Toen hij even later weer geheel was bijgekomen, deed alles hem pijn. Zelfs ondanks het feit dat hij het nog niet had aangedurfd zich te bewegen. Ook wist hij direct waar hij was en wat er aan de hand leek te zijn, hoewel hij dat laatste niet uit had kunnen leggen. Simpelweg omdat het niet uit te leggen was. Dat iets eenvoudigs als een keukenla een brug zou kunnen vormen naar een bron van ellende, waar op zich al geen beschrijving voor bestond. Gaandeweg begon hij dan ook meer te twijfelen aan zijn eigen verstand dan aan de gebeurtenissen op zich. Waarom zag hij beelden voor zich van zichzelf, met een hoofd waar een groot deel van miste? Waarom keek hij iemand aan die hijzelf was, maar dan toch anders? Die niet dood kon, terwijl het verlangen daarnaar blijkbaar zo groot was geweest. Waarom keek hij recht in het verdriet van iemand waar hij zo veel om gaf? En waarom voelde het alsof hij niet bij machte was geweest een helpende hand te reiken, op het moment dat het zo ontzettend nodig was geweest?
Hij staakte het stellen van vragen waar toch geen antwoorden op leken te zijn en probeerde op te staan. Zijn handen klemden zich aan het beuken keukenblad en langzaam trok hij zich op. Zijn benen lieten duidelijk merken het niet eens te zijn met deze gang van zaken en weigerden hun medewerking. Met alle kracht die hij had, trok hij zich op aan het blad, tot hij min of meer rechtop stond. Zijn hoofd bonkte en slikken was een ware martelgang. Met één oog had hij slechts beperkt zicht, omdat vers en licht opgedroogd bloed aan die kant van zijn gezicht hun eigen strijd voerden. Hij keek naar twee lepels en een kunststof vork. Hij keek naar een verfrommelde theedoek die daar vlak in de buurt lag. Hij rook de koffie afkomstig uit het apparaat wat elders in de keuken nog dapper stond te pruttelen. Hij hoorde Cash, hoewel het duidelijk geen nummer was wat hij mee zou kunnen zingen. Hij luisterde naar zijn eigen binnensmonds gevloek, dat betrekking had op zijn pijn en de machteloosheid de situatie naar zijn hand te zetten. En hij keek naar de keukenla die inmiddels verre van hermetisch was afgesloten. En hij ademde licht de geur in, die inmiddels synoniem stond aan ware gruwel.
Met zijn linker elleboog steunend op het keukenblad, duwde hij met zijn rechterhand tegen het front van de lade. Het resultaat was een angstaanjagende kreet uit de zwarte streep die de opening van de la kenmerkte. Hij duwde nog iets harder, maar het resultaat was vergelijkbaar aan die van zijn eerste poging. Hij wendde zijn hoofd even af om de stank te ontwijken, maar zonder desgewenst resultaat. Hij deed moeizaam een paar stappen naar rechts, zodat hij zowel zijn lichaam als zijn beide handen kon gebruiken de la dicht te duwen. De verdediging bestond dit keer echter uit pure tegendruk. Hoe meer kracht hij uitoefende om de lade te sluiten, hoe breder de zwarte streep werd. En hoe onhoudbaarder de stank en hoe minder te verdragen het verschrikkelijke geschreeuw. De roep om hulp aan hem, die zichzelf in zijn droom niet eens had kunnen helpen. Met beide handen duwde hij nu tegen de la aan, zijn complete lichaamsgewicht als back up in de strijd geworpen. Maar met geen enkel resultaat. Het was nog slechts een kwestie van tijd voor hij zich definitief gewonnen zou moeten geven. Dit alles waren slechts de laatste stuiptrekkingen van iemand die in pure doodsnood verkeerde. Het ingaan van de allerlaatste fase van een leven. Vanaf nu was er echt geen ontkomen meer aan. Hij ging dood. Hoe hard hij ook duwde.