ze vervloekte vervolgens in niet mistenverstane bewoordingen mij, én het bedrijf wat mij maandelijks het brood op de plank brengt. Natuurlijk was ik op mijn hoede. Ik ben niet gek. Voorzichtig keek ik dan ook om mij heen op zoek naar de verborgen camera’s. Dit moest een grap zijn. Maar het was echt. Ze meende alles wat ze zei.
Omdat zelfs mijn geduld en begrip bepaalde grenzen kent, vroeg ik of dit nu echt het einde van de wereld was. Ze gaf geen antwoord maar frommelde des donders de reuzenmuts weer in het tasje. Ze zou het er met haar man over hebben. Ze wist het te brengen als een heus dreigement. In een flits zag ik hem in gedachten al binnenkomen. Een haarband om het hoofd gesnoerd, een ketting van kogels om de gespierde nek en een mitrailleur die zo groot was dat het met twee handen gedragen moest worden. De regen van kogels zou zo nu en dan slechts onderbroken worden door zijn onduidelijk, binnensmonds gebral. Ik zag Rambo. Ik zag Rambo op zijn best. Op zoek naar gerechtigheid. En niets of niemand die hem daarvan zou kunnen weerhouden. We gingen er allemaal aan en uiteindelijk volkomen terecht. Stoelhoezen in de vorm van kerstmutsen, maar ronduit slordig gestikt. Het recht zou eindelijk zegevieren. En voor ik het wist was ze weg. Allerlei verwensingen, maar toch ook vooral een enorm belangrijke vraag, achterlatend.
Want wat moeten we nu nog? Als volwassen mensen zich serieus druk kunnen maken om de stiksels in reuzenpuntmutsen. Wat valt er dan nog te redden? Hebben we het dan niet wat te goed met zijn allen? Als er verder niets meer is om je voor in te zetten, als je idealen en dromen van weleer op een dag in puntmutsen zijn uit te drukken, dan zijn we ergens onderweg toch volledig mank gegaan? Ik werk in een winkel omdat je van een blog als dit niet kunt leven. Zodoende heb ik met grote regelmaat te maken met mensen zoals dit. Mensen zoals u, wellicht. Gezien de enorme hoeveelheid lieden die de weg kwijt is, moet daar namelijk statistisch gezien wel een kern van waarheid in zitten. Ik sta met mijn neus bovenop de totale teloorgang van de mensheid. En sta die ondergang vriendelijk te woord. Koud en kil. Zonder liefde. Zonder hoop dat het tij nog valt te keren. Evolutionair zijn we op ons retour. Laat het vanaf nu nog sneller gebeuren. Stop ons lijden. Fijne feestdagen. Nu het nog kan.
Een zo op het oog gezonde vrouw van, pak hem beet, een jaar of zestig haalt uit een verkreukeld Vomar tasje een item wat ik in eerste instantie niet thuis kan brengen. Ze is boos. Dat zie ik wel al direct. Woest toont ze mij het enge roodwitte ding wat daar nu in zijn geheel het daglicht ziet. Het blijkt een reuzenmuts te zijn. Een enorme muts waarvan het de bedoeling is dat je die over de rugleuning van je stoel hangt. Daarmee decoreer je dus je eetkamerstoelen, omdat iedere vorm van kerstdecoratie tenslotte nooit te prominent aanwezig kan zijn. Is mooi. Is gezellig. Zoiets. Een soort van stoelhoes in de vorm van de muts van de Kerstman. Ik persoonlijk zou het een prima reden vinden minimaal drie maanden, zonder enige vorm van schaamte, volledig impotent te geraken, maar er zijn dus echt mensen die zoiets mooi vinden en kopen. En zelfs terug naar de winkel gaan als het product niet aan de groteske verwachtingen voldoet. En daar moet ik dus, in het kader van mijn functie, serieus mee omgaan.
De gewraakte stoelleuningmuts bleek er één te zijn uit een set van vier. Demonstratief toonde ze mij de kassabon. Haar hand leek wat te trillen. Was dit de leeftijd of de mate van opwinding over het onrecht wat haar was aangedaan? Ik zou er niet om hebben durven wedden. Nog steeds niet trouwens. Ze frommelde het bonnetje weer in haar jaszak zodat ze haar handen vrij had mij eens haarfijn te wijzen op het leed en de ellende wat haar was aangedaan. Ze vouwde de muts uit en warempel, de witte donsachtige voering onderaan de rode driehoek was weinig netjes afgewerkt. Eén of ander rottig ondervoed kutkind, ergens in één of ander fucking derde wereldland, was niet bepaald zorgvuldig omgegaan met de stiksels. Duidelijk zichtbaar waren de lijnen van ronduit slordig naaiwerk. Belachelijk. Schande. Zo wil natuurlijk geen mens zijn kerstdagen in. Vier stoelhoezen in de vorm van kerstmutsen waarvan één met slordige stiksels? Het moet inderdaad allemaal niet gekker worden.
Omdat er blijkbaar nog meer mongolen waren geweest die de aankoop van hun leven hadden gedaan, en het product dus volledig was uitverkocht, kon ik het niet omruilen. Ik bracht haar dit gruwelijke nieuws met alle tact die ik had, maar als blikken konden doden lag ik nu met mijn handen op mijn buik te wachten op de finale plechtigheid. Mijn hoofd vredig rustend op het kantige kussentje, in een aan de binnenzijde verder keurig met stof afgewerkte licht eiken kist. Bij voorkeur met zoveel mogelijk stik- en naaifouten als maar kon. Ik zag het haar denken. Dus stelde ik voor dat ze haar geld terug kon krijgen. Haar reactie zou geen mens voor mogelijk hebben gehouden. Ik in elk geval niet. Dan had ze (gudverdegudver) niets om over haar stoelen te doen! Ze vervloekte vervolgens in niet mistenverstane bewoordingen mij, én het bedrijf wat mij maandelijks het brood op de plank brengt. Natuurlijk was ik op mijn hoede. Ik ben niet gek. Voorzichtig keek ik dan ook om mij heen op zoek naar de verborgen camera’s. Dit moest een grap zijn. Maar het was echt. Ze meende alles wat ze zei.
Omdat zelfs mijn geduld en begrip bepaalde grenzen kent, vroeg ik of dit nu echt het einde van de wereld was. Ze gaf geen antwoord maar frommelde des donders de reuzenmuts weer in het tasje. Ze zou het er met haar man over hebben. Ze wist het te brengen als een heus dreigement. In een flits zag ik hem in gedachten al binnenkomen. Een haarband om het hoofd gesnoerd, een ketting van kogels om de gespierde nek en een mitrailleur die zo groot was dat het met twee handen gedragen moest worden. De regen van kogels zou zo nu en dan slechts onderbroken worden door zijn onduidelijk, binnensmonds gebral. Ik zag Rambo. Ik zag Rambo op zijn best. Op zoek naar gerechtigheid. En niets of niemand die hem daarvan zou kunnen weerhouden. We gingen er allemaal aan en uiteindelijk volkomen terecht. Stoelhoezen in de vorm van kerstmutsen, maar ronduit slordig gestikt. Het recht zou eindelijk zegevieren. En voor ik het wist was ze weg. Allerlei verwensingen, maar toch ook vooral een enorm belangrijke vraag, achterlatend.
