zondag 22 juli 2012

De Keukenla.. Deel 14 (Slot)

Dingen zijn zoals ze zijn, hoewel we geneigd zijn hier maar al te graag onze eigen visie op te hebben. Niet om het goed te praten, maar wel om het anders te laten zijn dan het is. Het is eenvoudig te stellen dat je niet bang bent voor het onbekende. Dit om de doodsimpele reden dat slechts bestaat, wat jou bekend is. Het is niet meer dan een loze bescherming. Jezelf voor de gek houden. Vaak zelfs bewust en dus tegen beter weten in. God bestaat niet omdat het wetenschappelijk nooit bewezen is, de gang van zaken in onze wereld niet bepaald pleit voor zijn bestaan en omdat geen mens hem ooit heeft gezien. En dus hoef je niet bang te zijn. Ditzelfde gaat op voor de duivel, zwarte allesvernietigende wolken, monsters en aanverwante verzinsels. Wat je niet ziet is er niet. Probeer niet alles te zien. Tot de dag dat je niet anders kunt, omdat dat wat niet bestaat, zich ineens toch aan je opdringt. Het is het moment dat je beseft dat jouw visie de verkeerde blijkt te zijn geweest. Vanaf dan is er, spijtig genoeg, geen weg meer terug.

Hoewel het kleine legertje aan aanwezige rechercheurs en agenten stuk voor stuk wel wat waren gewend, werd die koude ochtend menig wenkbrauw gefronst. De eerste twee agenten die ter plekke kwamen, gewaarschuwd door de buren dat een buitendeur al een aantal dagen wijd open stond en de bewoner van het pand al een dikke twee weken niet was gezien, kregen in elk geval de schrik van hun leven. Nee, het was zeker geen prettig gezicht geweest, laat staan alledaags. De stank van oude koffie leek zich direct al ergens diep in hun neus te huisvesten. Verder was er die geur van natte en rottende aarde. (Ja, was dat het inderdaad?) En natuurlijk van een aangevreten lijk -men had zelfs een aantal katten het pand uit moeten schoppen- wat een week of wat de tijd had gehad, de ontbinding aan te vangen. De lege oogkassen van het lijk hadden het aankijken niet verleerd; Het zwart leek je te volgen, waar in de keuken je ook plaatsnam. En natuurlijk was het sowieso een minder prettig aangezicht; Dat van een ondergekotste vent met een afgerukte onderarm.

Men was die hele ochtend druk in de weer. Er werden foto’s gemaakt en studie van wat er zoal gebeurt zou kunnen zijn. Men deed lacherig, maar geen mens repte over het knagende onheilspellende gevoel wat er, naast de stank en raadsels, in de ruimte hing. Wel zou men nog maanden daarna tevergeefs zoeken naar oplossingen en verklaringen. Zoeken dus in de verkeerde richting, omdat wat je denkt dat niet bestaat, er nu eenmaal niet is. Geen God. Geen Duivel. Toen het lijk was afgevoerd, de boel zo goed en zo kwaad als dat had gekund was opgeruimd, haakte de één na de andere diender geleidelijk af. Op weg naar daar, waar de plicht hen riep of terug naar het bureau, om aan de gang te gaan met al wat hier was vergaard. Vlak voor hij en zijn collega als laatste weg wilden gaan, ging zijn mobieltje over. Hij nam op en wenkte zijn maat alvast te gaan, wetende dat zijn vriendin nog wel eens lang van stof was, en weinig boodschap had aan het feit of hij wel of niet met zijn werk bezig was. Verveeld hoorde hij haar aan en zijn ogen dwaalden achteloos door de keuken. Tot zijn blik viel op twee lepels en een kunststof vork, achtergelaten op het keukenblad. Met één hand schoof hij ze spelenderwijs naar de rand van het blad en trok de lade direct daaronder open. Verbaasd en verschrikt keek hij om naar de buitendeur, die zich plots met een harde klap had gesloten.