zaterdag 21 juli 2012

De Keukenla.. Deel 13

Ineens wist hij dat het nu nog slechts om luttele minuten ging. Dat dit het was. Hij kon opeens ook beamen dat mensen vlak voor hun dood, als een soort van film, hun leven overzagen. Hij zag het namelijk ook. Het was een film waar nog zo vreselijk veel aan toe te voegen was geweest, die nog zoveel wendingen had kunnen krijgen. Al zijn plannen, voornemens en ideeën. Wat hij zag, was in feite slechts een preview als het aan hem had gelegen, maar het lag allang niet meer aan hem. Hij kon nog tegenstribbelen. Hij kon nog proberen de boel wat te rekken. De film nog iets langer te maken. Maar het ging nog slechts om minuten. Hij was nu de hoofdrolspeler in een verhaal over een te voeren strijd, die niet te winnen was. Het is onmogelijk te vechten tegen zoiets dodelijks. Alleen al om de eenvoudige reden, dat je niet kunt vechten tegen iets dat niet bestaat. Althans, niet binnen het kader waarin hij tot nu toe had gedacht, wat er zoal wel en niet kon bestaan.

De trekkracht aan zijn arm werd langzaam opgevoerd. De pijn was niet meer in woorden te omschrijven, maar kon maar al te goed van zijn gezicht worden afgelezen. Grote bange ogen en opgezette aders op zijn voorhoofd, vol zweet en oud bloed. Opgedroogd braaksel rond zijn mond werd langzaam verdreven door schuimend slijm. Hij gilde het uit van de pijn en vroeg zich in een kort helder moment af, waarom niemand hem hoorde. Waarom niemand op de buitenzijde van de deur stond te bonken en hem met gepast geweld probeerde te bereiken. Dieper werd zijn arm de bodemloze lade ingetrokken, steeds dieper tot zijn oksel pijnlijk op de rand van de la ruste en hij in principe niet verder naar beneden kon. Zijn vrije hand had inmiddels niets anders kunnen doen dan het greepje van de kast, zijn laatste tastbare binding met deze wereld, los te laten. De klauw bleef volharden in zijn streven hem zíjn wereld in te trekken. Het leek er op dat inmiddels al zijn nagels het bot van zijn nieuwste slachtoffer hadden bereikt.

Toen hij voelde hoe het vel en vlees van zijn bot gestroopt leek te worden, en in feite zijn onderarm langzaam van zijn lichaam werd gescheiden, was hij niet meer in staat om ook maar enig geluid te maken. Hij onderging de tergende pijn en langzaam leek alles om hem heen te verdwijnen. De stank, de kreten van hen die hem voor waren gegaan. Het zicht op een zwarte massa die door de ruimte trok op zoek naar iets om op te slokken en mee te nemen naar een wereld die nooit had mogen bestaan. En tenslotte ook zijn eigen, niet te dragen leed. Zijn ontzetting. Het gevoel van eenzaamheid -afzondering, verlatenheid- dat zijn leven die laatste minuten zo gekenmerkt had. Nu de klauwen geen houvast meer hadden aan de rest van zijn lichaam, omdat zijn arm vlak onder zijn elleboog ophield te bestaan, viel hij achterover op de keukenvloer. Even bleef hij stil liggen, tot de zwarte wolk via zijn neus en mond zijn lichaam binnendrong, en hij bij wijze van protest nog even vreemd ogende ongecontroleerde bewegingen maakte, alsof onzichtbare doktoren middels een defibrillator de laatste wanhopige pogingen deden hem nog terug te halen.