Want wat moeten we nu nog? Als volwassen mensen zich serieus druk kunnen maken om de stiksels in reuzenpuntmutsen. Wat valt er dan nog te redden? Hebben we het dan niet wat te goed met zijn allen? Als er verder niets meer is om je voor in te zetten, als je idealen en dromen van weleer op een dag in puntmutsen zijn uit te drukken, dan zijn we ergens onderweg toch volledig mank gegaan? Ik werk in een winkel omdat je van een blog als dit niet kunt leven. Zodoende heb ik met grote regelmaat te maken met mensen zoals dit. Mensen zoals u, wellicht. Gezien de enorme hoeveelheid lieden die de weg kwijt is, moet daar namelijk statistisch gezien wel een kern van waarheid in zitten. Ik sta met mijn neus bovenop de totale teloorgang van de mensheid. En sta die ondergang vriendelijk te woord. Koud en kil. Zonder liefde. Zonder hoop dat het tij nog valt te keren. Evolutionair zijn we op ons retour. Laat het vanaf nu nog sneller gebeuren. Stop ons lijden. Fijne feestdagen. Nu het nog kan.
vrijdag 17 december 2010
donderdag 16 december 2010
Het Hogere Doel..
Hup en pak aan! Een verfrissende lay-out en of dat allemaal niet genoeg is; Klik! Een spiksplinternieuwe welkomsttekst. Het is omdat we er zelf getuige van zijn, er met onze neus bovenop staan, anders zouden we het ook allemaal niet geloven. Hier gebeuren dingen die maar moeilijk te omschrijven zijn. Wat een enthousiasme. Wat een werklust. Het blijft soms een wonder te zien wat mensenhanden kunnen maken. En dan ook nog eens binnen een tijdsbestek dat je denkt ‘Waar halen die gasten die power, dat nimmer afnemende, gigantische brok werklust toch vandaan’? Eerlijk is eerlijk, we weten het zelf ook niet. Het overkomt ons gewoon.
Maar genoeg geleuter. Kost enkel maar kostbare tijd. Wat gaan we doen? Waar staan we voor? Wat gaat er hier nou eigenlijk allemaal gebeuren? In feite niet zo gek veel. Dat bleek voorheen zeer succesvol dus aan die formule houden we graag vast. En als we dan een keer wel wat doen moet het vrolijk zijn. Tot blijdschap stemmen. Geen verhalen meer die de latent aanwezige suïcidale trekjes in de toevallige lezer blootlegt, maar juist vreugde en jolijt. Klagen doen we al genoeg, zeuren en zemelen lijkt voor velen van ons wel eens de belangrijkste, wellicht zelfs de enige, drijfveer nog door te blijven ademen. Stoppen we mee. Moeten we echt niet meer doen. En dus doen we dat niet meer.
En alsof dat allemaal niet genoeg is gaan we ons verder richten op verhalen. Zelfbedachte, volledig verzonnen, uit de fantasie ontsproten verhalen over van alles en nog wat. Soms wat langer, de andere keer juist weer wat korter. Verhalen waarvan het genre nog moet gaan blijken, maar dat we waarschijnlijk wel nooit het Kinderboekenweek geschenk mogen gaan schrijven staat wel vast. Echter, het belangrijkste uitgangspunt bent u, waarde lezer. We houden namelijk met alles rekening behalve met datgene wat u graag zou willen. Als wij het leuk vinden is het leuk. Als wij denken dat het de moeite waard is dan is dat zo. Klantvriendelijk zijn we dagelijks tussen negen en zes. Maar we kunnen nu eenmaal niet de klok rond de aardige jongens blijven uithangen.
Rest ons nog u een prettig verblijf op dit blog toe te wensen, te laten weten dat we blij zijn met u en bladiebla. U kent het wel. We spreken uiteraard ook de hoop nog even uit dat u regelmatig even komt kijken of nog veel mooier; wij ook ú onder de trouwe schare van lezers kunnen gaan rekenen. Allemaal clichématige onzin waar in de praktijk maar weinig van terechtkomt, maar niet geschoten is altijd mis. Uiteraard kunt u eventuele grieven kwijt middels ons welbekende e-mailadres te weten hetwakendoog@hotmail.com. Misschien doen wij daadwerkelijk uiteindelijk wel iets met uw opmerkingen, suggesties of opbouwende kritieken. Wij zelf denken inderdaad ook van niet, maar je weet maar nooit. En kijk, dat is dus die positieve invalshoek waarnaar we zo op zoek waren. Mooi he?
Maar genoeg geleuter. Kost enkel maar kostbare tijd. Wat gaan we doen? Waar staan we voor? Wat gaat er hier nou eigenlijk allemaal gebeuren? In feite niet zo gek veel. Dat bleek voorheen zeer succesvol dus aan die formule houden we graag vast. En als we dan een keer wel wat doen moet het vrolijk zijn. Tot blijdschap stemmen. Geen verhalen meer die de latent aanwezige suïcidale trekjes in de toevallige lezer blootlegt, maar juist vreugde en jolijt. Klagen doen we al genoeg, zeuren en zemelen lijkt voor velen van ons wel eens de belangrijkste, wellicht zelfs de enige, drijfveer nog door te blijven ademen. Stoppen we mee. Moeten we echt niet meer doen. En dus doen we dat niet meer.
En alsof dat allemaal niet genoeg is gaan we ons verder richten op verhalen. Zelfbedachte, volledig verzonnen, uit de fantasie ontsproten verhalen over van alles en nog wat. Soms wat langer, de andere keer juist weer wat korter. Verhalen waarvan het genre nog moet gaan blijken, maar dat we waarschijnlijk wel nooit het Kinderboekenweek geschenk mogen gaan schrijven staat wel vast. Echter, het belangrijkste uitgangspunt bent u, waarde lezer. We houden namelijk met alles rekening behalve met datgene wat u graag zou willen. Als wij het leuk vinden is het leuk. Als wij denken dat het de moeite waard is dan is dat zo. Klantvriendelijk zijn we dagelijks tussen negen en zes. Maar we kunnen nu eenmaal niet de klok rond de aardige jongens blijven uithangen.
Rest ons nog u een prettig verblijf op dit blog toe te wensen, te laten weten dat we blij zijn met u en bladiebla. U kent het wel. We spreken uiteraard ook de hoop nog even uit dat u regelmatig even komt kijken of nog veel mooier; wij ook ú onder de trouwe schare van lezers kunnen gaan rekenen. Allemaal clichématige onzin waar in de praktijk maar weinig van terechtkomt, maar niet geschoten is altijd mis. Uiteraard kunt u eventuele grieven kwijt middels ons welbekende e-mailadres te weten hetwakendoog@hotmail.com. Misschien doen wij daadwerkelijk uiteindelijk wel iets met uw opmerkingen, suggesties of opbouwende kritieken. Wij zelf denken inderdaad ook van niet, maar je weet maar nooit. En kijk, dat is dus die positieve invalshoek waarnaar we zo op zoek waren. Mooi he?
maandag 13 december 2010
zondag 12 december 2010
De Opruiming..
