woensdag 18 juli 2012

De Keukenla.. Deel 10

De verbazing en afschuw was van zijn gezicht af te lezen. Met een doffe dreun was de brandblusser tegen het raam aangeklapt en zeker drie meter de keuken in teruggestuiterd. Het glas had zelfs niet bewogen. Geen millimeter. Geen blusje, geen ster. Niets te zien van een aanvaring met het zware metaal. Laat staan dus dat er een opening was ontstaan die zijn leven had kunnen redden. Het was op dit moment dat hij het op een paniekerig schreeuwen zette. Hij zakte door zijn benen en landde op zijn knieën wat hem kwam te staan op een nieuwe, zeer hevige pijnscheut. Even raakte hij volledig buiten zinnen. Hij greep naar zijn hoofd, kneep zijn ogen dicht en schreeuwde. Hij huilde. Huilde als een klein kind dat zojuist wakker was geworden uit een waanzinnig gruwelijke droom, die hij de rest van zijn leven niet meer zou vergeten.

Met een snelle, bijna dierlijke beweging draaide hij zijn hoofd om en keek naar de la waarvan de opening inmiddels behoorlijk groter was geworden. Het ondefinieerbare zwart zocht zijn weg en de angstige stemmen namen wederom de overhand in zijn denken. Hij kokhalsde even en voelde weer volop die pijn in zijn maag. Moeizaam kwam hij weer in beweging en sleepte zich naar de brandblusser die enkele meters verderop lag. Hoewel het een absurd idee leek, had hij besloten vol in de aanval te gaan. Als vluchten niet mogelijk was, dan maar hard tegen hard. Langzaam maakte angst en paniek plaats voor blinde woede. Hij hoorde van achter de gesloten kamerdeur het gedempte stemgeluid van Johnny Cash en hoewel hij geen idee had om welk nummer het ging, zong hij toch min of meer mee. Met luide, doch zwaar aangeslagen stem. Het deed in elk geval het kinderlijke huilen stoppen en de pijn in zijn lichaam even vergeten.

De weg naar de blusser was kort, maar lang genoeg om onderweg even te moeten stoppen om het allerlaatste beetje inhoud zijn maag uit te kotsen. Het voelde alsof talloze scheermesjes zich via zijn slokdarm een weg naar buiten probeerden te banen. Blijkbaar was zijn maagzuur druk doende deze gang naar de vrijheid aan te vreten. Toen hij de zware brandblusser had bereikt ging hij even zitten en nam het ding in zijn armen. Hij omhelsde het alsof het zijn gele olifant was, die in zijn kinderjaren steevast naast hem in bed had gelegen. En die hem altijd had weten te behoeden voor al het onheil van de wereld. Hij wiegde het ding, en aaide met één hand zachtjes over het metaal, het onderwijl lieve woorden toefluisterend. Weer moest hij huilen. Maar nu zachtjes. Hij drukte het koude metaal dichter tegen zich aan, en vroeg zich af hoe het zou zijn straks niet meer te leven.