Nou, als die grote omslag dan toch een feit is, dan maar gelijk flink aan de gang. Als dan toch alles anders moet, dan geen halve maatregelen. Iets met spijkers en koppen. U kent het wel. En waar zijn wij dan zoal mee begonnen? Op welke wijze is er een begin gemaakt die grootse plannen om te zetten in, zo mogelijk, nog grotere daden? Met opruimen. Een nietsontziende, allesomvattende, bikkelharde opruiming. Want, zo werken de dingen nu eenmaal, je moet ergens beginnen en dan is dat altijd weer de beste basis.
Allereerst hebben we hier ten kantore eens flink schoon schip gemaakt. Even alles weer fris, even alles weer fruitig. Onze bureaustoelen lopen weer als een trein over het laminaat zonder daarbij gehinderd te worden door restanten chips, nootjes, ondefinieerbaar klevend goed of lege blikjes. Damesondergoed, een stille getuige van een uit de hand gelopen feestje ooit, is van de lampenkap verwijderd en ook het ontharen van de onderarmen, nadat deze in contact zijn gekomen met een plakkerig bureaublad, is er niet meer bij. Onze moderne kunst hangt weer recht aan de wand, niet functionerende verlichting is eindelijk gemaakt en de deurmat uitgeklopt. Het ‘welkom’ weer duidelijk leesbaar.
Ook onze stek hier, op het Grote Enge Internet, hebben wij niet ongemoeid gelaten. Sterker; als je het hebt over de methodiek van de botte bijl, dan heb je het over de wijze waarop wij hier hebben huisgehouden. Mijn hemel, wat een virtueel bloedbad. Alles is weg. Drie jaar getik en getyp in een aantal dagen doorgenomen, gekeurd en uiteindelijk de zwarte bak in gewerkt. Teruglezend bleek het namelijk één grote mistroostige boel te zijn. Wat een ellende allemaal. Waarom heeft niemand ons dat ooit verteld? Maar zo beginnen we dus wel weer volledig met een schone lei. We gaan het vanaf nu anders doen. Beter. Hoe? Daarover later meer. Blijf gewoon waken. Doen wij ook.
Allereerst hebben we hier ten kantore eens flink schoon schip gemaakt. Even alles weer fris, even alles weer fruitig. Onze bureaustoelen lopen weer als een trein over het laminaat zonder daarbij gehinderd te worden door restanten chips, nootjes, ondefinieerbaar klevend goed of lege blikjes. Damesondergoed, een stille getuige van een uit de hand gelopen feestje ooit, is van de lampenkap verwijderd en ook het ontharen van de onderarmen, nadat deze in contact zijn gekomen met een plakkerig bureaublad, is er niet meer bij. Onze moderne kunst hangt weer recht aan de wand, niet functionerende verlichting is eindelijk gemaakt en de deurmat uitgeklopt. Het ‘welkom’ weer duidelijk leesbaar.
Ook onze stek hier, op het Grote Enge Internet, hebben wij niet ongemoeid gelaten. Sterker; als je het hebt over de methodiek van de botte bijl, dan heb je het over de wijze waarop wij hier hebben huisgehouden. Mijn hemel, wat een virtueel bloedbad. Alles is weg. Drie jaar getik en getyp in een aantal dagen doorgenomen, gekeurd en uiteindelijk de zwarte bak in gewerkt. Teruglezend bleek het namelijk één grote mistroostige boel te zijn. Wat een ellende allemaal. Waarom heeft niemand ons dat ooit verteld? Maar zo beginnen we dus wel weer volledig met een schone lei. We gaan het vanaf nu anders doen. Beter. Hoe? Daarover later meer. Blijf gewoon waken. Doen wij ook.
vrijdag 10 december 2010
woensdag 8 december 2010
De Grote Omslag..
Er bekroop mij de laatste tijd een vreemd gevoel. Ik kon het niet thuisbrengen, probeerde het zoveel mogelijk te negeren, maar het bleef maar aandringen. Eerst heus niet de hele dag door. Het was er soms en verdween dan weer. Langzamerhand nam de frequentie echter toe en tegelijkertijd de mate van hevigheid. Negeren werd steeds lastiger tot het moment dat er werkelijk geen ontkomen meer aan was. Toen werd het tijd voor de Grote Analyse. Ik ging er eens goed voor zitten en probeerde in te zien wat nu eigenlijk het punt was. De uitkomst was verrassend. Dat vreemde gevoel bleek niets meer en minder de overtuiging te zijn dat ik nu eindelijk eens wat nuttigs met mijn leven moest gaan doen. Kent u dat gevoel? Nee he? Geeft niets, voor mij was het ook volledig nieuw. Vroeg of laat kan het je blijkbaar zomaar overkomen. Althans, mij dus in ieder geval wel.
Toch ging ik niet direct akkoord. Het leek nu tenslotte net of ik mijn tijd had zitten te verdoen. Was dat wel helemaal terecht? Waren deze vreemde gedachten, dit rare onheilspellende gevoel, niet gewoon het gevolg van te weinig slaap, verkeerde voeding of een wel heel vroeg gevallen midlifecrisis? Ik ging voor mijzelf mijn gangen na van de afgelopen maanden. Ik bleek het complete seizoen Star Trek, The Next Generation te hebben gekeken. Maar liefst zeven seizoenen van elk 26 afleveringen a 45 minuten per stuk. Inderdaad, ik heb uitgerekend hoeveel tijd hier in is gaan zitten en adviseer u direct dit niet te doen. Sommige dingen wil je nu eenmaal niet weten. Daarnaast bleek ik veel op het internet te vertoeven, sliep ik met enige regelmaat of voldeed ik netjes aan mijn verplichtingen als loonslaaf. Verder kwam ik niet. Ik was diep geschokt.
Het is natuurlijk mooi als je kapitein Picard gewoon met Jean Luc aan mag spreken, bepaalde gevoelens begint te koesteren voor Adviseur Troi en je het idee hebt met Worf wel een biertje te kunnen doen, maar helemaal goed is het natuurlijk niet. Mijn leven bleek te zijn verworden tot een doelloos geheel. Leeg. Dom. Kortzichtig. Pure verspilling van tijd, ruimte en moeite. Als ik er nu verkiezingen waren geweest had ik zomaar een linkse partij kunnen stemmen. Zo erg was het. Een ooit hoogst vriendelijke, enthousiaste, fijne, aanstekelijke jonge snuiter (echt waar) was verworden tot een nietsnut. Een bank-hang-tokkie met een te grote pens. Klagend en zeurend. Wachtend op wat komen ging, boos op alles wat was geweest. Goddank zag ik toen het licht. Het verscheen aan mij in de vorm van een vreemd gevoel en zou uiteindelijk alles veranderen.
Hup! Schouders eronder. Aan de gang met dat grote lichaam. Zit het een keer tegen dan zit het een keer niet mee. Kappen nou te denken dat dit dan gelijk het einde van de wereld is. Aan het werk nu. Stoppen met wachten op morgen. Vandaag is een goed begin en een opgestoken dikke vinger naar de dag van gister. Je bent zo zielig als je jezelf graag voelt. Er is er maar één die garant kan staan voor de kwaliteit van je eigen leven. En inderdaad, het antwoord op die vraag is zo moeilijk nog niet. Maak plaats, al het negatieve en alle zelf verzonnen ellende. Opgetieft met het jezelf onder te dompelen in een poel van zelfmedelijden, hardnekkig als vloeibaar bitumen. Ga er wat van maken. Doe wat, luie donder. Vanaf vandaag. En, mijn waarde lezer, ik deed het. Ik ben begonnen aan die dag van morgen. Met ingang van vandaag. Ik gun ook u op een dag dat vreemde gevoel. Geef het dan de ruimte. Gewoon, omdat alles dan ineens wel anders kan. Zo. Dat wilde ik even kwijt. Biertje iemand?
Toch ging ik niet direct akkoord. Het leek nu tenslotte net of ik mijn tijd had zitten te verdoen. Was dat wel helemaal terecht? Waren deze vreemde gedachten, dit rare onheilspellende gevoel, niet gewoon het gevolg van te weinig slaap, verkeerde voeding of een wel heel vroeg gevallen midlifecrisis? Ik ging voor mijzelf mijn gangen na van de afgelopen maanden. Ik bleek het complete seizoen Star Trek, The Next Generation te hebben gekeken. Maar liefst zeven seizoenen van elk 26 afleveringen a 45 minuten per stuk. Inderdaad, ik heb uitgerekend hoeveel tijd hier in is gaan zitten en adviseer u direct dit niet te doen. Sommige dingen wil je nu eenmaal niet weten. Daarnaast bleek ik veel op het internet te vertoeven, sliep ik met enige regelmaat of voldeed ik netjes aan mijn verplichtingen als loonslaaf. Verder kwam ik niet. Ik was diep geschokt.
Het is natuurlijk mooi als je kapitein Picard gewoon met Jean Luc aan mag spreken, bepaalde gevoelens begint te koesteren voor Adviseur Troi en je het idee hebt met Worf wel een biertje te kunnen doen, maar helemaal goed is het natuurlijk niet. Mijn leven bleek te zijn verworden tot een doelloos geheel. Leeg. Dom. Kortzichtig. Pure verspilling van tijd, ruimte en moeite. Als ik er nu verkiezingen waren geweest had ik zomaar een linkse partij kunnen stemmen. Zo erg was het. Een ooit hoogst vriendelijke, enthousiaste, fijne, aanstekelijke jonge snuiter (echt waar) was verworden tot een nietsnut. Een bank-hang-tokkie met een te grote pens. Klagend en zeurend. Wachtend op wat komen ging, boos op alles wat was geweest. Goddank zag ik toen het licht. Het verscheen aan mij in de vorm van een vreemd gevoel en zou uiteindelijk alles veranderen.
Hup! Schouders eronder. Aan de gang met dat grote lichaam. Zit het een keer tegen dan zit het een keer niet mee. Kappen nou te denken dat dit dan gelijk het einde van de wereld is. Aan het werk nu. Stoppen met wachten op morgen. Vandaag is een goed begin en een opgestoken dikke vinger naar de dag van gister. Je bent zo zielig als je jezelf graag voelt. Er is er maar één die garant kan staan voor de kwaliteit van je eigen leven. En inderdaad, het antwoord op die vraag is zo moeilijk nog niet. Maak plaats, al het negatieve en alle zelf verzonnen ellende. Opgetieft met het jezelf onder te dompelen in een poel van zelfmedelijden, hardnekkig als vloeibaar bitumen. Ga er wat van maken. Doe wat, luie donder. Vanaf vandaag. En, mijn waarde lezer, ik deed het. Ik ben begonnen aan die dag van morgen. Met ingang van vandaag. Ik gun ook u op een dag dat vreemde gevoel. Geef het dan de ruimte. Gewoon, omdat alles dan ineens wel anders kan. Zo. Dat wilde ik even kwijt. Biertje iemand?
maandag 6 december 2010
Het Grote Gemis..
Gek genoeg was ze niet eens verbaasd me te zien, maar blij was ze wel. Daar bestond geen enkele twijfel over. Ik kreeg een knuffel en ze aaide door mijn haar. Ze keek me blij en enthousiast aan. Ze pakte mijn hand en nam me mee naar binnen, onderwijl honderduit pratend over van alles en nog wat. Nu pas viel het me op dat ik zojuist blijkbaar aan de voordeur had gestaan van een woonboot. Het klopte wel, mijn mooiste herinneringen aan mijn oma waren uit de tijd dat ze daar woonde, maar in de hemel had ik dit zo één, twee, drie niet verwacht. Hoe is de huisvesting geregeld van mensen die in de hemel wonen? Ik durf te wedden dat u daar net zo weinig als ik bij hebt stilgestaan. Maar zo dus; Ze wonen daar waar jij graag zou willen dat ze dat doen. En dat is bijna altijd de plek waarvan jij denkt dat ze daar het gelukkigst waren. Of waarvan de herinneringen het mooist zijn.
We liepen naar de kamer en ze ging zitten op haar vaste stoel die ik nog zo goed kende. Ik nam tegenover haar plaats op een versie die op Marktplaats misschien nog geen vijf euro zou opbrengen, maar voor mij van onschatbare waarde was. Toen ik de kamer rondkeek was het één groot feest van herkenning. De stomste dingen, op de vensterbanken of op de kasten, leken plots de mooiste objecten ooit gemaakt. Ik snoof de geur op van de kamer en het voelde als thuiskomen. Ik was jaren op pad geweest, was overal geweest waar je maar kon komen, en nu was ik blijkbaar ineens weer thuis. Kent u het ware gevoel van thuiskomen na een lange en vermoeiende reis? Een totaal verregende vakantie of een aantal weken in een rumoerig hotel ergens in den vreemde en dan het moment dat je plaatsneemt in je eigen bed? Dat gevoel.
Ik was weer een jaar of acht en zat tegenover mijn oma op zomaar een zaterdagavond. Op het tafeltje tussen ons in stond een bord met kaasblokjes . Sommigen voorzien van een stukje ananas, andere gewoon zoals blokjes kaas waren bedoeld. Na een korte stilte vroeg ze me hoe het mij was vergaan. Of de tijd me had gebracht waar ik zo op hoopte. Ik had haar graag willen vermaken met een prachtverhaal over het verloop van mijn leven. Hoe soepel het allemaal was verlopen en hoe blij en gelukkig ik was geweest. Maar het lukte me niet. Tegen haar kon ik niet liegen. Ik vertelde mijn verhaal en ze luisterde aandachtig. Zelfs als er soms even een stilte in mijn betoog viel, zei ze niets. Ze veroordeelde me niet, maar luisterde gewoon. Soms reikte ze me het bordje met kaasblokjes aan. Soms liet ze gewoon een glimlach zien of knikte ze even.
Ik liet haar de foto’s van mijn kinderen zien. Ze nam ze van mij aan een keek er met volle aandacht naar. Het schoot me door mijn hoofd dat dit het moment was dat ze vaak moest huilen. Zittend in haar stoel, kijkend naar foto’s uit haar verleden. Hoe bang ik als kind was geweest dat ze haar tranen zou laten. Hoe ik dan mijn best deed het niet te zien. Maar dit keer was ik het. Dit keer kwamen bij mij de tranen. Van geluk. Omdat ik nu eindelijk de kans had gekregen haar te vertellen hoe het verder was gegaan, na de dag dat ze er ineens niet meer was. Omdat haar ik al die jaren zo veel had willen zeggen, zoveel had willen laten zien. Ik haar al die tijd zo nodig had gehad. En nu zat ze daar, in die stoel van haar, kijkend naar de lachende gezichten van mijn eigen kinderen. En ze lachte terug. Was zichtbaar trots. Mooier kun je echt niet thuiskomen.
Dingen zijn zoals ze zijn. Dingen gaan zoals ze gaan. In de meeste gevallen kun je daar niets aan veranderen. Ik heb ooit een vrouw gekend die me tot mijn laatste dag zal bijblijven. Op een dag was ze dood en dat was het dan. Maar zo werkte het gelukkig niet. Bij mij niet althans, want ze is altijd bij me gebleven. Bij mij gaan mensen blijkbaar niet zomaar dood. Eigenwijs als ik nu eenmaal ben. Maar ik heb het wel gemist de grootse dingen uit het leven met haar te kunnen delen. Maar uiteindelijk kwam het dus goed. Zomaar, op een dag. Toen we elkaar tegenkwamen in de hemel. We spraken over van alles en nog wat. En ze had geen mening. Behalve als ik hoopte dat ze die wel had. Ik kreeg de kans te laten zien wat ik haar moest laten zien. Ik deed mijn verhaal en alles was weer zoals het was. Het was het gevoel van thuiskomen. Het gevoel van een onvoorwaardelijk welkom. We aten kaasblokjes en lieten daarna beiden geen traan meer. Ze liet me winnen met dammen en alles was weer zoals het hoorde. En ik wist dat ik eindelijk weer thuis was.
We liepen naar de kamer en ze ging zitten op haar vaste stoel die ik nog zo goed kende. Ik nam tegenover haar plaats op een versie die op Marktplaats misschien nog geen vijf euro zou opbrengen, maar voor mij van onschatbare waarde was. Toen ik de kamer rondkeek was het één groot feest van herkenning. De stomste dingen, op de vensterbanken of op de kasten, leken plots de mooiste objecten ooit gemaakt. Ik snoof de geur op van de kamer en het voelde als thuiskomen. Ik was jaren op pad geweest, was overal geweest waar je maar kon komen, en nu was ik blijkbaar ineens weer thuis. Kent u het ware gevoel van thuiskomen na een lange en vermoeiende reis? Een totaal verregende vakantie of een aantal weken in een rumoerig hotel ergens in den vreemde en dan het moment dat je plaatsneemt in je eigen bed? Dat gevoel.
Ik was weer een jaar of acht en zat tegenover mijn oma op zomaar een zaterdagavond. Op het tafeltje tussen ons in stond een bord met kaasblokjes . Sommigen voorzien van een stukje ananas, andere gewoon zoals blokjes kaas waren bedoeld. Na een korte stilte vroeg ze me hoe het mij was vergaan. Of de tijd me had gebracht waar ik zo op hoopte. Ik had haar graag willen vermaken met een prachtverhaal over het verloop van mijn leven. Hoe soepel het allemaal was verlopen en hoe blij en gelukkig ik was geweest. Maar het lukte me niet. Tegen haar kon ik niet liegen. Ik vertelde mijn verhaal en ze luisterde aandachtig. Zelfs als er soms even een stilte in mijn betoog viel, zei ze niets. Ze veroordeelde me niet, maar luisterde gewoon. Soms reikte ze me het bordje met kaasblokjes aan. Soms liet ze gewoon een glimlach zien of knikte ze even.
Ik liet haar de foto’s van mijn kinderen zien. Ze nam ze van mij aan een keek er met volle aandacht naar. Het schoot me door mijn hoofd dat dit het moment was dat ze vaak moest huilen. Zittend in haar stoel, kijkend naar foto’s uit haar verleden. Hoe bang ik als kind was geweest dat ze haar tranen zou laten. Hoe ik dan mijn best deed het niet te zien. Maar dit keer was ik het. Dit keer kwamen bij mij de tranen. Van geluk. Omdat ik nu eindelijk de kans had gekregen haar te vertellen hoe het verder was gegaan, na de dag dat ze er ineens niet meer was. Omdat haar ik al die jaren zo veel had willen zeggen, zoveel had willen laten zien. Ik haar al die tijd zo nodig had gehad. En nu zat ze daar, in die stoel van haar, kijkend naar de lachende gezichten van mijn eigen kinderen. En ze lachte terug. Was zichtbaar trots. Mooier kun je echt niet thuiskomen.
Dingen zijn zoals ze zijn. Dingen gaan zoals ze gaan. In de meeste gevallen kun je daar niets aan veranderen. Ik heb ooit een vrouw gekend die me tot mijn laatste dag zal bijblijven. Op een dag was ze dood en dat was het dan. Maar zo werkte het gelukkig niet. Bij mij niet althans, want ze is altijd bij me gebleven. Bij mij gaan mensen blijkbaar niet zomaar dood. Eigenwijs als ik nu eenmaal ben. Maar ik heb het wel gemist de grootse dingen uit het leven met haar te kunnen delen. Maar uiteindelijk kwam het dus goed. Zomaar, op een dag. Toen we elkaar tegenkwamen in de hemel. We spraken over van alles en nog wat. En ze had geen mening. Behalve als ik hoopte dat ze die wel had. Ik kreeg de kans te laten zien wat ik haar moest laten zien. Ik deed mijn verhaal en alles was weer zoals het was. Het was het gevoel van thuiskomen. Het gevoel van een onvoorwaardelijk welkom. We aten kaasblokjes en lieten daarna beiden geen traan meer. Ze liet me winnen met dammen en alles was weer zoals het hoorde. En ik wist dat ik eindelijk weer thuis was.
donderdag 18 november 2010
Selectief Geheugen..
Waarom kan ik bij mijn auto op de parkeerplaats aankomen, om pas daar tot de conclusie te komen dat ik mijn sleutels ben vergeten? En waarom loop ik dan vol goede moed terug naar de voordeur van mijn huis, terwijl ik niet naar binnen kan omdat mijn sleutels van de auto nu eenmaal al jaren aan dezelfde bos zitten als die van mijn huis? Waarom vergeet ik dat? Waarom kan ik maar niet onthouden wanneer de mensen die belangrijk voor me zijn hun verjaardag vieren? Waarom denk ik er niet aan ze te bellen, nadat ik erachter ben gekomen dat ik ze ben vergeten? Waarom vergeet ik de mooie dingen en hou ik mij voornamelijk bezig met de tijden die niet zo geweldig waren? Waarom vergeet ik de afspraak met mijzelf dit niet meer te doen?
Waarom vergeet ik sowieso alle afspraken die ik maak? Ieder jaar koop ik weer een nieuwe agenda, maar er is er geen één die na half januari ooit nog is opengelagen. Gewoon, omdat ik zelfs dat vergeet. Ik raak hem kwijt of denk er gewoon niet aan. Raar toch? Heel soms is er een vreemd soort, bijna zeurend gevoel dat ik iets aan het vergeten ben. Ik probeer me dan altijd echt wel te bedenken wat dat zou kunnen zijn. Maar het heeft zelden nut. Ik ben altijd te laat om te achterhalen waar dat gevoel nou eigenlijk vandaan kwam. Uiteindelijk stel ik dus altijd wel iemand teleur. Of heb ik mijzelf weer eens onthouden van iets waar ik blijkbaar ooit een moment naar heb uitgekeken. Anders zou ik die afspraak niet hebben gemaakt. Toch?
Waarom denk ik er nooit aan te reageren op mail, sms-jes en andere sociale tekenen van leven vanaf de buitenwereld? Wetende dat ik mijzelf zo neerzet als botte boer en arrogant bovendien. Waarom vergeet ik dat? Dat is toch vreemd? Maar oké; stel nou dat ik gewoon een verschrikkelijk slecht geheugen heb. Dat ik er echt allemaal niets aan kan doen. Waarom vergeet ik gister dan niet, en ben ik gewoon blij met de dag van vandaag? De Dag Dat Alles Anders Is. Waarom blijf ik hangen in onvrede over dingen die ooit zijn geweest? Staan bepaalde woorden uit het verleden mij bij, alsof ze mij slechts minuten geleden nog zijn toegeschreeuwd? Laat me dat dan ook gewoon vergeten. Stop het selectieve gezemel. Laat vandaag gewoon vandaag zijn. De dag dat ik u vergeet terug te mailen en uw verjaardag oversla. Als een botte boer, maar altijd met de beste bedoelingen.
donderdag 15 juli 2010
Geen Halve Maatregelen..
Het is een boze droom. Zo eentje waar je wakker van schrikt
en het nog even duurt voor je beseft wat er is gebeurd. Nee, sterker, zo een
die je een enorme opluchting verschaft zodra het besef begint te komen dat je
wakker bent en alles wat zojuist is voorgevallen niet echt is geweest. Langzaam
maakt angst en verdriet plaats voor blijdschap. Het onbehagelijke gevoel blijft
nog even hangen, maar ebt weg. Nog voor de wekker gaat is alles vergeten. Nou
ja, alles. Flarden aan herinneringen blijven wat plagen en zeuren. Dromen
kunnen afschrikwekkend zijn. De dag haar glans afnemen. Ken je dat gevoel? Ik wel. Ik kende het maar
al te goed. Maar bij mij bleven ze dan ook niet beperkt tot de nachtelijke
uurtjes.
Het is een nare gedachte. Zo eentje waar je van schrikt.
Plots zie je dingen voor je die je helemaal niet wilt zien. De geest bakt en
braadt scenario’s alsof het haar een lieve lust is. Ze neemt haar vrijheid om
je de akeligste dingen te laten denken. Veelal op momenten dat je even alleen
met haar bent. Of wanneer er ook maar de kleinste aanleiding lijkt te zijn. Het ene doomscenario na het
ander passeert de Revue van Verwarring. Je wilt aan iets anders denken, maar ze
heeft je in een houtgreep. En uiteindelijk stopt je wakkere ik met ontkennen,
maar gaat het op zoek naar bevestiging van geponeerde stellingen. Vol
wantrouwen, een zwellend gevoel van woede en allesverwoestende wraakzucht. Om
niks dus. Maar zo rollen nare gedachtes. Zo houdt je geest je voor de gek.
Inmiddels kan ik mij er niets meer bij voorstellen..
Er zijn geen nare dromen meer. Ik word er in elk geval niet meer van wakker. Ik verdenk je er weleens van dat jij dat regelt. Nog voordat ze hun ding kunnen doen verjaag je ze. Misschien kom je dan iets dichter tegen me aan liggen. Of kunnen boze dromen gewoon niet tegen je vingertoppen, die zachtjes mijn rug beroeren. Nare gedachten zijn al even kansloos. Ik ben namelijk nooit meer alleen met ze. Omdat jij altijd bij me bent, ook als dat niet zo is. Je hebt plaatsgenomen in mijn hoofd. Zwaar bewapend met zorgzaamheid en liefde pleeg je regelrechte massamoord op elke gedachte met verkeerde bedoelingen. Ik heb ook een wapen. Vertrouwen. En samen gaan we zo voor de ultieme genocide. Geen halve maatregelen. Ik ben van nut en belangrijk. Omdat ik nu eenmaal ben wie ik ben. Ik heb geen hang naar geluk meer. Ik ben het. Als de zon ondergaat pak je mijn hand. We glimlachen. En kijken uit naar de dag van morgen. Iedere dag weer.
donderdag 13 mei 2010
De Persoonlijke Chaos..
In principe ruim ik mijn huis alleen nog maar op als ik weet
dat ik visite krijg. Het is inmiddels een onbeschrijfelijke bende hier. Deels
is dit luiheid, deels tijdgebrek. Zou ik hier namelijk al te veel tijd en
aandacht aan besteden komt mijn luiheid in gevaar. In het leven is het een
kwestie van keuzes maken. Toch schaam ik mij ook wel een beetje hoe ik er bij
zit. Vandaar dat ik meestal hard aan de gang ga als er bezoek komt. Ik heb toen
zelfs wel eens iemand horen zeggen dat ik zo’n keurige jongeman was.
Complimenten kreeg ik. En was iedereen maar behept met het
verantwoordelijkheidsgevoel wat ik had. Nou, dikke vinger dus. Als ik hier na
een dag weg werken weer binnenstap, vraag ik mij altijd weer af hoe een mens zo
kan leven. Naja, zo dus.
Overal in huis staat en ligt rotzooi. Van lege bierblikjes,
idem flessen wijn, oud papier, kleding, afwas en voedselresten tot aan dode
planten, glas, sloophout, ongebruikte monitors en braaksel. Ja, dat laatste is
inderdaad niet fris. Maar dat was dan ook meer experimenteel. Het is me
namelijk een keer opgevallen dat dergelijk spul zichzelf op lijkt te lossen.
Eerst droogt het op en daarna vindt er een soort van verpulvering plaats. Toen
ik laatst hier in de kamer over mijn nek ging -Mijn hemel, wat een avond; zeg
niet dat in je eentje zitten zuipen niet gezellig kan zijn- besloot ik het te
laten liggen om te zien wat er zou gebeuren. Gewoon, een gezonde hang naar
nieuwsgierigheid. En de resultaten zouden uiteindelijk nog wel eens
spectaculair kunnen zijn. Niemand schept er tenslotte genoegen in dat soort
zooi op te moeten ruimen. Hoeft niet meer. Gewoon laten liggen, zo blijkt nu.
Tijd is alles.
Als het echt te gek dreigt te worden, haal ik nog wel eens
een washandje over de wc bril of werk daar de ergste troep een beetje weg met
mijn sok. Logisch dus dat ik regelmatig in de wasbak zeik. Toch een stuk
frisser aangezicht dan zo’n aangekoekt duoblok. Hoewel het soms ook bijna een
soort van uitdaging kan zijn sommige restanten weg te urineren. Wat je weleens
ziet in openbare toiletten is zo’n vliegje in het midden van de pot. Ik heb,
mits de fantasie een beetje gebruikt, een complete dierentuin aan het glazuur
geplakt zitten. Mijn slaapkamer is helemaal een verhaal apart. Daar kreeg ik
toch al nooit visite, dus wat daar aan de hand is laat zich inmiddels helemaal
niet meer beschrijven. En die lucht; zelfs voor mij blijft het elke keer weer
wennen. Ik zou een middelgroot Afrikaans land kunnen voorzien van allerlei
ongewassen kleding, als ze het tenminste bij de grens niet zouden weigeren. Wat
een troep, wat een chaos.
Ik heb geen idee hoe dit zal eindigen. Ik kan alleen maar
hopen dat ik niet op een dag op tv kom. U kent die programma’s wel; komen ze
met een mannetje of dertig je huis opruimen, onderwijl allerlei verbaasde en afkeurende
kreten slakende. Dan kom ik in beeld en moet ik vertellen hoe het zo is
gekomen. En dat kan ik niet. Ik kan toch niet toegeven dat ik lui ben maar bovendien
nooit visite krijg? De vernedering zou compleet zijn. Onoverkomelijk pijnlijk.
Soms speel ik wel eens met de gedachte op te gaan ruimen. Een soort van grote
schoonmaak te houden. Net te doen of ik morgen bezoek krijg. Maar dat is maar
heel soms. En komt er nooit van. Nu vraag ik mij vooral af wat er zou gebeuren
als ik op de eettafel mijn behoefte doe. Zou het drogen? Verpulveren? Zichzelf
uiteindelijk oplossen? Ik waag het erop. Gezonde nieuwsgierigheid. Kom gerust
een keer langs. Maar wel eerst even bellen.
maandag 10 mei 2010
Het Onvermijdelijke Afsluiten..
Zwijgend liep hij door de lange gang van herinneringen. Hij sloot de kleine houten luikjes waarachter zich de symbolen van voorheen bevonden. Opgeborgen in de uitsparingen, met veel moeite gebikt in het harde steen van de massieve wanden, van die lange gang. Het was er donker en koud. En hoe meer luikjes hij sloot, hoe meer herinneringen hij aan het oog onttrok en hoe donkerder het werd. Omdat de kleine openingen een zeker licht hadden weten uit te stralen. Of was het hoop geweest? Hij wist het niet en rilde even van de kou. Het was vochtig en kil, daar diep in de kern van zijn gedachten.
Het was triest te moeten constateren dat deze laatste wandeling, langs de mooie dingen van voorheen, hem nu nogal afstandelijk en leeg voorkwamen. Dat het blijkbaar toch mogelijk was geweest hem zover te krijgen dat uiteindelijk niets er meer toe deed. Hij, die nooit opgaf en altijd het goede leek te blijven zien, sloot de houten luikjes. Met een verbittering die hem, tot dan toe, volledig vreemd was geweest. Al die moeite bij het opbouwen van deze herinneringen; nu verworden tot slechts een simpel besef dat alles voor niets was geweest. Omdat tegen onredelijkheid nu eenmaal geen wapens bestaan.
Zwijgend liep hij door de lange gang van zijn herinneringen en keek mistroostig naar wat zich in de ruim uitgehouwen gaten in de stenen wand bevond. Om daarna zorgvuldig de deurtjes te sluiten. Met pijn in zijn hart, omdat hij het zich ooit allemaal anders had voorgesteld. Maar misschien vooral omdat hij teleurgesteld was. In haar, die deel uitmaakte van herinneringen die blijvend hadden moeten zijn. Maar hij was uiteindelijk voor haar de moeite niet waard geweest. Moest hij dan nog blijven proberen? Nadat hij het laatste luikje sloot, liep hij door naar het licht aan het einde van de gang. Het leek verder dan ooit. Maar vooral nog leek alles nu ineens zonder doel.
maandag 12 april 2010
De Contactuele Vraag..
Is het erg om contactgestoord te zijn? Ik durf het eigenlijk
niemand te vragen. Het is ook niet zomaar een vraag die je zomaar in de groep
gooit natuurlijk. Mensen zouden er dingen van kunnen denken. En dat wil je
niet. Nou zou je er een verhaal omheen kunnen breien. Dat je een vriend hebt
die mensenschuw denkt te zijn. En die vroeg zich dan af of dat erg was. Zoiets.
Maar hoeveel vrienden heeft een contactgestoorde? Precies. De kans door de mand
te vallen is dan evengoed nog betrekkelijk groot. Ik vraag het mij dus niet
hardop af, maar gooi bij deze zomaar even een balletje op. Dat is heel wat
anders. Bovendien komt dit verhaal van een blog waar niets waar is. Dus dat kan
dan best. Misschien komen we samen tot een antwoord. Gewoon, even leuk samen
dingen doen op een doordeweekse dag. Ik ben gek op samen dingen doen. Ik kan het
niet genoeg benadrukken.
Mijn eerste gedachte is dat je het, als volwassen
eenkennige, eigenlijk helemaal niet zo slecht hebt. Je ziet weinig mensen en de
kans dat je in gezeur, gezemel en conflictsituaties terecht komt is zodoende
minimaal. Je hoeft niet met gepaste tegenzin allerlei verjaardagen af te lopen.
En je zult maar zelden worden gevraagd om de helpende hand te bieden bij een
verhuizing of klusactiviteiten waar je toch alleen maar moe van kan worden.
Nooit hoef je te doen alsof je niet thuis bent als de bel gaat, want de bel
gaat niet. Telefoonkosten zijn laag, je komt zelfs een heel end met zo’n
prepaid ding. En als je bier in huis haalt weet je zeker dat het voor jezelf
is. En dat je niet, naarmate de avond vordert en de drinkende visite van geen
wijken lijkt te weten, blikjes hoeft te verstoppen. Kerstkaarten die je niet
krijgt hoef je niet weg te gooien en idem dito met allerlei verjaardagsmeuk.
We willen toch allemaal tijd voor onszelf? Als
contactgestoorde heb je tijd voor jezelf. Niemand heeft toch zin in drukte aan
zijn hoofd? Als ‘ietwat teruggetrokken type’ heb je alle rust die je maar kunt
wensen. Is het dus erg om contactgestoord te zijn? Is het erg om je slecht
thuis te voelen met allerlei volk om je heen? Lieden die ouwehoeren over de technische
specificaties van auto’s, hypotheken en de voortgang van de kinders. En die het
na zoveel jaar nog steeds grappig vinden ‘balkellende’ in plaats van
‘Balkenende’ te zeggen, als zij hun gal spuien over de politieke situatie in
Nederland? Nee he, niet echt. Is het dus erg om liever niet al te veel mensen
te zien? Ik denk van niet. Soms wat eenzaam misschien, maar zo hebben we
allemaal wel wat. Weet u, ik zal het doorgeven aan die vriend van me. Denk dat
hij er wel blij mee is. En wedden dat hij er een biertje op doet? In alle rust
en zonder gezeur. Bedankt. Namens hem. Uiteraard.
zaterdag 10 april 2010
vrijdag 9 april 2010
De Vrolijke Metgezel..
Net op het moment dat alles goed lijkt te gaan, er niets meer te klagen is, er zich geen oneffenheden meer op het pad des leven lijken te bevinden, gaat het vaak mis. Jammer is dat toch. Je kunt hoog of laag springen, maar dit zijn nu eenmaal de wetten van het leven. En iedereen komt een keer aan de beurt, vergis u niet. Aan niemand gaat het noodlot helemaal voorbij. Aan persoonlijke porties leed, de grootte daarvan kan overigens behoorlijk variëren, ontkomt uiteindelijk geen mens. En mij dus ook niet. Met goede moed en enthousiasme ving ik deze week aan. Mij kon niets gebeuren. Maar u raad het al he? Precies, het ging mis; sinds enkele dagen loop in rond met een enorme pukkel op mijn kin.
Plots was hij daar. Groot, rood en alle aandacht opeisend. Vraag me niet waar dat kreng ineens vandaan kwam. Hij was er gewoon. Toen ik in de spiegel keek -ik meende iets te voelen en wilde daar wel eens het mijne van weten- bleek de omvang ronduit schokkend. Mijn god nog aan toe zeg, en zoiets groeit dan gewoon uit je gezicht. Dat is toch bijna eng? Een pukkel op je kin ter grootte van, wat zal ik zeggen, een volwassen knikker. Niet dat ik zo ijdel ben, maar geloof mij maar dat je leven er dan ineens heel anders uitziet. En stel dat er haar uit gaat groeien? Of als hij nooit meer weg wilt? Blij is met de gevonden stek. Tevreden met zijn uitzicht op deze, voor hem, volledig nieuwe wereld? Slechts enkele van de vragen die mij direct door het hoofd schoten.
U begrijpt dat de eerste reactie er één is van paniek. Ondanks dat er geen sprake was van een gele stip in het centrum van de rode uitstulping, zette ik het op een knijpen alsof mijn leven ervan afhing. Wat in feite natuurlijk ook zo was, want wie in godsnaam zou er willen leven met een soort van verkeersbord op zijn porum? Het resultaat was gruwelijk. Hij werd nog roder en nog groter. Leek voor zijn pukkelleven te vechten. Niks geen gespat van gele rommel tegen de spiegel, normaliter het teken aan de winnende hand te zijn. Rood ging daarna sierlijk over in paars. En het kleurenpallet als geheel, nam onderhand enkele vierkante centimeters in beslag. En verrek zeg, het deed nog pijn ook.
Sinds enkele dagen ziet mijn leven er heel anders uit. Mensen praten niet meer tegen mij, maar tegen een enorme pukkel op mijn kin. Niet bewust. Niet omdat ze dat zo graag willen. Maar ze kunnen niet anders. Ik zie hoe ze me geforceerd aan proberen te kijken als ik met ze in gesprek ben, maar ik zie ook hoe hun ogen afdwalen. Soms vinden ze nog heel even de kracht om het rode gespuis te negeren, kijken ze me weer heel even in de ogen, maar het is nooit voor lang. Ze kunnen niet anders. Ze moeten wel. Mijn rode metgezel is nu eenmaal niet te negeren. Sommigen vragen voorzichtig wat ik daar op mijn kin heb, anderen doen er wijselijk het zwijgen toe. Ik weet trouwens niet wat erger is. Als ik ga slapen wens ik hem welterusten en hij mij misschien wel. Ik stiekem hopende dat morgen alles anders is. Dat hij blij is met zijn bestaan. Geluk duurt namelijk nooit lang. Ik kan het voor nu alleen maar hopen.
zaterdag 16 januari 2010
Het Grote Voornemen..
Ik heb behoorlijk vastomlijnde plannen als het gaat om mijn volgende leven. Gewoon, omdat ik in dit leven goed heb opgelet en simpelweg de eis bij mijzelf heb neergelegd het straks anders te gaan doen. Zo heb ik nu alvast de keuze gemaakt met wie ik uiteindelijk mijn leven ga delen. In dit leven heb ik geleerd dat ik wat te laat was. Zij, die in feite niets meer of minder is dan een vrouwelijke uitvoering van wie ik nu zelf ben, moet ik dan absoluut zien te strikken. Het is geweldig aan een half woord genoeg te hebben. Alleen al daarmee, ga ik mezelf in mijn volgende leven verschrikkelijk veel tijd besparen. En frustraties, inderdaad. In mijn volgende leven ben ik er dus als de kippen bij. Ik help haar in de zandbak, trek aan haar vlechtjes, maar zal van het begin af aan dondersgoed weten waar ik mee bezig ben.
Ik ga haar laten zien wie ik ben. Ik ga zorgen dat ze niet om me heen kan. Ze zal van mij houden zoals ik in dit leven heb gedacht dat ik van haar zou kunnen houden. Ik deed het niet omdat ik te laat was, maar daar heb ik dus van geleerd. Dat gaat me geen tweede keer gebeuren, laat ik het zo zeggen. Vanaf het begin zal ik er zijn en aan mij de nobele taak te zorgen dat dit in mijn volgende leven altijd zo zal blijven. Gebruikmakend van voorkennis. Of dit nou eerlijk is of niet. Uiteindelijk zal ze mij de hand reiken. Definitief. We gaan samen jong worden en na verloop van tijd heel erg oud. Maar altijd samen en altijd met genoeg aan een half woord. Woorden als ‘gecompliceerd, ingewikkeld, moeilijk’ en ‘twijfel’ zullen ons volledig vreemd zijn. Omdat dit een eis was, gesteld aan mijn volgende leven, en ik handig heb ingespeeld op de omstandigheden. En, eerlijk is eerlijk, omdat we ook dan min of meer hetzelfde zijn.
In mijn volgende leven zal ik zonder enige twijfel gelukkig zijn. Ik zal haar volgen en altijd precies weten wat mij te doen staat. Terwijl ik plagerig aan haar vlechtjes trek zal ze me langzaam begeleiden naar de leeftijd en het moment dat simpele speelsheid niet meer past. Het moment dat ik haar vlechtjes moet loslaten, om haar hand de mijne te kunnen laten pakken. Eens zullen we elkaar aankijken en blijken woorden niet meer nodig te zijn. Geen hele woorden althans. Alle kennis en ervaring opgedaan in dit leven zal effectief en nuttig blijken te zijn voor het leven wat mij wacht. Wat óns wacht. Samen zetten we ambities en dromen om in pure werkelijkheid. Bij twijfel kunnen we altijd omkijken naar dat maatje, wie daar staat te wachten om dat laatste zetje in de goede richting te geven. Steunend op elkaar, met als fundering een rotsvast vertrouwen. Ik heb behoorlijk vastomlijnde plannen als het gaat om mijn volgende leven. Zie ik je daar dus? Dan laat ik je nu, en zie ik je straks. Straks, als het leven eindelijk écht begint.
Abonneren op:
Posts (Atom)